Gepubliceerd: 23 november 2021
Indiener(s): Agnes Mulder (CDA)
Onderwerpen: bestuur waterschappen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35608-7.html
ID: 35608-7

Nr. 7 VERSLAG

Vastgesteld 23 november 2021

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zullen beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

Inleiding

1

Algemeen deel

0

Historische achtergrond en maatschappelijke discussie

0

Huidige situatie

0

Aanleiding en noodzaak

0

 

Van sectorspecifiek naar algemeen belang

 
 

Democratische vertegenwoordiging belangengroepen

0

 

Invoering Omgevingswet & toenemende rol klimaatadaptatie

0

 

Noodzaak wettelijke aanpassing

0

Financiële paragraaf

0

Advisering en consulatie

0

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de D66- en GroenLinks-fractie hebben verheugd kennisgenomen van het voorstel van de leden Bromet en Tjeerd de Groot tot wijziging van de Waterschapswet en de Kieswet in verband met het volledig democratiseren van de waterschapsbesturen. Deze leden onderschrijven de doelstelling om de waterschappen verder te democratiseren van harte. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Bromet en Tjeerd de Groot tot wijziging van de Waterschapswet en de Kieswet in verband met het volledig democratiseren van de waterschapsbesturen. Deze leden hebben over het voorliggende wetsvoorstel en de onderbouwing daarvan de volgende vragen.

De leden van de SP-fractie hebben het voorstel tot wijziging van de Waterschapswet gelezen. Deze leden hebben hier nog wel een aantal vragen over.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de leden Bromet en Tjeerd de Groot. Deze leden hebben enkele vragen ter verduidelijking.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse en enthousiasme kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel van de leden Bromet en Tjeerd de Groot. Deze leden willen de genoemde leden en hun ondersteuning complimenteren met het geleverde werk. Deze leden hebben over het wetsvoorstel nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Bromet en Tjeerd de Groot inzake het afschaffen van de geborgde zetels in de waterschappen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. Deze leden hebben grote vraagtekens bij het voorstel en de onderliggende onderbouwing.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake het volledig democratiseren van de waterschapsbesturen en de motivatie daarbij.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie lezen dat in het voorstel van de leden Bromet en Tjeerd de Groot wordt beweerd dat het huidige systeem met geborgde zetels niet volledig democratisch is en dat het niet langer vanzelfsprekend is dat de belangen van de agrarische sector en het bedrijfsleven de boventoon voeren. Echter, geborgde zetels vormen de minderheid binnen het algemeen bestuur: zeven, acht of negen geborgde zetels ten opzichte van 18 tot 30 zetels van het algemeen bestuur. Bij 18 zetels zal het aantal geborgde zetels nooit hoger zijn dan acht. Het grootste deel van het bestuur bestaat uit gekozen vertegenwoordigers en de resterende zetels zijn toegewezen aan benoemde vertegenwoordigers, oftewel de geborgde zetels. De geborgde zetels representeren ook de belangen van de bevolking, in dit geval zijn dat vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven, de natuurorganisaties en de landbouwsector. Het proces van het toewijzen van de geborgde zetels vindt openbaar plaats en kandidaten worden vaak geselecteerd op hun kennis en ervaring. Deze leden zijn van mening dat dit proces niet ondemocratisch is.

De leden van de D66- en GroenLinks-fractie constateren dat het voorstel op diverse punten is gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State. Kunnen de initiatiefnemers uiteenzetten op welke punten het advies van de Raad van State is opgevolgd?

De leden van de D66- en GroenLinks-fractie willen bovendien nader onderstrepen hoe belangrijk het is dat de behandeling van deze wet tijdig voor de waterschapsverkiezingen van 2023 wordt afgerond. Dit om tussentijdse wijzigingen aan het waterschapsbestuur te voorkomen, maar ook om duidelijkheid en stabiliteit te bieden aan de leden van de oudste democratie van Nederland.

De leden van de D66- en GroenLinks-fractie onderschrijven het in het voorstel geschetste beeld dat het werk van de waterschappen in vele opzichten complexer is geworden in de laatste jaren en de belangen steeds algemener. Deze leden zien dit ook terug in de meest recente wijziging van de Waterwet naar aanleiding van de motie-Geurts c.s., waarbij ervoor is gekozen om subsidiëring uit het Deltafonds van maatregelen en voorzieningen tegen wateroverlast mogelijk te maken juist vanwege dat algemene belang van het tegengaan van wateroverlast door toenemende extreme weersomstandigheden (Kamerstuk 27 625, nr. 437). Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat uit deze wetswijziging begrepen kan worden dat de taken van de waterschappen en hun algemeen belang eigenlijk al zijn verbreed? Kunnen de initiatiefnemers nog andere voorbeelden noemen waarbij het algemeen belang in de taken van de waterschappen de afgelopen jaren is gegroeid?

De leden van de CDA-fractie hechten groot belang aan de waterschappen, niet alleen omdat de waterschappen behoren tot de oudste instituties van ons staatsbestel. Waterschappen zijn onmisbaar als gedecentraliseerde overheidslichamen voor «droge voeten en schoon water». Deze leden hechten aan de waterschappen voor de noodzakelijke zorgvuldige uitvoering van de watertaken.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de initiatiefnemers in de memorie van toelichting voor de onderbouwing van het voorliggende wetsvoorstel verwijzen naar het advies van de commissie-Boelhouwer «Geborgd gewogen» (2020). Deze leden vragen de initiatiefnemers de verwijzingen naar dat advies in de voetnoten te voorzien van paginanummers, zodat duidelijk is naar welk onderdeel van de argumentatie zij verwijzen.

De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers ook in te gaan op «De stem van het water», de brede consultatie over geborgde zetels in waterschapsbesturen, die in 2020 is uitgevoerd door het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving (OFL). In het bijzonder vragen deze leden de initiatiefnemers in te gaan op de constatering van het OFL, dat in de reacties van belanghebbenden duidelijk twee perspectieven te onderscheiden zijn, die tegenover elkaar staan. Het OFL ziet, gezien het krappe tijdpad tot de volgende waterschapsverkiezingen op 15 maart 2023 geen mogelijkheden die eraan bij kunnen dragen om de discussie over dit rapport voor die tijd op een efficiënte en effectieve manier afgerond te hebben («De stem van het water», blz. 22).

