Gepubliceerd: 26 oktober 2020
Indiener(s): Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD)
Onderwerpen: gezin en kinderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35610-2.html
ID: 35610-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen inzake de ouderparticipatiecrèches, teneinde te bewerkstelligen dat ouderparticipatiecrèches hun bestaansrecht behouden;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsomschrijving «beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang» komt te luiden:

beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang:

degene die als beroepskracht werkzaam is en belast is met meertalige buitenschoolse opvang en die voldoet aan de opleidingseisen en scholingseisen, bedoeld in artikel 1.50, tweede lid, onderdeel j;

2. De volgende begripsomschrijvingen worden in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

ouderparticipatiecrèche:

een kindercentrum waar ouderparticipatieopvang plaatsvindt;

ouderparticipatieopvang:

kinderopvang als bedoeld in artikel 1.60a;

participerende ouder:

ouder die ouderparticipatieopvang verzorgt en belast is met de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen;.

B

In artikel 1.5 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien het ouderparticipatieopvang in een ouderparticipatiecrèche betreft, heeft de ouder in de aanloopperiode, bedoeld in artikel 1.60b, in afwijking van het eerste lid, geen aanspraak op kinderopvangtoeslag.

C

In de artikelen 1.45, derde lid, wordt «de bij of krachtens de artikelen 1.48d, tweede en derde lid, en 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels» vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 1.48d, tweede en derde lid, 1.49 tot en met 1.59, 1.60a en 1.60c gestelde regels».

D

Artikel 1.46 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de bij of krachtens de artikelen 1.48d, tweede en derde lid, en 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels» vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 1.48d, tweede en derde lid, 1.49 tot en met 1.59, 1.60a en 1.60c gestelde regels».

2. In het vijfde lid wordt «de bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels» vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, 1.49 tot en met 1.59, 1.60a en 1.60c gestelde regels».

E

Artikel 1.48 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tiende lid, wordt «artikelen 1.45 tot en met 1.47b en 1.48d tot en met 1.60» vervangen door «de artikelen 1.45 tot en met 1.47b en 1.48d tot en met 1.60c».

2. Het elfde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. worden nadere regels gesteld over de wijze waarop kan worden aangetoond dat een voorziening als bedoeld in het eerste of tweede lid naar aard en strekking in overeenstemming is met het bepaalde bij of krachtens paragraaf 2 en 4 van deze afdeling;.

F

Artikel 1.50 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel e vervalt «en personen».

2. In het tweede lid wordt onder verlettering van de onderdelen f tot en met k tot g tot en met l een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • f. de herkenbaarheid van personen;.

3. In het derde lid, wordt onder verlettering van de onderdelen b tot en met e tot onderdelen c tot en met f een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. de participerende ouder;.

G

Artikel 1.57 vervalt.

H

In hoofdstuk 1, afdeling 3, wordt na paragraaf 3 een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 4. Ouderparticipatiecrèches

Artikel 1.60a

Van ouderparticipatieopvang is sprake, indien:

  • a. de kinderopvang uitsluitend verzorgd wordt door ten minste één ouder van elk van de kinderen die in de ouderparticipatiecrèche wordt opgevangen;

  • b. de kinderopvang niet verzorgd wordt op het woonadres van een ouder;

  • c. participerende ouders niet worden bezoldigd voor werkzaamheden bij een ouderparticipatiecrèche;

  • d. uitsluitend één of meer ouders van de kinderen die in de ouderparticipatiecrèche worden opgevangen de houder is van de ouderparticipatiecrèche; en

  • e. uit de statuten, reglement of beleidsplan en administratie van de ouderparticipatiecrèche blijkt dat de ouderparticipatiecrèche alle inkomsten ten bate van verantwoorde kinderopvang aanwendt.

Artikel 1.60b

  • 1. Voor de ouderparticipatiecrèche geldt een aanloopperiode van 2 jaar. De aanloopperiode vangt aan op de datum van ingang van de toestemming tot exploitatie van een ouderparticipatiecrèche.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, vangt geen nieuwe aanloopperiode aan, indien de houder van een ouderparticipatiecrèche opnieuw toestemming tot exploitatie krijgt, in verband met een wijziging van de locatie van de ouderparticipatiecrèche.

  • 3. In afwijking van artikel 1.47b, derde lid, wordt het unieke nummer van een ouderparticipatiecrèche door het college, kenbaar gemaakt in het landelijk register kinderopvang, nadat de aanloopperiode, bedoeld in het eerste lid, is verstreken.

Artikel 1.60c

  • 1. In artikel 1.50, eerste en tweede lid, artikel 1.50b, 1.51a, eerste lid, 1.51b eerste en derde lid en 1.51c, eerste lid en de bij of krachtens die artikelen gestelde regels wordt voor de toepassing op een ouderparticipatiecrèche voor beroepskracht, personeel of werkzame persoon gelezen: participerende ouder.

  • 2. Artikel 1.50, tweede lid, onderdelen b en f, en artikel 1.58, vijfde lid, zijn niet van toepassing op een ouderparticipatiecrèche.

I

In artikel 1.61, eerste lid, onderdeel a, wordt «en de artikelen 1.49 tot en met 1.59» vervangen door «, 1.49 tot en met 1.59, 1.60a en 1.60c».

J

Artikel 1.62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en het tweede lid wordt «en 1.49 tot en met 1.59» vervangen door «1.49 tot en met 1.59, 1.60a en 1.60c ».

2. In het vierde lid wordt na «1.49 tot en met 1.59,» ingevoegd «1.60a, 1.60c,».

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De toezichthouder verricht het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, ten minste tweemaal gedurende de aanloopperiode, bedoeld in artikel 1.60b, indien het een ouderparticipatiecrèche betreft.

K

In artikel 1.63, tweede lid, wordt «en 1.49 tot en met 1.59» vervangen door «1.49 tot en met 1.59, 1.60a en 1.60c».

L

In artikel 1.65, eerste lid, wordt «en 1.49 tot en met 1.59» vervangen door «1.49 tot en met 1.59, 1.60a en 1.60c».

M

In artikel 1.66, tweede lid, wordt «en 1.49 tot en met 1.59» vervangen door «1.49 tot en met 1.59, 1.60a en 1.60c».

N

In artikel 1.72, eerste lid, wordt «en 1.49 tot en met 1.59» vervangen door «1.49 tot en met 1.59, 1.60a en 1.60c».

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid