Ontvangen 10 november 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel F, wordt «drie» telkens vervangen door «zes».
II
Artikel I, onderdeel G, komt te luiden:
G
Artikel 1.6, zevende lid, vervalt.
III
In artikel I, onderdeel H, worden het achtste en negende lid vernummerd tot zevende en achtste lid.
IV
Aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
K
In artikel 3.4 vervalt «1.6, zevende lid,».
Met dit amendement wordt de werkloosheidstermijn in artikel 1.6, vijfde lid, uitgebreid van drie naar zes maanden.
In verband hiermee kan de in artikel 1.6, zevende lid, opgenomen mogelijkheid om de betrokken termijn tijdelijk van drie naar zes maanden te kunnen uitbreiden, komen te vervallen.
Indiener is de mening toegedaan dat dit om meerdere redenen een noodzakelijke stap is. Ten eerste omdat vanwege de coronacrisis helaas behoorlijk wat mensen hun baan kwijtraken en nieuw werk in slechte economische tijden niet voor het oprapen ligt. Wanneer ouders dan ook de plek op de opvang van hun kind kwijtraken, omdat ze deze niet langer kunnen betalen, zullen ze – mochten ze een baan vinden – weer moeilijker aan de slag kunnen.
Daarnaast zijn de personeelstekorten in de kinderopvang dusdanig fors dat het ook voor corona reeds tot grote problemen kon leiden wanneer iemand de kinderopvangtoeslag wegens werkloosheid kwijtraakte. Wanneer er een nieuwe baan gevonden werd, kon het tot vele maanden duren tot een kind weer op de eigen vertrouwde opvang geplaatst kon worden. Deze betrekkelijk kleine ingreep lost dat probleem op.
Kwint