Ontvangen 5 april 2022
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Na artikel I, onderdeel E, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
aEa
Artikel 8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «€ 316.823» vervangen door «€ 263.856», wordt «€ 93.574» vervangen door «€ 80.694» en wordt «€ 3.412.190» vervangen door «€ 2.966.317».
2. In onderdeel b wordt «€ 133.677» vervangen door «€ 195.849» en wordt «€ 13.740» vervangen door «€ 20.372».
3. In onderdeel c wordt «€ 214.344» vervangen door «€ 370.044», wordt «€ 696.618» vervangen door «€ 1.202.643» en wordt «€ 160.758» vervangen door «€ 277.533».
II
Artikel I, onderdeel Ea, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In onderdeel 1 (nieuw) wordt in de aanhef «Artikel 8, eerste lid, onderdeel a,» vervangen door «Onderdeel a» en wordt in het voorgestelde onderdeel a «€ 252.364» vervangen door «€ 232.831», wordt «€ 74.080» vervangen door «€ 69.938» en wordt «€ 2.733.389» vervangen door «€ 2.594.017».
3. Voor onderdeel 1 (nieuw) wordt een aanhef ingevoegd, luidende:
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:.
4. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
2. In onderdeel b wordt «€ 195.849» vervangen door «€ 169.615» en wordt «€ 20.372» vervangen door «€ 17.573».
3. In onderdeel c wordt «€ 370.044» vervangen door «€ 304.344», wordt «€ 1.202.643» vervangen door «€ 989.118» en wordt «€ 277.533» vervangen door «€ 228.258».
III
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «onderdeel a,» ingevoegd «onderdeel aEa».
2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2a. Artikel I, onderdeel aEa, treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.
Dit amendement beoogt met ingang van 2024 een gedeelte van de extra middelen die in dit wetsvoorstel vrijkomen voor politieke partijen, te oormerken voor politiek-wetenschappelijke instituten en politieke jongerenorganisaties. Dit gebeurt conform de reeds bestaande verdeelsystematiek. Op dit moment wordt een vast deel van het totaalbedrag dat binnen de Wet financiering politieke partijen beschikbaar is, bij wet toebedeeld aan wetenschappelijk instituten en politieke jongerenorganisaties. Bij de extra middelen die de regering sinds 2020 toevoegt aan het budget voor politieke partijen, heeft een dergelijke toebedeling niet plaatsgevonden. Dit heeft tot gevolg dat deze extra middelen niet met zekerheid ook ten goede komen aan het werk van politieke jongerenorganisaties en wetenschappelijke instituten.
Het wetsvoorstel wijkt daarmee af van de aanbevelingen van de Commissie-Veling om het systeem van oormerking van een deel van de subsidies in de Wfpp voor politiek-wetenschappelijke instituten en politieke jongerenorganisaties te handhaven. In dit licht merkt de indiener op dat de Commissie-Veling in haar pleidooi voor een hoger budget voor politieke partijen expliciet politiek-wetenschappelijke instituten en politieke jongerenorganisaties noemt als organisaties die ook hun budget behoren te zien stijgen bij een dergelijke verhoging. Met dit amendement wordt beoogd dat te waarborgen.
Van der Graaf Arib