Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de financiële transparantie van politieke partijen te vergroten en buitenlandse financiering van Nederlandse politieke partijen te verbieden om buitenlandse beïnvloeding van de politieke besluitvorming en het democratische proces in Nederland tegen te gaan;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet financiering politieke partijen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
2. In onderdeel h vervalt «erfstelling of legaat».
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
geldschulden van € 25.000 of meer, anders dan bestuursrechtelijke geldschulden als bedoeld in artikel 4:85 van de Algemene wet bestuursrecht of geldschulden die veertien dagen na de peildatum zijn voldaan;
een voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer kiesgerechtigde persoon of een in het Handelsregister ingeschreven rechtspersoon of onderneming, die een bijdrage verleent aan een politieke partij.
B
[Vervallen]
C
In artikel 5, eerste lid, wordt «ten bate van een politieke partij activiteiten of werkzaamheden te verrichten en de partij daar kennelijk voordeel bij heeft,» vervangen door «ten bate van een politieke partij of een op de kandidatenlijst van een politieke partij geplaatste kandidaat activiteiten of werkzaamheden te verrichten en de partij of de kandidaat daar kennelijk voordeel bij heeft,».
D
In paragraaf 2 wordt voor artikel 7 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
E
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a komt te luiden:
a. een basisbedrag van € 316.823 per kamerzetel van de politieke partij een bedrag van € 93.574 en per lid van de politieke partij een bedrag dat gelijk is aan € 3.412.190 gedeeld door het totale aantal leden van de politieke partijen die op de peildatum subsidie ontvangen;
b. Onderdeel c, komt te luiden:
c. indien de politieke partij op de peildatum een politieke jongerenorganisatie heeft aangewezen als neveninstelling als bedoeld in artikel 3, een basisbedrag dat gelijk is aan € 214.344 gedeeld door het aantal politieke jongerenorganisaties die op de peildatum in aanmerking komen voor subsidie, een bedrag per kamerzetel van de politieke partij dat gelijk is aan € 696.618 gedeeld door het totale aantal kamerzetels van de politieke partijen die op de peildatum een politieke jongerenorganisatie hebben aangewezen en een bedrag per lid van de politieke jongerenorganisatie dat gelijk is aan € 160.758 gedeeld door het totale aantal leden van alle aangewezen politieke jongerenorganisaties.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met het vijfde lid tot het tweede tot en met het vierde lid.
3. In het derde lid (nieuw) en vierde lid (nieuw) wordt «het eerste, tweede en derde lid» vervangen door «het eerste en tweede lid».
aEa
Artikel 8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «€ 316.823» vervangen door «€ 263.856», wordt «€ 93.574» vervangen door «€ 80.694» en wordt «€ 3.412.190» vervangen door «€ 2.966.317».
2. In onderdeel b wordt «€ 133.677» vervangen door «€ 195.849» en wordt «€ 13.740» vervangen door «€ 20.372».
3. In onderdeel c wordt «€ 214.344» vervangen door «€ 370.044», wordt «€ 696.618» vervangen door «€ 1.202.643» en wordt «€ 160.758» vervangen door «€ 277.533».
Ea
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. een basisbedrag van € 232.831 per kamerzetel van de politieke partij een bedrag van € 69.938 en per lid van de politieke partij een bedrag dat gelijk is aan € 2.594.017 gedeeld door het totale aantal leden van de politieke partijen die op de peildatum subsidie ontvangen;
2. In onderdeel b wordt «€ 195.849» vervangen door «€ 169.615» en wordt «€ 20.372» vervangen door «€ 17.573».
3. In onderdeel c wordt «€ 370.044» vervangen door «€ 304.344», wordt «€ 1.202.643» vervangen door «€ 989.118» en wordt «€ 277.533» vervangen door «€ 228.258».
F
[Vervallen]
G
[Vervallen]
H
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «ambtshalve aan met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand, volgend op die waarin de stemming plaatsvond» vervangen door «gedurende één kalenderjaar ambtshalve aan op de eerste dag van ieder kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de stemming plaatsvond».
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. De aanpassing van de subsidie bedraagt elk kwartaal een vierde deel van het verschil tussen de subsidie die aan een politieke partij is verleend op basis van het oude aantal kamerzetels en de subsidie gebaseerd op het nieuwe aantal kamerzetels.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «het eerste lid» vervangen door «het eerste en tweede lid».
I
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «is verleend ambtshalve aan met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand, volgend op die waarin de stemming plaatsvond» vervangen door «aan de politieke partij is verleend gedurende één kalenderjaar ambtshalve aan op de eerste dag van ieder kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de stemming plaatsvond».
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. De aanpassing van de subsidie, bedoeld in het eerste lid, bedraagt elk kwartaal een vierde deel van het verschil tussen de subsidie die aan een politieke partij is verleend op basis van het oude aantal kamerzetels en de subsidie gebaseerd op het nieuwe aantal kamerzetels.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «het eerste lid» vervangen door «het eerste en tweede lid».
J
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste zin, vervalt «, en komt deze vereniging als politieke partij voor subsidie in aanmerking met ingang van het eerste kalenderjaar na het jaar waarin de splitsing heeft plaatsgevonden».
2. Het tweede en vierde lid vervallen, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
K
In artikel 17 vervalt «en aan deze politieke partij subsidie wordt verstrekt op basis van kamerzetels in de Eerste Kamer der Staten-Generaal».
L
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste lid, onderdeel a, wordt na «de naam en het adres van de gever» ingevoegd «. Indien de gever geen natuurlijke persoon is, tevens de naam en het adres van de uiteindelijk belanghebbende, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme».
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «€ 1.000» vervangen door «€ 250».
La
Na artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien een politieke partij van een gever, zijnde een stichting of vereniging die niet is aangewezen als neveninstelling, in een kalenderjaar een geldelijke bijdrage van in totaal meer dan € 1.000 of een bijdrage in natura met een waarde van in totaal meer dan € 1.000 ontvangt, verlangt zij van de stichting of vereniging ten aanzien van de door die stichting of vereniging in dat kalenderjaar van een gever ontvangen bijdragen van in totaal meer dan € 1.000 tevens een overzicht van de gegevens, genoemd in artikel 21, eerste lid, onder a tot en met c.
2. Bij gebreke van een overzicht als bedoeld in het eerste lid maakt de politieke partij het gedeelte van de geldelijke bijdrage of de bijdrage van natura dat het bedrag van € 1.000 te boven gaat, over op de daartoe aangewezen rekening van Onze Minister, dan wel vernietigt zij de bijdrage in natura.
3. Een op grond van het tweede lid overgemaakte bijdrage komt toe aan de Staat.
M
In artikel 23, eerste lid, wordt «€ 1.000» telkens vervangen door «€ 250» en vervalt in de tweede zin het tweede «dan».
N
Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een politieke partij ontvangt geen geldelijke bijdrage of bijdrage in natura van een niet-Nederlandse gever.
2. Indien een politieke partij een geldelijke bijdrage als bedoeld in het eerste lid ontvangt, maakt zij dat bedrag over op de daartoe aangewezen rekening van Onze Minister.
3. Indien een politieke partij een bijdrage in natura als bedoeld in het eerste lid ontvangt, maakt zij de tegenwaarde van die bijdrage over op de daartoe aangewezen rekening van Onze Minister of vernietigt zij de bijdrage.
4. Een op grond van het tweede en derde lid overgemaakte bijdrage komt toe aan de Staat.
O
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «€ 4.500» vervangen door «€ 1.000» en in onderdeel c, vervalt «van € 25.000 of meer».
1a. Onder vervanging van «, en» aan het slot van onderdeel c door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door «, en», wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. voor zover van toepassing, een overzicht van de in artikel 21a, eerste lid, bedoelde bijdragen die de partij in dat kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij het overzicht dat op grond van dat lid van de gever is ontvangen.
3. Het vierde en vijfde lid komen te luiden:
4. Onze Minister maakt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, tezamen met het financieel verslag, het activiteitenverslag en de overzichten, genoemd in het eerste lid, onder b tot en met d, openbaar. Persoonsgegevens die in deze bescheiden voorkomen, worden door Onze Minister maximaal tien jaar bewaard.
5. Van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, wordt uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij blijft in het overzicht, genoemd in het eerste lid, onder b en e, openbaarmaking van de gegevens over de naam en de woonplaats van de gever, zijnde een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, achterwege, indien dit naar het oordeel van Onze Minister gelet op het belang van de veiligheid van die persoon of belanghebbende is aangewezen.
Onderdeel aOa
Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd artikel 25, meldt een politieke partij de ontvangst van een of meerdere bijdragen van in totaal € 10.000 of meer per gever per jaar aan Onze Minister.
2. Een melding geschiedt door het zenden van een overzicht van de in het eerste lid genoemde bijdrage of bijdragen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, eerste lid, zijn geregistreerd, alsmede, voor zover van toepassing, die op grond van artikel 21a, eerste lid, zijn verkregen, aan Onze Minister uiterlijk drie dagen na ontvangst van de bijdrage.
3. Artikel 25, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Oa
In artikel 27, eerste lid, wordt «aan de in artikel 25, eerste lid, onder b en c, genoemde overzichten» vervangen door «aan de in artikel 25a, tweede lid, genoemde overzichten».
P
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 4.500» vervangen door «€ 1.000» en in onderdeel b, vervalt «van € 25.000 of meer».
1a. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. voor zover van toepassing, de in artikel 21a, eerste lid, bedoelde bijdragen die de partij in een kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij het overzicht dat op grond van dat lid van de gever is ontvangen.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Onze Minister maakt het overzicht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de zevende dag voor de dag van de stemming, openbaar. Van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, wordt uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij blijft in het overzicht, genoemd in het eerste lid, onder a en c, openbaarmaking van de gegevens over de naam en de woonplaats van de gever, zijnde een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, achterwege, indien dit naar het oordeel van Onze Minister gelet op het belang van de veiligheid van die persoon of belanghebbende is aangewezen. Artikel 25, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. Persoonsgegevens die in het overzicht voorkomen, worden door Onze Minister maximaal tien jaar bewaard.
Pa
Na artikel 28 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een politieke partij die deelneemt aan een verkiezing van de Tweede Kamer der Staten-Generaal verstrekt uiterlijk een maand na de dag van de stemming voor deze verkiezing aan Onze Minister per kalenderjaar een overzicht van:
a. de bijdragen van in totaal € 1.000 of meer die de partij in een kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, eerste lid, zijn geregistreerd;
c. de schulden, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, derde lid, zijn geregistreerd;
d. voor zover van toepassing, de in artikel 21a, eerste lid, bedoelde bijdragen die de partij in een kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij het overzicht dat op grond van dat lid van de gever is ontvangen.
2. Het overzicht bevat de in het eerste lid bedoelde bijdragen en schulden in de periode die aanvangt op de twintigste dag voor de dag van stemming en die eindigt op de dag van stemming.
3. Onze Minister maakt het overzicht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maanden na de dag van stemming openbaar. Van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, wordt uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij blijft in het overzicht, genoemd in het eerste lid, onder a en d, openbaarmaking van de gegevens over de naam en de woonplaats van de gever, zijnde een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, achterwege, indien dit naar het oordeel van Onze Minister gelet op het belang van de veiligheid van die persoon of belanghebbende is aangewezen. Artikel 25, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. Persoonsgegevens die in het overzicht voorkomen, worden door Onze Minister maximaal tien jaar bewaard.
Q
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «€ 4.500» vervangen door «€ 1.000» en wordt «is artikel 23» vervangen door «zijn de artikelen 21a, 23 en 23a».
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Onze Minister maakt het overzicht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de zevende dag voor de dag van stemming, openbaar. Van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, wordt uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij blijft in het overzicht openbaarmaking van de gegevens over de naam en de woonplaats van de gever, zijnde een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, achterwege, indien dit naar het oordeel van Onze Minister gelet op het belang van de veiligheid van die persoon of belanghebbende is aangewezen. Artikel 25, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. Persoonsgegevens die in het overzicht voorkomen, worden door Onze Minister maximaal tien jaar bewaard.
3. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Op een kandidaat als bedoeld in het eerste lid is artikel 28a van overeenkomstige toepassing.
Qa
In paragraaf 3 wordt na artikel 29 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming kan Onze Minister in het kader van de uitvoering van de artikelen 21, 21a, 25, 25a, 28, 28a, 29, 30 en 32 van deze wet, bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken.
Qb
1. Indien een politieke partij, haar neveninstellingen of kandidaten geplaatst op de kandidatenlijst van die partij, alleen of gezamenlijk van een gever in een kalenderjaar een geldelijke bijdrage van in totaal meer dan € 100.000 of een bijdrage in natura met een waarde van in totaal meer dan € 100.000 ontvangen, draagt de politieke partij er zorg voor dat het gedeelte dat het bedrag of de tegenwaarde van € 100.000 te boven gaat, zo spoedig mogelijk teruggegeven wordt aan de gever, voor zover van toepassing naar rato van de hoogte van de door elk van de ontvangers ontvangen bijdrage. De neveninstelling of kandidaat meldt een ontvangen bijdrage daartoe binnen een week aan de politieke partij door toezending van een overzicht van de door die neveninstelling of kandidaat ontvangen bijdrage of bijdragen, met daarbij de gegevens, bedoeld in artikel 21, eerste lid.
2. Indien teruggave aan de gever niet mogelijk is, wordt het in het eerste lid bedoelde gedeelte overgemaakt op de daartoe aangewezen rekening van Onze Minister dan wel, indien het een bijdrage in natura betreft, vervalt de bijdrage aan de Staat. Indien dat onmogelijk is, wordt deze bijdrage vernietigd.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bijdragen tussen de in dat lid genoemde politieke partij, haar neveninstellingen of kandidaten geplaatst op de kandidatenlijst van die partij.
R
Artikel 30 komt te luiden:
1. Op een neveninstelling van een politieke partij zijn de artikelen 21, 21a, 23, 23a, 25a, 28 en 28a van overeenkomstige toepassing.
2. Voor 1 juli van elk kalenderjaar zendt een neveninstelling van een politieke partij aan Onze Minister een overzicht van:
a. de bijdragen van in totaal € 1.000 of meer die in het voorafgaande kalenderjaar van een gever zijn ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, eerste lid, zijn geregistreerd.
c. de schulden, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, derde lid, zijn geregistreerd.
d. de schriftelijke verklaring van de accountant, bedoeld in het vierde lid.
3. Voor de toepassing van artikel 21, eerste en tweede lid, kan registratie achterwege blijven van bijdragen van de politieke partij.
4. De neveninstelling geeft opdracht tot onderzoek van het overzicht aan een accountant. De accountant onderzoekt of het overzicht voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het overzicht.
5. Onze Minister maakt het overzicht openbaar. Van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, wordt uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij blijft in het overzicht, genoemd in het tweede lid, onder a, openbaarmaking van de gegevens over de naam en de woonplaats van de gever, zijnde een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, achterwege, indien dit naar het oordeel van Onze Minister gelet op het belang van de veiligheid van die persoon of belanghebbende is aangewezen. Artikel 25, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. Persoonsgegevens die in het overzicht voorkomen, worden door Onze Minister maximaal tien jaar bewaard.
S
In artikel 31, eerste lid, wordt na «de artikelen 21,» ingevoegd «21a,» en wordt na «23» ingevoegd «, 23a,» en wordt «en 28» vervangen door «, 28 en 29b».
T
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «€ 4.500» vervangen door «€ 1.000» en wordt «is artikel 23» vervangen door «zijn de artikelen 21a, 23 en 23a».
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Onze Minister maakt het overzicht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de zevende dag voor de dag van stemming, openbaar. Van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, wordt uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij blijft in het overzicht openbaarmaking van de gegevens over de naam en de woonplaats van de gever, zijnde een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, achterwege, indien dit naar het oordeel van Onze Minister gelet op het belang van de veiligheid van die persoon of belanghebbende is aangewezen. Artikel 25, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. Persoonsgegevens die in het overzicht voorkomen, worden door Onze Minister maximaal tien jaar bewaard.
Ta
Na artikel 32 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien kandidaten geplaatst op de in artikel 32, eerste lid, bedoelde kandidatenlijst alleen of gezamenlijk van een gever in een kalenderjaar een geldelijke bijdrage van in totaal meer dan € 100.000 of een bijdrage in natura met een waarde van in totaal meer dan € 100.000 ontvangen, draagt de kandidaat die als eerste op de lijst is geplaatst er zorg voor dat het gedeelte dat het bedrag of de tegenwaarde van € 100.000 te boven gaat, zo spoedig mogelijk teruggegeven wordt aan de gever, voor zover van toepassing naar rato van de hoogte van de door elk van de ontvangers ontvangen bijdrage. De kandidaat meldt een ontvangen bijdrage daartoe binnen een week aan de kandidaat die als eerste op de lijst is geplaatst door toezending van een overzicht van de door die kandidaat ontvangen bijdrage of bijdragen, met daarbij de gegevens, bedoeld in artikel 21, eerste lid.