De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers op welke wijze zij de decentrale overheden betrokken hebben bij de discussie over de bestuurssamenstelling van de waterschappen.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de initiatiefnemers stellen dat de waterschappen binnen de huidige Waterschapswet niet zijn ingericht op een volledig democratische wijze, zoals we die ook bij andere bestuurslagen kennen (memorie van toelichting, blz. 2). Deze leden vragen de initiatiefnemers in te gaan op de verschillen tussen waterschappen als vorm van functioneel bestuur en de andere bestuurslagen als vormen van algemeen bestuur. In dit verband verwijzen deze leden naar de stelling van prof. Elzinga dat het waterschap moet blijven binnen de kaders die door de algemene democratie – Rijk, provincie en gemeente – worden vastgesteld, waardoor een concurrerende positie ongewenst is. Deze leden verwijzen in dit verband daarnaast naar de column van Douwe Jan Elzinga: het waterschap is een vorm van functionele belangenrepresentatie, 28 augustus 2020.1

Onderkennen de initiatiefnemers dat de waterschapsdemocratie vooral een voorbeeld is van belangenrepresentatie die heel goed past bij een vorm van functioneel bestuur? Zowel de belangen van de burgers, als die van boeren, bedrijven en natuurterreinen worden in het waterschap behartigd. Het waterschap heeft een gesloten huishouding en dat betekent dat het waterschap een functionele en dus beperkte taakstelling heeft. Deze leden vragen initiatiefnemers hierop nader in te gaan. In dit verband wijzen deze leden ook op de uiteenzetting van prof. Van Rijswick, die erop wijst dat het waterschap wordt aangemerkt als een waarborgdemocratie, waarbij het accent vooral ligt op het controleren van bestuurders, het tegengaan van machtsmisbruik en het waarborgen dat álle bij de waterschapstaken betrokken belangen worden behartigd. Dit is anders dan bij de ontwikkelingsdemocratie, zoals gemeenten en provincies kunnen worden gekarakteriseerd. Hier ligt de nadruk vooral op het mede richting geven aan ontwikkelingen en beleid en het uitwisselen van de verschillende opvattingen hierover. In dit verband verwijzen deze leden ook naar het artikel van Karlijn Landman, Frank Groothuijse en Marleen van Rijswick, «Afschaffing van geborgde zetels gestoeld op drijfzand? Over de taak en democratische legitimatie van het waterschap als communicerende vaten», in: Nederlands Juristenblad, 23 oktober 2020, blz. 2758–2766.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de initiatiefnemers stellen dat het wegens de toegenomen complexiteit van ons waterbeheer niet meer vanzelfsprekend is dat de belangen van de agrarische sector en het bedrijfsleven de boventoon voeren (memorie van toelichting, blz. 2). Deze leden vragen hoe deze stelling zich verhoudt tot de voorgestelde afschaffing van geborgde zetels voor bos- en natuurorganisaties. De initiatiefnemers stellen dat waterbeheer in toenemende mate deel uitmaakt van het ruimtelijk ordeningsbeleid en daarmee een van de ordenende principes is van de inrichting van ons land. Deze leden vragen of de initiatiefnemers hiermee niet een pleidooi houden voor de afschaffing van de waterschappen als functionele bestuurslaag.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de voorliggende wetswijziging is bedoeld om het waterschap volledig te democratiseren, zodat de gevestigde belangen van de agrarische sector en het bedrijfsleven op een eerlijke wijze tegen nieuw ontstane belangen rondom waterbeheer worden afgewogen (memorie van toelichting, blz. 3). Deze leden vragen in hoeverre de afweging van belangen eerlijker wordt als deze niet meer in de waterschapsbesturen vertegenwoordigd mogen zijn. Zij vragen de initiatiefnemers niet alleen in te gaan op de belangen die worden vertegenwoordigd door geborgde zetels, maar ook op de rol van de geborgde zetels in het waterbeheer.

De leden van de SP-fractie vinden dat de waterschappen een belangrijke uitvoerende taak hebben en de uitdagingen nemen eerder toe dan af. Gezien de miljarden euro’s die de waterschappen uitgeven, is het belangrijk dat democratisch gecontroleerd wordt hoe dat wordt gedaan. Waarom is er niet gekozen om voor te stellen de waterschapsbesturen af te schaffen? Kunnen de waterschappen niet beter bestuurd worden door provincies? Is het niet zo dat als dit zo geregeld zou worden er dan democratischer gecontroleerd kan worden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie spreken graag hun waardering uit voor het geleverde werk aan onderhavig wetsvoorstel, dat een belangrijke stap is in het vergroten van de democratische legitimiteit van de waterschappen. Deze leden zijn van mening dat belangengroepen niet thuishoren in een orgaan dat maatschappelijke keuzes maakt die iedereen aangaan en ook steeds belangrijker worden in het licht van maatschappelijke uitdagingen als klimaatverandering.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn groot voorstander van de afschaffing van de geborgde zetels in de waterschappen, zoals dit wetsvoorstel beoogt. Deze leden achten het niet wenselijk dat sectorale of commerciële belangen, zonder tussenkomst van de kiezer, een vaste plek in een democratisch besluitorgaan hebben. Zeker gegeven het feit dat een aantal van deze sectoren in significante mate bijdraagt aan de uitdagingen waar de watersector mee geconfronteerd wordt aangaande de kwaliteit en kwantiteit van het water. Verder kunnen deze leden zich volledig vinden in de constatering van de initiatiefnemers dat gezien de toegenomen druk op onze waterkwaliteit en de vraagstukken rondom klimaatverandering, het waterbeheer in toenemende mate van algemeen belang is voor natuur, biodiversiteit en ingezetenen. Omdat dit soort belangen en de afweging daartussen de sectorspecifieke belangen van lobbygroepen overstijgt, steunen deze leden de beweging naar een zo democratisch mogelijke bestuurslaag.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen de aandacht vestigen op nog een aantal andere argumenten die het pleidooi om te komen tot afschaffing ondersteunen. Zo zien deze leden dat de huidige situatie met geborgde zetels leidt tot een onnodig grote overheid en onnodige bureaucratie. Zo worden nu, voordat besluitvorming plaatsvindt in het waterschap, de belangen van bijvoorbeeld de agrariërs en andere bedrijfsbelangen al ruimhartig en veelvuldig gehoord. In het rondetafelgesprek naar aanleiding van het initiatiefwetsvoorstel op 18 november jl. werd duidelijk dat dezelfde argumentatie soms in het gehele proces wel zes of zeven keer wordt ingebracht. Deze leden vinden het onnodig om zes of zeven keer dezelfde argumenten te behandelen. Zij kunnen zich ook niet voorstellen dat andere politieke partijen, die toch vaak aansturen op bestuurlijke efficiëntie, dat wel een wenselijke situatie vinden. Deze leden vragen de initiatiefnemers hierop te reflecteren.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie delen verder de analyse dat de huidige situatie met geborgde zetels ervoor zorgt dat de kosten van waterbeheer te makkelijk worden neergelegd bij de huishoudens, terwijl daarmee de kosten voor de agrarische sector en het overige bedrijfsleven worden gedrukt. Deze leden lezen dat het schrappen van de geborgde zetels ervoor zal zorgen dat de waterschapsbestuurders dan op een volledig democratische manier invulling kunnen geven aan de kostenverdeling, zonder dat hierbij belangengroepen op ondemocratische wijze vertegenwoordigd zijn. Dat vinden deze leden een wenselijkere situatie. Verder achten deze leden het ook waarschijnlijk dat daarmee sneller een adequate invulling van het «vervuiler betaalt»-principe gerealiseerd wordt. Zijn de initiatiefnemers van mening dat de agrarische sector en het overige bedrijfsleven door middel van het afschaffen van de geborgde zetels niet langer zullen worden ontzien bij toenemende kosten? Kunnen de initiatiefnemers toelichten op welke wijze dit wetsvoorstel verder kan helpen om te zorgen dat de vervuiler werkelijk gaat betalen?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie horen verder vaak als argument tegen de afschaffing van de geborgde zetels dat daarmee kennis zou verdwijnen. Hebben de initiatiefnemers daar enig bewijs voor gezien? Het komt deze leden, die de gekozen vertegenwoordigers kennen als bijzonder kundig en vaardig, namelijk over als een niet-bestaand probleem. Deze leden kunnen zich hoogstens voorstellen dat de kennis zich zal verbreden. Kunnen de initiatiefnemers ook aangeven of zij enige reden zien waarom de belangengroepen die nu nog een geborgde zetel hebben niet gewoon, net als in elk ander democratisch orgaan, hun kennis kunnen overdragen via schriftelijke of mondelinge inbreng of zelf een politieke partij oprichten en deelnemen aan de verkiezingen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de fracties waar de initiatiefnemers toe behoren eerder voor een motie hebben gestemd om de waterschapstaken bij andere bestuurslagen onder te brengen (Kamerstuk 33 000 VII, nr. 98). Deze leden horen graag hoe de initiatiefnemers de positie van het waterschap in het algemeen waarderen.

Het lid van de BBB-fractie onderschrijft de motivatie van de initiatiefnemers niet en vindt de memorie van toelichting niet overtuigend in het aantonen van de noodzaak om de wetgeving aan te passen. De initiatiefnemers beargumenteren dat de taakstelling van de waterschappen verandert. De taakstelling van de waterschappen is echter niet veranderd, dit vereist immers een wetswijziging en dit heeft niet plaatsgevonden en is ook niet aangekondigd. De initiatiefnemers verwijzen daarnaast naar klimaatverandering en de komst van de Omgevingswet. Gebleken is dat beide ontwikkelingen de taakstelling van de waterschappen niet wijzigen.

Het lid van de BBB-fractie vindt het opmerkelijk dat de initiatiefnemers niet wilden wachten op het rapport van het OFL alvorens het wetsvoorstel in te dienen. Juist het OFL geeft aan dat deze discussie meer een discussie is over taakstelling dan over democratisering. Het lijkt dan ook dat de initiatiefnemers een ander doel hebben dan de daadwerkelijke democratisering. Het lid vraagt wat de initiatiefnemers nu werkelijk voor ogen hebben, des te meer daar de taakstelling niet wijzigt.

Na het rapport van de commissie-Boelhouwer is het onafhankelijke OFL-rapport in opdracht van de rijksoverheid verschenen. Daarin staat duidelijk dat overleg met de decentrale bestuurslagen gevoerd moet worden alvorens de bestuursvorm van de waterschappen te bespreken. Die verhouden zich namelijk door functionele en geografische scheiding nauw tot elkaar. Wat vinden de initiatiefnemers van het OFL-advies om eerst met de aanpalende decentrale overheden te overleggen alvorens de bestuurssamenstelling van de waterschappen te wijzigen?

Het lid van de BBB-fractie verwijst naar het rondetafelgesprek van 18 november jl. waar de heer Boelhouwer als expert aangaf dat er in de achterliggende jaren nooit klachten over het bestuurlijk functioneren van de waterschappen zijn geweest. En ook de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft zich eerder positief over de waterschappen uitgesproken. Is er dan überhaupt sprake van een probleem? Is het niet beter om het huidige systeem in stand laten? De wijze waarop waterschapsbesturen nu zijn georganiseerd is niet ondemocratisch. Zoals de Raad van State al aangeeft, geven de initiatiefnemers een zeer beperkte uitleg aan het woord «democratisch». Dit lid sluit graag aan bij de woorden van VNO-NCW, MKB-Nederland en de Nederlandse Vereniging van Waterschapsbestuurders Bedrijven (N-VWB) «if it ain’t broken, don’t try to fix it».

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat «de uitstroom van mest en bestrijdingsmiddelen», zoals genoemd in de inleiding, onmogelijk als oorzaak van toenemende druk of kostenstijging kan worden gezien. De hoeveelheid mest en de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen die gebruikt worden op Nederlandse bodem, nemen al vele jaren af. Los daarvan berekenen de waterschappen de kosten door en heeft dit verder niets te maken met het «volledig democratiseren» van de waterschapsbesturen.

Het lid van de BBB-fractie ziet geen toename in belangen die gewogen moeten worden. De werkzaamheden van waterschappen kenmerken zich altijd al door meerdere soorten belangen. Er is geen nieuw belang bijgekomen. Het waterschapsbelang is bovendien altijd al een algemeen belang geweest. Ook dit is niet veranderd.

