Dit wetsvoorstel strekt tot aanpassing van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het gaat daarbij om het herstel van onjuiste verwijzingen en gebreken en om het intrekken van een uitgewerkte wet. Het betreft de volgende wetten:
1. Algemene wet bestuursrecht
2. Omgevingswet
3. Plantgezondheidswet
4. Wet dieren
5. Wet milieubeheer
6. Wet natuurbescherming
7. Wet op de economische delicten
8. Wet rechtskracht Structuurschema groene ruimte
9. Wet wapens en munitie
Het onderhavige wetsvoorstel heeft het karakter van een verzamelwet. Alle artikelen in het onderhavige wetsvoorstel repareren wetstechnische gebreken of brengen inhoudelijke wijzigingen van ondergeschikte aard aan. De reden voor de voorgestelde wijziging is in de meeste gevallen zo vanzelfsprekend dat met een summiere toelichting kan worden volstaan.
De wijzigingen die zijn opgenomen in dit wetsvoorstel hebben geen gevolgen voor de regeldruk. Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft dan ook besloten om over dit wetsvoorstel geen advies uit te brengen.
Artikel I (Algemene wet bestuursrecht)
In bijlage 2, hoofdstuk 2, artikel 4 van de Algemene wet bestuursrecht is geregeld dat tegen besluiten op grond van de Plantenziektenwet beroep kan worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
De Plantenziektenwet zal worden vervangen door de Plantgezondheidswet (Staatsblad 2020, 65). Artikel 36 van de Plantgezondheidswet wijzigt bijlage 2, hoofdstuk 2, artikel 4, van de Algemene wet bestuursrecht aldus dat ook tegen besluiten op grond van de Plantgezondheidswet beroep kan worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Artikel 36 maakt echter een uitzondering voor beroep tegen besluiten tot oplegging van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 26 van de Plantgezondheidswet. Beroep tegen die besluiten wordt niet ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, maar bij de rechtbank. Om het College van Beroep voor het bedrijfsleven vervolgens in hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank inzake een bestuurlijke boete op grond van de Plantgezondheidswet bevoegd te maken, wordt met het onderhavige wetsvoorstel in bijlage 2, hoofdstuk 4, artikel 11 van de Algemene wet bestuursrecht »Plantgezondheidswet: artikel 26» toegevoegd. Dit sluit aan bij de overige bevoegdheden van het College van Beroep voor het bedrijfsleven met betrekking tot de Plantgezondheidswet. Zonder deze toevoeging zou op grond van artikel 8:105, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd zijn.
Artikel II (Omgevingswet)
Deze wijziging herstelt drie onjuiste verwijzingen in de Omgevingswet zoals deze wet komt te luiden na inwerkingtreding van de wijzigingen die zijn opgenomen in de Aanvullingswet natuur Omgevingswet (Kamerstukken 34 985).
Artikel III (Plantgezondheidswet)
In artikel 21, eerste lid, van de Plantgezondheidswet is bepaald dat een professionele marktdeelnemer een retributie verschuldigd is voor kosten als bedoeld in de artikelen 79 en 80 van verordening 2017/625. In artikel 21,
zesde lid, van de Plantgezondheidswet is bepaald dat de bevoegde autoriteit het tarief van retributie met betrekking tot de officiële controles en andere officiële activiteiten ten aanzien van de bij of krachtens artikel 37 van verordening 2016/2031 bedoelde voorschriften vaststelt voor de werkzaamheden die de bevoegde autoriteit uitvoert.
Het vierde lid van artikel 21 bepaalt dat het tarief van de retributie bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Aan het vierde lid wordt toegevoegd dat bij ministeriële regeling tevens de betalingstermijnen worden vastgesteld, waarbinnen de betalingsplichtige aan zijn betalingsverplichting moet voldoen.
Wanneer de betalingsplichtige binnen de gestelde betalingstermijn niet aan zijn betalingsverplichting voldoet, kan de bevoegde autoriteit besluiten nieuwe handelingen of werkzaamheden niet uit te voeren zolang niet aan de eerdere betalingsverplichting is voldaan. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat de bevoegde autoriteit geen inspecties uitvoert of geen vergunningen of certificaten verleent. Zodra een bedrijf aan zijn eerdere betalingsverplichting heeft voldaan kan de bevoegde autoriteit nieuwe activiteiten voor dit bedrijf uitvoeren, waarvoor een retributie geldt. Deze bepaling is opgenomen in het toegevoegde achtste lid van artikel 21.
Beide toevoegingen zijn een continuering van de huidige bevoegdheden en werkwijze onder de Plantenziektenwet en waren opgenomen in de Regeling tarieven Plantenziektenwet. Abusievelijk waren deze delegatiegrondslag en bepaling niet opgenomen in artikel 21 van de Plantgezondheidswet.
Artikel IV (Wet dieren)
In de Wet dieren wordt gesproken over «bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen». In de tekst van artikel 2.2, negende lid, van deze wet ontbreken de woorden «onderdelen van». Dit wetsvoorstel herstelt dit.
Artikel V (Wet milieubeheer)
Deze wijziging herstelt een onjuiste verwijzing met betrekking tot de Omgevingswet.
Artikel VI (Wet natuurbescherming)
Met de inwerkingtreding op 1 januari 2020 van artikel I van de Spoedwet aanpak stikstof is het negende lid van artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming geschrapt. Deze wijziging van artikel 2.7 schrapt een verwijzing naar dat niet meer bestaande lid.
Artikel VII (Wet op de economische delicten)
Onderdeel A
In de Wet op de economische delicten is artikel 2.2, tiende lid, aanhef en onder q, van de Wet dieren tweemaal strafbaar gesteld. Deze wijziging corrigeert dit.
Onderdeel B
Deze wijziging herstelt een onjuiste verwijzing met betrekking tot de Omgevingswet.
Artikel VIII (Wet rechtskracht Structuurschema groene ruimte)
Deze wet stelt artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening als delegatiegrondslag van het Structuurschema groene ruimte vast (omhangbepaling) en verlengt de werking tot 23 februari 2009. Deze datum is verstreken en de delegatiegrondslag is per 1 juli 2008 vervallen bij de intrekking van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het structuurschema als zodanig heeft nog slechts werking door verwijzingen in de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Dit besluit vervalt bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Voor zover het structuurschema als beleidsregel nog werking heeft, wordt dit bepaald in de Nationale omgevingsvisie en bijbehorende programma’s onder de Omgevingswet. Het intrekken van de Wet rechtskracht Structuurschema groene ruimte heeft daarop geen invloed. Bij dit wetsvoorstel wordt deze wet als overbodige regelgeving ingetrokken.
Artikel IX (Wet wapens en munitie)
Per abuis blijven enkele verwijzingen naar de Wet natuurbescherming en jachtaktes op grond van die wet ongewijzigd in de Wet wapens en munitie, zoals deze komt te luiden na inwerkingtreding van de wijzigingen die zijn opgenomen in de Aanvullingswet natuur Omgevingswet. Met onderhavig wetsvoorstel worden de verwijzingen aangepast aan de Omgevingswet.
Artikel X (Inwerkingtreding)
In deze wet is opgenomen dat deze wet op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treedt, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Aangezien het hier om reparatiewetgeving gaat, kan gelet op aanwijzing 4.17, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, worden afgeweken van de vaste verandermomenten.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten