Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering te wijzigen ter implementatie van de richtlijn 2019/713/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de bestrijding van fraude met en vervalsing van niet contante betaalmiddelen en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad (PbEU L 123/18);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 80sexies wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onder niet-contant betaalinstrument wordt verstaan:
a. een beveiligd voorwerp, niet zijnde muntspeciën of munt- of bankbiljetten;
b. een beveiligde registratie of afgeschermde gegevens,
geschikt voor het initiëren van een betaalopdracht.
2. Onder niet-contant betaalinstrument wordt mede verstaan een beveiligd voorwerp, een beveiligde registratie of afgeschermde gegevens, geschikt voor het initiëren van een betaalopdracht door middel van virtuele valuta als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme.
B
Artikel 138b, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien het feit wordt gepleegd:
a. met behulp van een aanzienlijk aantal geautomatiseerde werken die getroffen zijn door het gebruik van een middel als bedoeld in artikel 139d, tweede lid, dat hoofdzakelijk daarvoor geschikt is gemaakt of ontworpen; of
b. met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
C
Artikel 138c wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid wordt na «voor zichzelf of een ander overneemt» ingevoegd: of doorgeeft.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Indien de gegevens een niet-contant betaalinstrument betreffen, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
3. Indien het feit wordt gepleegd met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
D
In de artikelen 139d, tweede lid, onderdeel a, en 350d, onderdeel a, wordt «vervaardigt, verkoopt, verwerft, invoert,» vervangen door: vervaardigt, ontvangt, zich verschaft, overdraagt, verkoopt, verwerft, vervoert, invoert, uitvoert,.
E
Artikel 232 komt te luiden:
1. Hij die opzettelijk een niet-contant betaalinstrument dan wel een voor het publiek beschikbare kaart of een voor het publiek beschikbare drager van identificerende persoonsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van andere prestaties dan betalingen langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk zich of een ander te bevoordelen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruikmaakt van een door misdrijf verkregen, vals of vervalst niet-contant betaalinstrument of van een door misdrijf verkregen, valse of vervalste kaart als waren deze echt of onvervalst dan wel opzettelijk een zodanig betaalinstrument of zodanige kaart aflevert, voorhanden heeft, ontvangt, zich verschaft, vervoert, invoert, uitvoert, verkoopt of overdraagt, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het niet-contante betaalinstrument of de kaart bestemd is voor zodanig gebruik.
F
In artikel 234, eerste lid, wordt na «overdraagt» ingevoegd: «, verwerft, vervoert, invoert, uitvoert, verspreidt, anderszins ter beschikking stelt» en wordt «omschreven misdrijven,» vervangen door: omschreven misdrijven dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326, voor zover deze feiten betrekking hebben op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument,.
G
In artikel 248, derde lid, wordt na «245,» ingevoegd: 247, voor zover het betreft met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen of laatstgemelde tot het plegen of dulden van zodanige handelingen buiten echt met een derde verleiden.
In artikel 67, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering wordt na «138b,» ingevoegd: 138c,.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,