Het lid van de BBB-fractie beaamt wel dat de omstandigheden de afgelopen decennia sterk veranderd zijn. Zo is het aantal agrarische ondernemers sterk afgenomen en wordt hun belang in de politiek steeds minder gewaarborgd. Dit is een van de voornaamste redenen geweest voor de oprichting van de BoerBurgerBeweging: een stem geven aan het platteland, omdat die stem niet meer gehoord wordt in de politiek. Er is dus onlangs nog een landelijke partij opgericht met als doel om meer stem te geven aan een van de belanghebbenden die door de voorgenomen wijziging geen geborgde zetels meer zou krijgen. Dat conflicteert met het idee dat via politieke partijen belangen altijd gewaarborgd zouden zijn. Juist de agrarische ondernemers zijn een kwetsbare groep in de samenleving geworden, die niet meer automatisch vertegenwoordigd is. Dit komt ook omdat beleid veelal vanuit de stad wordt gemaakt en daar heeft men simpelweg niet de kennis van zaken over het platteland.

Historische achtergrond en maatschappelijke discussie

De leden van de CDA-fractie constateren dat de initiatiefnemers in zes voetnoten verwijzen naar H.J.M. Havekes en I.D.M. Elfferich-Rodenburg, «Waterschapsverkiezingen nieuwe stijl: een succesverhaal?». Deze leden constateren dat bibliografische gegevens ontbreken en verzoeken de initiatiefnemers deze aan te vullen. Zij vragen waarom de initiatiefnemers bijvoorbeeld in voetnoot 7 een link opnemen naar een website waarvoor moet worden betaald, terwijl het aangehaalde artikel ook beschikbaar is via Delpher.2 Waarom vermelden de initiatiefnemers ook de auteur niet, de heer A.P. van den Berge, destijds dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van Delfland?

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de initiatiefnemers het opkomstpercentage van 43,5% bij de waterschapsverkiezingen in 2015 noemen en niet het opkomstpercentage van 51,25% bij de waterschapsverkiezingen in 2019 (memorie van toelichting, blz. 4).

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben verder de historische uiteenzetting met interesse gelezen. Deze leden zien ook dat dit wetsvoorstel past in de constante beweging van verdere democratisering van het waterschapsbestuur. Een beweging die deze leden ondersteunen. Niet alleen omdat zij vertrouwen in de kracht van de democratie, maar ook omdat zij zien dat té lang de belangen van bepaalde groepen (zoals de agrariërs en andere bedrijven) de boventoon hebben gevoerd. Dit met alle gevolgen van dien voor de waterkwaliteit, de inrichting van onze waterhuishouding en de ruimtelijke ordening. Delen de initiatiefnemers deze visie?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie geven aan dat als er al een stem luider gehoord zou moeten worden dat dan, wat deze leden betreft, de stem van de stemlozen moet zijn: die van de natuur en van alle andere levende wezens die ons land bevolken. Hebben de initiatiefnemers stilgestaan bij het effect van de afschaffing van de geborgde zetels voor de natuur? Hebben de initiatiefnemers ook op enig moment overwogen om aan te sluiten bij de internationale beweging die zich inspant om de natuur aan te wijzen als rechtspersoon, zodat deze belangen in procedures altijd gehoord en gerespecteerd moeten worden? Zo nee, waarom niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de waterschappen een essentieel onderdeel zijn van ons landsbestuur. Al in 1255 werd het eerste Hoogheemraadschap van Rijnland ingesteld door graaf Willem II van Holland. Sindsdien worden nieuwe en bestaande dijken en wateren al eeuwenlang door de waterschappen beheerd en verzorgd. Deze leden zien dat de initiatiefnemers vanwege de uitbreiding van de regelgevende bevoegdheden van de waterschappen vragen om een – in hun woorden – volledige democratisering van het bestuur, en het bestuur niet langer deels te baseren op de aloude trits «betaling – belang – zeggenschap». Deze leden vinden terughoudendheid bij het aanpassen van een eeuwenoude bestuurslaag en de bijbehorende vertegenwoordiging van belangen op zijn plaats, zeker omdat de waterschappen over het algemeen goed functioneren. Voordat deze leden een aantal vragen stellen over de inhoud van het voorstel stellen zij eerst de vraag hoe de initiatiefnemers hun wetsvoorstel zien in relatie tot de toekomst van de waterschappen en het zelfstandig voortbestaan van deze eeuwenoude instituten. Wat is hun visie daarop en waarom?

Huidige situatie

De leden van de VVD-fractie merken op dat de geborgde zetels veel expertise met betrekking tot water en landbouw vertegenwoordigen. Deze specialistische en vaak technische kennis is van belang bij het goed besturen van de primaire processen van het waterschap; waterveiligheid, waterkwaliteit en waterkwantiteit. Daarnaast is het, met het oog op een duurzamere toekomst, ook van belang om met het bedrijfsleven samen te werken aan innovatie en technische ontwikkelingen. Kan gegarandeerd worden dat deze expertise en samenwerking niet verloren gaan, wanneer de geborgde zetels worden afgeschaft? Daarnaast vragen deze leden wat de concrete verbeteringen zullen zijn binnen de waterschappen, wanneer de geborgde zetels worden afgeschaft.

De leden van de D66- en GroenLinks-fractie merken op dat de heer Boelhouwer in diens position paper voor het rondetafelgesprek van 18 november jl. adviseerde om aanpassingen van de bestuursstructuur van de waterschappen tegelijkertijd mee te nemen in het wetsvoorstel, maar dit niet terugkomt in het voorliggende voorstel. Kunnen de initiatiefnemers nader toelichten waarom zij hiervoor niet gekozen hebben?

De leden van de CDA-fractie willen de initiatiefnemers herinneren aan het advies van de Adviescommissie Water in 2015 om de geborgde zetels te behouden, maar de geborgde zetels daarbij wel te verminderen tot zes zetels. Ook zouden deze zetels eerlijk verdeeld moeten worden, waardoor zowel de agrarische sector, het bedrijfsleven, als bos- en natuurorganisaties elk twee zetels zouden verkrijgen (memorie van toelichting, blz. 5). Deze leden vragen waarom de initiatiefnemers het advies van de Adviescommissie Water niet hebben overgenomen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de commissie-Boelhouwer stelt dat de gekozen vertegenwoordigers in een waterschapbestuur het algemeen belang behartigen, waarbij alle specifieke belangen ook worden meegewogen (memorie van toelichting, blz. 6). Deze commissie constateert echter ook dat via klantenpanels, adviesraden, zetels in adviescommissies, klankbordgroepen bij specifieke projecten et cetera op allerhande manieren een verdere invulling aan allerlei participatievormen gegeven kan worden. De commissie beveelt de waterschappen aan daar – uiteraard naar behoefte en wens – maximaal gebruik van te maken. Verder is naar de mening van de commissie-Boelhouwer in het bestuursrecht afdoende geregeld hoe betrokkenen in het gebied nog aanvullend specifieke invloed kunnen uitoefenen op bestuursbesluiten van het waterschap. Deze leden vragen de initiatiefnemers in dit verband nader in te gaan op de rol van de sectoren die in de waterschapsbesturen worden vertegenwoordigd door middel van geborgde zetels. Doet de verwijzing naar participatievormen en bestuursrecht volgens de initiatiefnemers recht aan de historisch belangrijke en constructieve rol van de geborgde zetels in de waterschappen?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de initiatiefnemers zonder nadere aanduiding een onderzoek van de OESO noemen (memorie van toelichting, blz. 6). Deze leden vragen of de initiatiefnemers verwijzen naar het rapport «Water Governance in the Netherlands: Fit for the Future» (2014). Zij vragen welke aanbeveling de initiatiefnemers in dit verband precies bedoelen.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de initiatiefnemers stellen dat de geborgde zetels gevestigde belangen vertegenwoordigen van belangengroepen die tevens vervuilers zijn (memorie van toelichting, blz. 6). Deze leden vragen de initiatiefnemers of de kiesgerechtigden voor de waterschappen in hun ogen geen vervuilers zijn of dat vervuilers uitgesloten zouden behoren te worden van het kiesrecht voor de waterschappen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat initiatiefnemers stellen dat, hoewel de titel «dijkgraaf» geen adellijke titel is, deze titel in de praktijk wel door adellijke families werd uitgevoerd en van generatie op generatie doorgegeven werd (memorie van toelichting, blz. 5). Deze leden vragen wat de relevantie van deze mededeling is onder het kopje «Huidige situatie».

De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de ingezetenen de afgelopen jaren een groter deel van de watersysteemheffing zijn gaan betalen. Echter, wanneer de andere typen waterschapsbelasting als zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing worden meegenomen, betalen grondeigenaren en gebouweigenaren nog steeds relatief veel waterschapsbelasting. Erkennen de initiatiefnemers dat in die zin de trits «betaling-belang-zeggenschap» nog altijd niet helemaal weg is? En erkennen de initiatiefnemers dat de gebouweigenaren en grondeigenaren nog altijd een grotere afhankelijkheid hebben van de waterbeheerder dan een willekeurige ingezetene?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de heer Boelhouwer, voorzitter van de naar hem genoemde commissie Boelhouwer, tijdens het recente rondetafelgesprek aangaf dat er in de achterliggende jaren geen klachten zijn geweest over het bestuurlijk functioneren van de waterschappen. Deze leden vragen de initiatiefnemers hoe zij dit zien. Hebben zij concrete voorbeelden waarin het hebben van geborgde zetels heeft gezorgd voor wanbestuur en/of andere problematiek? En is afschaffing van de geborgde zetels hiervoor een oplossing?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de initiatiefnemers alleen inzicht geven in het financiële en getalsmatige aandeel van verschillende partijen in de waterschappen. Deze leden missen aandacht voor de verplichtingen die in het bijzonder gelden voor agrariërs en terreinbeheerders voor bijvoorbeeld het onderhoud van watergangen, het beperken van emissies en de kosten en inzet die dat met zich meebrengt. Delen de initiatiefnemers de mening van deze leden dat dit aspect meegewogen moet worden bij de beoordeling van nut en noodzaak van geborgde zetels voor de partijen die met deze verplichtingen te maken hebben? Hoe waarderen de initiatiefnemers in dit verband de genoemde verplichtingen?

Het lid van de BBB-fractie constateert dat er onvrede leeft bij de initiatiefnemers over de hoeveelheid geborgde zetels ten opzichte van het totaal aantal zetels in het bestuur. Het is nogal merkwaardig om deze zetels dan maar helemaal af te schaffen. Daar waar een verdeling in een waterschap uit balans zou zijn, omdat de geborgde zetels niet aansluiten bij de situatie in dat waterschap, zou er ook gekeken kunnen worden naar een andere verdeling. Aangezien er door verschillende partijen wordt gesproken over het afschaffen van de waterschappen, heeft dit lid dan ook sterk het idee dat dit wetsvoorstel deze afschaffing als achterliggend doel heeft. Anders begrijpt dit lid de motivatie voor deze rigoureuze keuze niet. Graag ziet dit lid hier een reactie op tegemoet.

Het lid van de BBB-fractie constateert dat er een strikt onderscheid wordt gemaakt tussen bedrijven en woningen. Echter, veel agrarische ondernemers worden ook aangeslagen voor een woning. Agrarische ondernemers betalen in feite twee keer. De tegenstelling die hier wordt gecreëerd is niet juist. Kunnen de initiatiefnemers hierop reageren?

Het lid van de BBB-fractie merkt verder op dat het waterschapsbestuur een functionele democratie is, waarbij het juist uniek is dat het principe van «vervuiler betaalt» op een heel andere manier wordt ingevuld. Veel bedrijven zuiveren bijvoorbeeld zelf het water en agrarische ondernemers helpen mee aan het beheer van de watergangen. Dit maakt, behalve het feit dat de waterschappen zelf direct belasting heffen, dat waterschappen een zeer unieke bestuursvorm hebben, waarbij «vervuilers» zelf direct bijdragen aan de taakstelling die er ligt. Door de betrokkenheid bij deze besturen is er juist een extra grote motivatie om voor schoon water te zorgen. De initiatiefnemers geven hier geen enkele duiding over, waardoor dit lid deze alsnog graag ontvangt.

