Ontvangen 30 november 2021
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel L, subonderdeel 1, wordt «artikel 1» vervangen door «artikel 10a».
B
Aan artikel I, onderdeel Q, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
3. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Op een kandidaat als bedoeld in het eerste lid is artikel 28a van overeenkomstige toepassing.
C
Artikel I, onderdeel Qa, subonderdeel 3, vervalt.
D
In artikel I, onderdeel R, subonderdeel 3, wordt «1» vervangen door «21».
Deel I. Algemeen
Deze tweede nota van wijziging strekt tot aanpassing van het voorstel van wet tot wijziging van de Wet financiering politieke partijen in verband met de evaluatie van deze wet (Evaluatiewet Wfpp) (35 657) op een tweetal punten. In de eerste plaats wordt het voorgestelde uiteindelijk belanghebbende-begrip toegespitst op rechtspersonen en andere juridische entiteiten in lijn met de gewijzigde Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). In de tweede plaats bevat de tweede nota van wijziging twee wetstechnische reparaties. Voor een nadere toelichting op beide punten wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.
Deel II. Artikelsgewijs
Onderdeel A
Dit onderdeel past het wetsvoorstel aan in overeenstemming met de gewijzigde Wwft in verband met de verplichting tot het bijhouden en centraal registeren van informatie over de uiteindelijk belanghebbende van in Nederland opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten (Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten, Stb. 2020, 231).
In de gewijzigde Wwft is een nieuwe paragraaf (§ 2.4a. Informatie over uiteindelijk belanghebbende) toegevoegd. Daarin is «uiteindelijk belanghebbende» in artikel 10a, eerste lid, Wwft gedefinieerd als «de natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een vennootschap of andere juridische entiteit». Deze definitie wijkt af van de algemene begripsbepaling in artikel 1, eerste lid, Wwft waarin «uiteindelijk belanghebbende» is omschreven als een «natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een cliënt, dan wel de natuurlijke persoon voor wiens rekening een transactie of activiteit wordt verricht».
Onderdeel A regelt dat in het wetsvoorstel wordt aangesloten bij de definitie van uiteindelijk belanghebbende in artikel 10a in plaats artikel 1 Wwft, omdat de definitie in de zin van artikel 10a Wwft beter aansluit bij de gekozen maatregel in het wetsvoorstel om duidelijker te maken welke natuurlijke personen achter rechtspersonen en andere juridische entiteiten schuilen en op die manier bij te dragen aan het vergroten van de transparantie van giften die politieke partijen van rechtspersonen ontvangen.
Op grond van het wetsvoorstel moet een politieke partij van de ontvangen bijdragen tevens de naam en het adres van de uiteindelijk belanghebbende registreren, indien de donateur geen natuurlijke person is (artikel 21). Artikel 10a Wwft regelt in dit verband wat onder een «vennootschap of andere juridische entiteit» moet worden verstaan, namelijk een in Nederland opgerichte vennootschap of andere juridische entiteit die een van de rechtsvormen heeft die in het tweede lid van artikel 10a worden genoemd. Daarnaast wordt in het derde lid van artikel 10a bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur, in het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018, de categorieën natuurlijke personen worden aangewezen die in elk geval moeten worden aangemerkt als uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in artikel 10a, eerste lid.
Onderdelen B en C
Beide onderdelen betreffen een wetstechnische reparatie van onderdeel F van de eerste nota van wijziging (Kamerstukken II 2021/22, 35 657, nr. 11), waarin een subonderdeel is toegevoegd aan onderdeel Qa van het wetsvoorstel, terwijl dat onderdeel Q van het wetsvoorstel had moeten zijn.
Die omissie wordt hierbij als volgt hersteld. In onderdeel B van deze tweede nota van wijziging wordt de inhoud van onderdeel F van de eerste nota van wijziging bij de juiste bepaling betrokken, namelijk bij artikel 29 over de openbaarmakingsplicht voor individuele kandidaten. En op grond van onderdeel C van deze tweede nota van wijziging vervalt het in de eerste nota van wijziging voorgestelde onderdeel F.
Onderdeel D
Dit onderdeel herstelt een verschrijving in onderdeel R van het wetsvoorstel waarin artikel 21 in plaats van artikel 1 wordt bedoeld.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren