Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 27 mei 2020 en het nader rapport d.d. 8 oktober 2020, aangeboden aan de Koning door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 10 april 2020, no.2020000745, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd, 27 mei 2020, nr.W12.20.0099/III, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het maken van een enkele inhoudelijke opmerking. De tekst van het advies treft u hieronder cursief afgedrukt aan, voorzien van een reactie daarop.
Bij Kabinetsmissive van 10 april 2020, no.2020000745, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag, met memorie van toelichting.
Het voorstel bevat een verzameling van maatregelen op het gebied van kinderopvangtoeslag. Naast enkele technische reparaties voorziet het voorstel in twee inhoudelijke maatregelen. Ten eerste wordt het recht op kinderopvangtoeslag verlengd voor zwangere vrouwen die in hun werkloosheidstermijn zitten. Ten tweede krijgen ouderparen van wie één ouder werkt of een traject naar werk volgt en de andere ouder een indicatie heeft vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) recht op kinderopvangtoeslag. Op dit moment bestaat dit recht niet. Zij kunnen wel een beroep doen op de ondersteuning vanuit de gemeente.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft het voorstel, maar maakt een opmerking over de afbakening van de groep ouders/partners die een Wlz-indicatie hebben en straks in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. In verband daarmee is aanpassing wenselijk van het wetsvoorstel en de toelichting.
Huidige situatie
Een gezin waarin één ouder werkt en de andere ouder een Wlz-indicatie heeft, komt op dit moment niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en om een sociale of medische reden (SMI) tijdelijk niet voor hun kinderen kunnen zorgen, kunnen wel bij de gemeente terecht voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. De specifieke redenen waardoor en de periode gedurende welke deze ouders niet voor de kinderen kunnen zorgen kunnen sterk uiteenlopen. De toelichting noemt bij wijze van voorbeeld het herstellen van een depressie, burn-out, detentie of intensieve revalidatie. Daardoor hebben de gemeente veel vrijheid bij de vormgeving van hun beleid. Zij zijn het best in staat om een afweging te maken per casus en maatwerk te bieden, aldus de toelichting.2
Voorstel
Voorgesteld wordt om de ouderparen van wie één van de ouders werkt en de andere ouder een Wlz-indicatie heeft voortaan wel het recht op kinderopvangtoeslag te geven. In deze situatie zijn immers beide ouders niet in staat om voor de kinderen te zorgen. De kinderopvangtoeslag dient er dan toe om de werkende partner de mogelijkheid te bieden te blijven werken. Deze personen hoeven hierdoor niet meer bij de gemeente aan te kloppen voor bijstand.
Volgens de toelichting ligt lokaal maatwerk ten aanzien van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang in deze situatie niet voor de hand. Als reden hiervoor geldt de ernstige en blijvende situatie waarin personen met een Wlz-indicatie verkeren, zonder uitzicht op herstel of (ander) werk, waarbij het gaat om een landelijke, duidelijk afgebakende groep, aldus de toelichting.3 Om deze redenen wordt een eenvormige regeling op landelijk niveau voorgesteld.
Tegelijkertijd wordt in het voorstel een uitzondering gemaakt voor de groep personen die een tijdelijke Wlz-indicatie hebben.4 Dat zijn indicaties voor een periode van zes maanden tot en met drie jaar.5 Deze groep krijgt geen recht op kinderopvangtoeslag en kan zich zo nodig wenden tot de gemeente voor een voorziening op maat, aldus de toelichting.6
Beoordeling uitzondering voor tijdelijke Wlz-indicatie
De Afdeling merkt op dat het wetsvoorstel een onderscheid maakt tussen enerzijds personen met een permanente Wlz-indicatie en anderzijds degenen met een tijdelijke Wlz-indicatie. In beide gevallen gaat het om personen die op basis van strikte criteria en indicatiestelling door het CIZ toegang hebben gekregen tot de zware Wlz-zorg. Dat betekent dat voor beide groepen geldt dat zij behoefte hebben aan permanent toezicht of 24-uurs zorg in de directe nabijheid. Het enige verschil tussen de beide groepen is dat deze behoefte voor de eerste groep blijvend is. Bij de tijdelijke indicatie is de behoefte niet blijvend. De verwachting is dat de betrokkene op termijn geen behoefte zal hebben aan de Wlz-zorg. Dat speelt echter niet in de periode waarvoor de indicatie is afgegeven, maar pas daarna.
Zowel in het geval van de permanente als dat van de tijdelijke Wlz-indicatie gaat het dus om een uniforme groep die in de periode waarvoor de indicatie geldt als gevolg van deze indicatie niet in staat in om voor de kinderen te zorgen. De Afdeling ziet dan ook geen objectieve rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid. Zij adviseert het voorstel op dit punt aan te passen.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.
De vicepresident van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Kinderopvangtoeslag is in eerste instantie bedoeld voor ouders die werken of een traject naar werk volgen. Het doel is om kinderopvang betaalbaar te houden voor ouders, zodat zij arbeid en de zorg voor hun kinderen kunnen combineren. Wanneer ouders om een sociale of medische reden niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen en kinderopvang nodig hebben, kunnen zij via de gemeente een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang regelen op basis van sociaal medische indicatie (SMI).
Met voorliggend wetsvoorstel wordt de Wet kinderopvang aangepast voor huishouden waarin de ene ouder werkt en de andere ouder een permanente Wlz-indicatie heeft. In deze huishoudens werkt de ene ouder, maar de andere ouder heeft een dermate zware zorgbehoefte – zij hebben 24/7 zorg in nabijheid nodig of staan 24/7 onder permanent toezicht – dat het onwaarschijnlijk is dat hij of zij zelf in staat is om voor zijn of haar kinderen te zorgen. Om werken voor de ouder beter mogelijk en financieel lonender te maken wordt voorgesteld om de bovengenoemde groep recht te geven op kinderopvangtoeslag.
De Wlz-indicatie wordt landelijk afgegeven aan een uniforme groep mensen. Hun situatie is permanent en verandert niet meer, alleen in hele uitzonderlijke gevallen. SMI wordt juist vaak tijdelijk ingezet, om vervolgens te evalueren of de situatie verbeterd is en, indien nodig, te verlengen.7 De combinatie van de zware zorgcriteria en de permanente status van deze situatie op basis van een landelijk uniforme indicatie maken dat SMI zeer waarschijnlijk een onvoldoende oplossing biedt voor deze groep ouders, en dat het noodzakelijk is om hen recht op kinderopvangtoeslag te geven.
Dat is anders voor huishoudens waarin de ene ouder werkt en de andere ouder een tijdelijke Wlz-indicatie heeft. De tijdelijkheid van deze indicaties, maakt deze groep ouders minder uniform. Er is meer maatwerk nodig waarvoor SMI (net als in andere tijdelijke situaties, zoals wanneer een ouder moet revalideren of tijdelijk ziek is) het aangewezen instrument is. Een generiek instrument zoals de kinderopvangtoeslag is hiervoor minder geschikt. Daarmee bestaat een objectieve rechtvaardiging voor het onderscheid dat gemaakt wordt in dit wetsvoorstel tussen tijdelijke en permanente Wlz-indicaties. Daarnaast is het ook in de uitvoering lastiger. Omdat een tijdelijke Wlz-indicatie kan vervallen, waarmee de aanspraak op kinderopvangtoeslag zou vervallen, zal de Belastingdienst vaker moeten controleren wat de status is. Dit in tegenstelling tot een permanente Wlz-indicatie. Om deze reden wordt het voorstel niet aangepast en worden ouders met een tijdelijke Wlz-indicatie niet toegevoegd aan de groep ouders die recht op kinderopvangtoeslag hebben. Wel is de memorie van toelichting op dit punt aange scherpt. Ook zijn de redactionele opmerkingen van de Afdeling verwerkt.
Ik verzoek U het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ‘t Wout