Aanleiding en noodzaak

Van sectorspecifiek naar algemeen belang

De leden van de CDA-fractie hechten eraan dat de waterschappen als vorm van functioneel bestuur gehandhaafd dienen te worden. Delen de initiatiefnemers deze opvatting? En zo ja, kunnen zij aangeven hoe hun voorstel daarin moet worden gezien?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de commissie-Boelhouwer concludeert dat het, door het afgebakende en beperkte takenpakket van het functionele waterschap, in principe mogelijk is om de bij watervraagstukken in het geding zijnde specifieke belangen nader te duiden en vertegenwoordigers van die belangen op te nemen in het waterschapsbestuur (Rapport Geborgd gewogen, blz. 9). Deze leden vragen de initiatiefnemers op deze conclusie nader in te gaan.

De leden van de CDA-fractie lezen dat initiatiefnemers stellen dat de nieuwe uitdagingen rondom waterbeheer verdere afbreuk doen aan de legitimatie van geborgde zetels, die in toenemende mate overbodig en onwenselijk worden geacht (memorie van toelichting, blz. 7). Deze leden vragen waarom de initiatiefnemers van mening zijn dat de nieuwe uitdagingen rondom waterbeheer afbreuk doen aan de legitimatie van geborgde zetels.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat boeren en natuurorganisaties intensief betrokken zijn bij de uitvoering van taken omtrent watermanagement. Deze leden vragen hoe de kennis en motivatie om bij te dragen van deze maatschappelijke partijen behouden kan blijven bij de implementatie van onderhavig wetsvoorstel. Welk flankerend beleid is hier volgens de initiatiefnemers voor nodig? Wat is hierbij de rol van respectievelijk het Rijk, de provincie en de waterschappen?

De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de initiatiefnemers van mening zijn dat «nieuwe belangen», gericht op klimaat en waterkwaliteit, op dit moment niet op gelijke voet worden afgewogen tegenover de gevestigde belangen. Deze leden zijn benieuwd welke definitie de initiatiefnemers hanteren voor het algemeen belang, en hoe een sector- of minderheidsbelang zich hiertoe verhoudt.

De leden van de SGP-fractie zetten vraagtekens bij de stelling dat de geborgde zetels ervoor zorgen dat de door de initiatiefnemers genoemde nieuwe uitdagingen niet op gelijke voet worden afgewogen tegenover de gevestigde belangen van de agrarische sector en de industrie. Deze leden constateren dat een ruime meerderheid van de zetels in het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van de waterschappen ingenomen wordt door vertegenwoordigers van ingezetenen. Delen de initiatiefnemers de analyse dat de ingezetenen, die ook hun belangen hebben, derhalve een zwaardere stem in het kapittel hebben dan de geborgde zetels? Waarom hebben de initiatiefnemers niet overwogen om het aantal geborgde zetels te beperken in plaats van af te schaffen?

De leden van de SGP-fractie maken uit de toelichting op dat de initiatiefnemers stellen dat de nieuwe uitdagingen, waaronder klimaatadaptatie, ervoor zorgen dat het algemeen belang in plaats van de sectorspecifieke belangen is gekomen. Deze leden ontvangen graag een nadere duiding. Waarom zou niet gesteld kunnen worden dat zowel sprake is van een algemeen belang, waar vertegenwoordigers van ingezetenen in het bijzonder voor op kunnen komen, en van sectorspecifieke belangen van onder meer agrariërs en natuurterreinbeheerders, waar vertegenwoordigers vanuit deze sectoren middels de geborgde zetels bijzondere aandacht voor kunnen hebben?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemers wijzen op de nieuwe uitdagingen waar rekenschap van gegeven moet worden. Delen de initiatiefnemers de mening van deze leden dat de problemen van klimaatverandering en de uitdagingen wat betreft klimaatadaptatie en biodiversiteit juist ook de agrarische bedrijven (droogte, wateroverlast) en andere terreinbeheerders (droogte, biodiversiteit) raken en dat met deze nieuwe uitdagingen daarom onverminderd sprake is van sectorspecifieke belangen?

Het lid van de BBB-fractie constateert dat er geen sprake is van het verschuiven van een sectorspecifiek belang naar een algemeen belang. De waterschapsbelangen zijn niet gewijzigd. Het lijkt alsof de initiatiefnemers nu pas het belang van de waterschappen onderkennen. Voor de agrarische ondernemers is dit belang al veel langer duidelijk. Daarom zijn zij ook actief in deze besturen. Verder benadrukt dit lid dat de belangen van bedrijven, agrariërs en natuur heel nadrukkelijk onderdeel zijn van het algemene belang, waarbij opgemerkt wordt dat nergens wordt gesproken over het belang van water voor de voedselzekerheid. Een belang dat altijd geborgd zou moeten zijn en niet overgelaten zou moeten worden aan politieke grillen.

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat het waterschapsbelang te groot is voor Nederland om afhankelijk te laten zijn van bestuurstermijnen en coalitieafspraken. Het waterschap houdt zich juist bezig met zeer technische vraagstukken die om veel kennis vragen, die in een veranderende omgeving bij uitstek geleverd kan worden door partijen die nu zitting hebben via geborgde zetels. Dit lid hoort graag hoe deze belangen dan anders geborgd zouden zijn in het versnipperde politieke landschap dat er nu is.

Het lid van de BBB-fractie merkt verder op dat zij meent dat de kosten voor een agrarisch bedrijf voor het waterschap al zeer hoog zijn. Dit lid verzoekt daarom om deze kosten in beeld te brengen en te relateren aan de netto-bedrijfsomzet per bedrijf per bedrijfstak. Er zijn immers veel meer burgers dan boeren in Nederland. Een vergelijking in absolute getallen zegt weinig over de daadwerkelijke bijdrage in relatie tot het inkomen.

Het lid van de BBB-fractie merkt verder op dat het samenwerken met het bedrijfsleven juist zorgt voor innovaties. In het bedrijfsleven is de kennis aanwezig om te komen tot nog betere zuiveringstechnieken. Samen met universiteiten en onderzoeksinstituten komen zij tot mooie oplossingen. Geborgde zetels garanderen dat die technische en organisatorische kennis snel en efficiënt wordt ontsloten en ingebracht in het waterschapsbestuur. Hoe denken de initiatiefnemers dit te garanderen bij een gepolitiseerd waterschapsbestuur?

