Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Waterschapswet en de Kieswet te wijzigen om de geborgde zetels bij waterschapsbesturen af te schaffen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 12 komt te luiden:
B
In artikel 13 vervallen het tweede en derde lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
C
Artikel 14 vervalt.
D
Titel II, hoofdstuk IV, § 2, vervalt.
E
In artikel 28, tweede lid, vervalt «bedoelde bevoegdheid», en vervalt «en artikel 19, eerste lid».
F
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «zijn de artikelen 12, 13 en 14 van toepassing» vervangen door «is artikel 13 van toepassing» en vervalt «in artikel 13, eerste lid».
2. In het tweede lid vervalt «bestemd voor vertegenwoordigers van de categorie van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a,».
G
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.
2. Het derde lid vervalt.
H
In artikel 31b vervalt «, behorende bij de categorie van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a,».
I
Artikel 33, vierde lid, vervalt.
J
In artikel 40, eerste lid, vervalt «, waarvan ten minste één lid een vertegenwoordiger is van een van de categorieën van belanghebbenden bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdelen b, c of d».
In artikel A 1 van de Kieswet wordt in de definitie van algemeen bestuur «voor zover het leden betreft van de categorie, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, van de Waterschapswet» vervangen door «als bedoeld in artikel 12 van de Waterschapswet».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,