Vastgesteld 14 januari 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken behorend bij het wetsvoorstel ter wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Verzamelwet IenW 2020). Deze leden hebben hierover geen verdere vragen of opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hier geen vragen over.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en de begeleidende stukken en hebben hierover een enkele vraag.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Verzamelwet IenW 2020 en bedanken de regering voor het opstellen hiervan. Deze leden onderschrijven het belang van de aanpassing van diverse wetten op het gebied van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Deze leden hebben een aantal vragen over de gevolgen en de toepassing van enkele in het wetsvoorstel opgenomen wijzigingen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende verzamelwet en hebben nog een suggestie voor aanvulling.
Inleiding
De leden van de GroenLinks-fractie hebben geen inhoudelijke vragen bij dit wetsvoorstel. Deze leden vragen de regering wel of er een overzicht gemaakt kan worden waarin duidelijk wordt weergegeven hoe de huidige regels beleidsneutraal worden omgezet naar de nieuwe wet(ten). Dit geldt met name voor het gedeelte dat de Omgevingswet betreft.
Maximale benoemingsduur
De leden van de CDA-fractie delen de visie van de regering dat (her)benoeming van een bestuurder voor een nieuwe termijn alleen mag plaatsvinden bij goed functioneren. Deze leden zien ook voordelen van een bestuurder die voor langere tijd betrokken is bij een organisatie. Het goed kennen van de organisatie en haar uitdagingen zijn vaak nodig om organisaties door transities heen te begeleiden. Deze leden vragen wat de mogelijkheid is van het toevoegen van een derde termijn voor bestuurders van zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) op de beleidsterreinen binnen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Kan de regering deze leden meenemen in de overwegingen en mogelijke voor- en nadelen schetsen? Voorts vragen deze leden de situatie toe te lichten als een bestuurder één termijn in het bestuur zit en daarna voorzitter wordt. Telt dit mee als termijn?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom zij voor het Ministerie van IenW afwijkt van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (zbo), die juist de ruimte geeft om de benoemingstermijnen van zbo’s vrij te laten. Hoe verhouden de Kaderwet zbo en de harmonisatie van de benoemingstermijnen binnen zbo’s op IenW-beleidsterreinen zich tot elkaar?
Artikel I: Onderdeel A
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering middels deze Verzamelwet IenW zaken uit de Omgevingswet corrigeert, terwijl het voortouw bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken ligt?
Artikelen III, VI, VIII onderdelen C en E en Artikel XII
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn net als de Raad van State benieuwd naar de inhoudelijke argumenten: waarom een harmonisatie van benoemingsduur voor de bestuurders van zbo’s wenselijk is. In haar reactie benoemt de regering dat door de regeling voorkomen wordt dat een bestuurder «te lang» blijft zitten en zich vereenzelvigt met het zbo. Een regelmatige vervanging van bestuursleden zou zowel de bestuursleden als de organisatie scherp houden. Wat de leden van de ChristenUnie-fractie betreft is dit onvoldoende onderbouwing om het nu mogelijke maatwerk voor benoemingsduren voor bestuurders van zbo’s te beperken. Volgens de Harvard Business Review1 is de ideale termijn voor een chief executive officer (CEO, private sector) om en nabij de vijf jaar. Deze leden hopen dat de regering met een steviger onderbouwing kan komen voor de duur van benoemingstermijnen in de Nederlandse (semi)publieke sector. Daarnaast vragen deze leden zich net als de Raad van State af waarom de harmonisatie van benoemingstermijnen blijft voorbehouden aan het Ministerie van IenW en niet rijksbreed wordt ingevoerd. Waarom zijn de zbo’s van het Ministerie van IenW geschikt voor standaardisering van benoemingstermijnen voor bestuurders en andere ministeries niet?
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de Wegenverkeerswet in relatie tot de registratie en kentekening van landbouwvoertuigen. Het blijkt in de praktijk juridisch niet mogelijk te zijn om landbouwvoertuigen te registreren op naam van een maatschap. Voor vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid wordt via artikel 1, vierde lid, van de Wegenverkeerswet een uitzondering gemaakt. Dat geldt echter niet voor maatschappen, terwijl deze juist in de agrarische sector ook veel voorkomen. Deze leden horen graag of de regering bereid is via het voorliggende wetsvoorstel mogelijk te maken dat landbouwvoertuigen ook op naam van een maatschap geregistreerd kunnen worden.
Artikel V
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij om te zien dat enkele technische punten betreffende het verdrag over grenscontroles bij de directe treinverbinding tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk terugkomen in het wetsvoorstel. Deze leden vragen of de Brexit invloed heeft op de afspraken omtrent de beveiliging van de Eurostar en eventueel andere treinen die vanuit Nederland door de Kanaaltunnel naar het Verenigd Koninkrijk rijden en andersom. Verwacht de regering dat deze afspraken aangepast of aangescherpt zullen worden? Zo ja, wat betekent dat voor de financiële bijdrage betreffende beveiliging van de Eurostartreinen?
Artikel IX
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat Stichting Milieukeur (SMK) wordt aangewezen als bevoegde instantie, maar dat de mogelijkheid opengelaten wordt om een andere organisatie als bevoegde instantie aan te wijzen, mocht dat in de toekomst nodig blijken. Aan welke situaties denkt de regering dan?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering voorstelt om handelen in strijd met de artikelen 9, tweede, zesde, negende en dertiende lid, en 10, eerste lid, van de EG-verordening EU-milieukeur te verbieden. Kan de regering toelichten wat wordt verstaan onder «handelen in strijd met de milieukeur»?
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De waarnemend griffier van de commissie, Rijkers