Democratische vertegenwoordiging belangengroepen

De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers stellen dat het onwenselijk is om belangengroepen op ondemocratische wijze van extra invloed te voorzien (memorie van toelichting, blz. 7). Deze leden vragen in hoeverre de initiatiefnemers het voor hun pleidooi nodig hebben om de democratisch tot stand gekomen regels voor de samenstelling van waterschapsbesturen te diskwalificeren als ondemocratisch. De initiatiefnemers stellen dat zij het onwenselijk achten dat een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) als de Kamer van Koophandel zetels binnen het waterschapsbestuur kan benoemen. Deze leden vragen de initiatiefnemers waarom zij niet pleiten voor een andere wijze van benoemen van vertegenwoordigers van het belang van bedrijven.

De leden van de D66- en GroenLinks-fractie lezen dat uit onderzoek van de Monitor uit 2018 bleek dat 13 van de 21 waterschappen ten minste 7 boeren in het algemeen bestuur hadden zitten, waarvan het aantal gekozen boeren in het merendeel van deze waterschappen hoger lag dan het aandeel boeren dat via de geborgde zetels zeggenschap verkreeg. Kunnen de initiatiefnemers aangeven of hetzelfde geldt voor bedrijven en natuurorganisaties? Delen de initiatiefnemers de mening van deze leden dat het schrappen van de geborgde zetels niet hoeft te leiden tot een situatie waarin de agrarische stem minder wordt gehoord?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de initiatiefnemers hoe zij, wanneer een bepaald, significant (minderheids-)belang ondergesneeuwd dreigt te raken, dit belang willen behartigen in een systeem zonder geborgde zetels. Ter illustratie, een veehouder ten zuiden van Amsterdam kent een enorme (wederzijdse) afhankelijkheid van het waterschap, in tegenstelling tot de vele stedelingen. In een stelsel gebaseerd op het «één persoon, één stem-beginsel», dreigt dit grote belang onder te sneeuwen. Deze leden zijn benieuwd óf de indieners minderheden met grote belangen bij de besluitvorming van het waterschap ook willen dienen en hoe zij ervoor willen zorgen dat ook de belangen van deze minderheden geborgd blijven? Want ook de Raad van State ziet dat de bescherming van minderheden en/of specifieke belangen een rol kan krijgen binnen democratische instituties en dat de indieners een te beperkte opvatting van het begrip democratie hanteren. Kunnen de indieners hierop reflecteren? In hoeverre is een systeem waarin minderheidsbelangen kunnen ondersneeuwen van een hogere democratische kwaliteit ten opzichte van een systeem waarin deze belangen geborgd zijn?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn ook zeer benieuwd of de indieners alternatieve opties hebben overwogen waarin én recht wordt gedaan aan minderheden met grote belangen, én er een betere balans komt tussen ingezetenen en boeren, bedrijven en natuurbeheerders? Zo ja, welke alternatieven zijn dat geweest? En wat waren per optie de afwegingen om deze niet als uitgangspunt te nemen voor het initiatiefwetsvoorstel?

De leden van de SGP-fractie lezen termen als «ondemocratisch» en «oneerlijk». Deze leden zetten hier vraagtekens bij. Zij wijzen op de analyse van de Raad van State, die constateert dat de initiatiefnemers een te beperkte opvatting van het begrip democratie hanteren. De initiatiefnemers beroepen zich in hun reactie op de definitie van democratie in de Van Dale («staatsvorm die aan het hele volk invloed op de regering toekent»). Erkennen de initiatiefnemers dat in de huidige situatie de vertegenwoordigers van ingezetenen de meerderheid van de zetels in de waterschappen hebben en dat zo het hele volk invloed heeft op het waterschapsbestuur?

De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de initiatiefnemers de conclusie van de Adviescommissie Water (2015) waarderen dat de borging van zetels noodzakelijk is, omdat relevante belangen anders numeriek ondersneeuwen in de grote categorie ingezetenen. De initiatiefnemers stellen dat onder meer agrariërs ook via de ingezetenen vertegenwoordigd worden. Delen de initiatiefnemers echter ook de analyse van deze leden dat de praktijk leert dat het aantal «boerenvertegenwoordigers» onder de ingezetenen afneemt en per waterschap en over bestuursperiodes heen sterk kan wisselen?

Voor het lid van BBB-fractie staat het vast dat bij het loslaten van de geborgde zetels het agrarisch belang ondergesneeuwd raakt. De memorie van toelichting kan dit lid hierin niet overtuigen dat het anders zou zijn. Zoals gezegd, is de BBB juist onlangs opgericht, omdat de stem van het platteland in de politiek niet wordt gehoord. Politieke ontwikkelingen laten dus wat anders zien dan hetgeen de initiatiefnemers stellen. Waterschappen met grote steden in het werkgebied zullen bijvoorbeeld weinig oog hebben voor het ommeland. En helaas, dat blijkt telkens weer, ook weinig kennis over het ommeland. Graag ontvangt dit lid een reactie van de initiatiefnemers.

Het lid van de BBB-fractie constateert dat het de initiatiefnemers steekt dat er veel boeren actief zijn in de waterschapsbesturen, maar staan de initiatiefnemers erbij stil dat dit is omdat de boeren al sinds lange tijd het belang voelen van goed waterbeheer en direct de gevolgen ervaren als dit niet op een goede manier gebeurt? Het boerenbelang is daarbij ook het belang van heel Nederland: met mislukte oogsten komt de voedselvoorziening immers in gevaar. Hetzelfde geldt voor een slechte waterkwaliteit. Het belang van de voedselvoorziening wordt niet één keer genoemd in de memorie van toelichting. Wordt dit belang niet onderkend?

Het lid van de BBB-fractie is, net als de Raad van State in zijn advies, van mening dat democratie ook is het beschermen van minderheden of specifieke belangen en dat daar hier ook sprake van moet zijn. De agrarische ondernemers vormen een minderheid en het belang dat zij vertegenwoordigen (voedselzekerheid) is dermate groot dat geborgde zetels juist een vereiste zijn. Mocht er in bepaalde waterschappen al sprake zijn van oververtegenwoordiging, dan zou een logische weg zijn om een andere verdeling voor te stellen. Waarom kiezen de initiatiefnemers voor afschaffing in plaats van herverdeling?

