Ontvangen 11 november 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt na onderdeel H een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ha
Na artikel 1.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Onze Minister kan besluiten dat van artikel 1.6 wordt afgeweken om te bepalen dat een ouder in een berekeningsjaar aanspraak op een kinderopvangtoeslag heeft, indien de ouder in het voorafgaande berekeningsjaar ook aanspraak op een kinderopvangtoeslag had, sprake is van een schrijnend geval, en toepassing van het artikel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Indiener is de mening toegedaan dat lichamelijke of psychische ellende niet onnodig verdiept moet worden door het kwijtraken van het recht op kinderopvangtoeslag. Er is een veelvoud van redenen denkbaar waardoor binnen een gezin plotsklaps misère toeslaat, waardoor binnen de huidige wetgeving na enige tijd het recht op kinderopvangtoeslag wegvalt. Maar wanneer een ouder tijdelijk opgenomen moet worden, of terminaal ziek is, of anderszins in de problemen zit en het recht op kinderopvangtoeslag verliest, betekent dit niet dat er altijd zorg gedragen kan worden voor een kind in de thuissituatie. Dit amendement ziet erop toe dat bij aantoonbare schrijnende omstandigheden de Minister – of een namens de Minister gemachtigde persoon – een discretionaire bevoegdheid mag inzetten waardoor ouders alsnog recht houden op kinderopvangtoeslag.
Kwint