2. Indien teruggave aan de gever niet mogelijk is, wordt het in het eerste lid bedoelde gedeelte overgemaakt op de daartoe aangewezen rekening van Onze Minister dan wel, indien het een bijdrage in natura betreft, vervalt deze bijdrage aan de Staat. Indien dat onmogelijk is, wordt deze bijdrage vernietigd.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bijdragen tussen de in dat lid genoemde kandidaten.
U
In artikel 35 komen het derde en vierde lid te luiden:
3. Niet voor benoeming in aanmerking komt degene die in de periode van vier jaar voorafgaand aan het vervullen van de vacature een van de volgende ambten heeft bekleed:
a. lid van de Staten-Generaal,
b. minister;
c. staatssecretaris;
d. lid van het Europees Parlement;
e. lid van de Europese Commissie;
f. lid van provinciale staten;
g. commissaris van de Koning;
h. gedeputeerde;
i. lid van de raad van een gemeente;
j. burgemeester;
k. wethouder;
l. lid van de eilandsraad van Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
m. Rijksvertegenwoordiger voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
n. gezaghebber van Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
o. eilandgedeputeerde van Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
p. lid van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur van een waterschap.
4. De commissie heeft tot taak Onze Minister te adviseren over de toepassing en het toezicht op de naleving van deze wet.
V
In artikel 36, eerste lid, wordt «de artikelen 20, 21, 23, 25, 26, 27, derde en vierde lid, 28, 29, 30, 31, 32 en 33» vervangen door «de artikelen 20, 21, 21a, 23, 23a, 25, 25a, 26, 27, derde en vierde lid, 28, 28a, 29, 29b, 30, 31, 32, 32b en 33».
W
In artikel 37, eerste lid, wordt «de artikelen 20, eerste lid, aanhef en onder b en e, 21, eerste en derde lid, 23, eerste lid, 25, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d, en tweede lid, 27, derde en vierde lid, 28, eerste lid, aanhef en onder a en b, en tweede lid,29, eerste, tweede en vijfde lid,» vervangen door «de artikelen 20, eerste lid, aanhef en onder b en e, 21, eerste en derde lid, 21a, 23, eerste lid, 23a, eerste, tweede en derde lid, 25, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d, en tweede lid, 25a, eerste en tweede lid, 27, derde en vierde lid, 28, eerste lid, aanhef en onder a en b, en tweede lid, 28a, eerste en tweede lid, 29, eerste, tweede en vijfde lid, 29b», en wordt na «32, eerste en tweede lid,» ingevoegd «32a».
X
Artikel 45 komt te luiden:
1. Artikel 4.10, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 is niet van toepassing op krachtens paragraaf 2 van deze wet verstrekte subsidies.
2. Onze Minister zendt binnen een jaar na de dag van de stemming voor de eerste verkiezing van de Tweede Kamer der Staten-Generaal na inwerkingtreding van de Evaluatiewet Wfpp, en vervolgens telkens binnen een jaar na de dag van de stemming van daaropvolgende verkiezingen van die Kamer, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de paragrafen 1 tot en met 5 van deze wet in de praktijk.3. Binnen drie maanden na de dag waarop een stemming als bedoeld in het tweede lid heeft plaatsgevonden, stelt Onze Minister een commissie bestaande uit onafhankelijke deskundigen in, die tot taak heeft de in het tweede lid bedoelde evaluatie uit te voeren en daarover verslag uit te brengen aan Onze Minister.
4. Indien de dag van de stemming voor een verkiezing van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gelegen is binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, wordt die termijn met negen maanden verlengd en strekt de evaluatie zich tevens uit tot de doeltreffendheid en de effecten van de paragrafen 1 tot en met 5 van deze wet in de praktijk in relatie tot deze verkiezing.
Artikel I, onderdelen L, O, P, Q, R en T, van deze wet zijn voor het eerst van toepassing op het subsidiejaar dat volgt op het kalenderjaar waarin deze wet in werking treedt.
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met uitzondering van artikel I, onderdeel E, onder 1, onderdeel a, onderdeel aEa en onderdeel Ea.
2. Artikel I, onderdeel E, onder 1, onderdeel a, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2020.
2a. Artikel I, onderdeel aEa, treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.
3. Artikel I, onderdeel Ea, treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,