Invoering Omgevingswet & toenemende rol klimaatadaptatie

De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemers stellen dat de waterschappen met de komst van de Omgevingswet meer regelgevende bevoegdheden en beleidsruimte krijgen om hun taken in de praktijk uit te voeren. Deze leden vragen de initiatiefnemers deze stelling nader te onderbouwen, aangezien in de memorie van toelichting slechts verwezen wordt naar de website Informatiepunt Leefomgeving. Onderschrijven de initiatiefnemers dat het waterschap, gezien zijn functionele karakter bij de uitoefening van al zijn taken en bevoegdheden, zoals het verlenen van vergunningen, het peilbeheer, het vaststellen van projectplannen voor waterkeringen, het heffen van belastingen en het vaststellen van verordeningen, zal moeten blijven werken binnen de in artikel 1 van de Waterschapswet opgenomen taakomschrijving en de uitwerking daarvan in de Omgevingswet? Onderkennen de initiatiefnemers dat het waterschap zijn functionele taken dient uit te oefenen binnen (en ter uitoefening van) de wettelijke en beleidsmatige kaders die Rijk en provincie als algemeen bestuur stellen, zoals de veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen, de regionale normen voor wateroverlast, de normen voor de waterkwaliteit en de toedeling van maatschappelijke functies aan watersystemen?

De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers of zij van mening zijn dat de focus van het waterschap dient te verschuiven van het waterbeheer in een bepaald gebied naar het klimaatbestendig maken van (delen van) Nederland en daarmee van een specifieke taak (waterbeheer) naar behartigen van een algemeen belang (klimaatadaptatie). Zo ja, hoe verhoudt dat standpunt zich dan tot de bestaande wettelijke kaders voor het functioneren van de waterschappen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de agrarische sector een belangrijke bijdrage zal moeten leveren als het gaat om klimaatadaptatie en waterkwaliteit. Delen de initiatiefnemers de mening van deze leden dat de vertegenwoordigers vanuit deze sector in het dagelijks bestuur van waterschappen juist de taal van de agrariërs spreken en daardoor juist een belangrijke rol kunnen spelen om agrariërs mee te nemen in de stappen die gezet moeten worden voor klimaatadaptatie en verbetering van de waterkwaliteit? Hoe waarderen de initiatiefnemers de analyse van deze leden dat voor de noodzakelijke stappen voor onder meer klimaatadaptatie en waterkwaliteit de praktijkkennis van agrariërs en andere terreinbeheerders van groot belang is en dat via de geborgde zetels de inbreng van deze praktijkkennis geborgd is?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemers van mening zijn dat sprake is van uitbreiding en toename van taken, verantwoordelijkheden en regelgevende bevoegdheden. Deze leden ontvangen graag een concretisering hiervan. Deze leden willen wijzen op artikel 1 en 2 van de Waterschapswet. Delen de initiatiefnemers de analyse van deze leden dat het takenpakket van waterschappen beperkt blijft tot de waterstaatkundige verzorging van een gebied, waaronder de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater, en dat aanvullende waterstaatsaangelegenheden opgedragen worden door andere democratische bestuursorganen? Is de veronderstelling juist dat deze gesloten of beperkte taakopvatting niet verandert met de invoering van de Omgevingswet?

Het lid van de BBB-fractie constateert, in navolging van anderen, zoals onder andere de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO) en de juriste Van Rijswick (genodigden tijden het rondetafelgesprek van 18 november jl.), dat de taakstelling van de waterschappen niet verandert als gevolg van de invoering van de Omgevingswet of de toenemende rol van klimaatadaptie. Dit kan derhalve geen argument zijn om over te gaan tot het afschaffen van de geborgde zetels. Uit de praktijk blijkt bovendien dat de meeste waterschappen al actief inspelen op de klimaatontwikkelingen. Welke meerwaarde zal het afschaffen van de geborgde zetels geven boven de huidige praktijk voor klimaatadaptatie?

Noodzaak wettelijke aanpassing

De leden van de PvdA-fractie vragen of de initiatiefnemers van mening zijn dat de Grondwet na implementatie van onderhavig voorstel gewijzigd dient te worden en, zo ja, op welke manier.

Financiële Paragraaf

De leden van de D66- en GroenLinks-fractie hebben begrepen dat naar aanleiding van de internetconsulatie de financiële paragraaf is aangepast, zodat het opheffen van het aantal zetels niet meer zou leiden tot een minder aantal zetels in totaal. Deze leden begrijpen van de initiatiefnemers dat in de uitvoering van de wet door de provincies zal moeten worden bezien hoeveel zetels er overblijven in elk waterschapsbestuur. De commissie-Boelhouwer adviseert juist dat de omvang van het waterschapsbestuur niet politiek bepaald moet worden, omdat dan de uitkomst elke vier jaar anders kan zijn op basis van de politieke kleur van het college of een andere weging van specifieke belangen. Kunnen de initiatiefnemers nader duiden waarom zij ervoor hebben gekozen de omvang van het bestuur van de waterschappen niet bij wet vast te leggen, zoals geadviseerd wordt door de commissie-Boelhouwer?

Advisering en consultatie

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de initiatiefnemers 1.373 reacties hebben ontvangen op de internetconsultatie. De initiatiefnemers stellen dat uit een groot deel van de reacties naar voren kwam dat mensen nog moeite hebben met het idee dat de waterschappen aan democratische vernieuwing toe zijn. Deze leden vragen de initiatiefnemers deze beoordeling van de reacties nader toe te lichten. De initiatiefnemers halen de reactie van de Vereniging Eigen Huis aan, die stelt dat de categorie huishoudens geen geborgde zetels in het waterschapsbestuur heeft en dat zij dat onacceptabel vindt. Deze leden vragen of er inderdaad waterschappen in Nederland zijn waar de ingezetenen niet vertegenwoordigd zijn in het waterschapsbestuur, zoals de Vereniging Eigen Huis lijkt te suggereren.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de initiatiefnemers aangeven dat uit veel van de reacties op het wetsvoorstel bleek dat het waterschap een functionele democratie moet blijven, en deze niet te politiek moet worden. De reactie van de initiatiefnemers dat de specifieke deelbelangen ook in een bestel zonder geborgde zetels nog steeds vertegenwoordigd worden, doet wat deze leden betreft niet af aan de zorg of dit democratische instituut met een concrete, zeer belangrijke taak, te veel politiseert. Kunnen de initiatiefnemers aangeven of zij deze zorg van de respondenten delen? Zo ja, kunnen de initiatiefnemers uiteenzetten hoe zij verdere politisering van de waterschappen willen voorkomen?

De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp