Vastgesteld 9 oktober 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
blz. |
|||
1. |
Inleiding |
2 |
||
2. |
Inhoud van het wetsvoorstel |
4 |
||
2.1. |
Stemlocaties |
4 |
||
2.2. |
Inrichting, ventilatie en hygiënemaatregelen in de stemlokalen |
6 |
||
– |
Regels voor kiezers bij het betreden van het stemlokaal |
7 |
||
– |
(Persoonlijke) beschermingsmaatregelen voor stembureauleden |
9 |
||
– |
Hygiënemaatregelen |
9 |
||
2.3. |
Taken en bevoegdheden van de leden van de stembureaus |
9 |
||
2.4. |
Schriftelijke volmacht |
11 |
||
2.5. |
Uitbreiding maximumaantal volmachten |
11 |
||
2.6. |
Briefstemmen |
12 |
||
3. |
Verhouding tot andere regelgeving |
13 |
||
4. |
Administratieve en financiële gevolgen |
13 |
||
5. |
Evaluatie en inwerkingtreding |
13 |
||
6. |
Consultatie |
14 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke regels omtrent verkiezingen in verband met covid-19. Graag willen zij de regering een aantal vragen voorleggen. Allereerst vragen de leden van de VVD-fractie zich af of het RIVM ook nog dichter op de verkiezingen geconsulteerd zal worden. Zij zien dat de inzichten over het nieuwe coronavirus welhaast dagelijks veranderen, derhalve zijn zij van mening dat een herzien advies richting de verkiezingen wenselijk is.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven het uitgangspunt van de regering, dat de verkiezingen zo georganiseerd kunnen worden dat het voor de kiezers veilig is om hun stem uit te brengen en voor de stembureauleden om hun werk te doen in de stemlokalen. Deze leden hebben over het voorliggende wetsvoorstel een aantal vragen.
In de eerste plaats brengen de leden van de CDA-fractie in herinnering dat, rond de verkiezingen voor provinciale staten en het Europees parlement in 2019 de regering op verzoek van de Kamer een bewustwordingscampagne rond nepnieuws heeft ingezet. In de kabinetsreactie op de evaluatie daarvan (TK 30 821, nr. 91 over de Beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie) meldt de regering dat het materiaal in beginsel herbruikbaar is bij volgende verkiezingen. Welke inschatting maakt de regering op dit moment met betrekking tot de noodzaak om een dergelijke campagne opnieuw in te zetten en op grond waarvan zou die inschatting kunnen wijzigen?
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19. Deze leden zien ook de dunne lijn die bewandeld dient te worden om tot een geslaagde aanpak op dit dossier te komen. Aan de ene kant moeten maatregelen als mobiele en bijzondere stembureaus met beperkte toegang het open karakter van de stembusgang niet teveel aantasten. Aan de andere kant kan in deze tijden van corona een stembusgang zonder beperkende maatregelen een zodanige drempel vormen voor de kwetsbaren in onze samenleving dat hun stembusgang bijna onmogelijk wordt. Een veilige stembusgang en een open stembusgang zullen dus beide geborgd moeten worden in dit wetsvoorstel. Deze leden merken hierbij op dat de verdeling van bevoegdheden en daarmee de verantwoordelijkheden voor de verkiezingen tussen het Rijk en de gemeenten niet altijd voor iedereen even helder lijken te zijn. Daarom nodigen zij de regering uit om deze wetsbehandeling te gebruiken om de verdeling van deze bevoegdheden en verantwoordelijkheden nogmaals duidelijk te communiceren, zodat vooraf duidelijk is wat gemeenteraden, Kamers en kiezers van de verantwoordelijke bestuursorganen kunnen verwachten. Deze leden hebben onder andere daarover nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel om in de Kieswet voorzieningen te treffen ten behoeve van een soepel verkiezingsproces gedurende de covid-19 pandemie. Deze leden spreken de hoop uit dat met dit voorstel de Kieswet zodanig wordt aangepast dat vrije, eerlijke, toegankelijke en veilige verkiezingen voor alle kiesgerechtigden en voor de betrokken functionarissen kunnen worden gegarandeerd. Zij stellen de regering graag een aantal vragen en willen daarnaast ook enkele zorgen aan de regering voorleggen.
De regering schrijft dat regels over de inrichting van en toegang tot stemlokalen slechts bij wettelijk voorschrift kunnen worden gesteld. De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven dit uitgangspunt omdat het voor kiesgerechtigden niet wenselijk is dat zij ter plaatse aan extra maatregelen, gesteld door de eigenaar van het betreffende gebouw, worden onderworpen. Deze leden hebben op dit punt nog wel een vraag. Kan de regering aangeven hoe omgegaan wordt met beperkende maatregelen die voortvloeien uit de Wet tijdelijke maatregelen covid-19 (als dit wetsvoorstel tot wet zou worden verheven) die strijdig zijn met voorschriften uit de Kieswet voor de inrichting van stemlokalen? Gaat de Kieswet dan altijd voor? En hoe wordt omgegaan met een situatie waarbij een of twee dagen voor de verkiezingen een extra beperkende maatregel wordt ingevoerd op grond van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19? Kan dit betekenen dat een stemlokaal dan alsnog niet open zou kunnen gaan omdat het niet voldoet aan de beperkende maatregelen? Zijn er dan noodscenario’s bij alle gemeenten aanwezig om nog tijdig een alternatieve locatie als stemlokaal in te richten? Graag ontvangen deze leden een scenarioschets hoe in zo’n situatie door een gemeente zou moeten worden gehandeld. En kan de regering toezeggen dat alle gemeenten duidelijke instructies krijgen hoe in zo’n situatie gehandeld dient te worden?
Door enkele partijen is geopperd om het aantal verkiezingsdagen uit te breiden. De leden van de GroenLinks-fractie kunnen zich iets bij deze wenselijkheid voorstellen, maar zien ook de bezwaren. De regering heeft er in het voorliggende wetsvoorstel niet voor gekozen om verkiezingen over meerdere dagen mogelijk te maken. Kan de regering hier een nadere toelichting op geven. Kan de regering hierbij ingaan op de voor- en nadelen hiervan en ingaan op de consequenties voor de bemensing van stemlokalen, de extra kosten van verkiezingen over meerdere dagen en wat de effecten van verkiezingen over meerdere dagen zijn op de campagnes en het eerlijke verloop van de verkiezingen (immers wanneer de stembussen veel eerder open zullen gaan kan het zo zijn dat niet alle kiezers over dezelfde informatie beschikken op het moment van het uitbrengen van hun stem).
De regering schetste in een eerdere brief in mei van dit jaar de verschillende scenario’s. De leden van de waren blij met die uitgebreide brief waarin alle mogelijke scenario’s werden toegelicht. Het scenario van uitstel van verkiezingen is een scenario waar de regering blijkens het voorliggende wetsvoorstel geen rekening mee houdt. De aan het woord zijnde leden zijn blij dat de verkiezingen gewoon door kunnen gaan en dat er nu extra maatregelen worden genomen om dit veilig te kunnen doen. Deze leden zouden evenwel toch aan de regering willen vragen of het in een uiterste geval nog steeds tot de mogelijkheden behoort dat de regering met voorstellen zou komen om de verkiezingen uit te stellen? Zo ja, wat zijn voor de regering de criteria om alsnog zo’n voorstel in te dienen?
De leden van de SP-fractie hebben de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 met interesse gelezen en hierover enkele vragen en opmerkingen. Evenals de regering ondersteunen de leden van de SP-fractie van harte het uitgangspunt dat de verkiezingen veilig en toegankelijk moeten worden georganiseerd. Genoemde leden zien ook de uitdagingen die hiermee gepaard gaan.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke wet verkiezingen covid-19. Genoemde leden vinden het van essentieel belang dat verkiezingen hun doorgang kunnen vinden in crisistijd. Zij hebben behoefte aan het stellen van een aantal vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben waardering voor de zorgvuldigheid waarmee de afwijkingen van de Kieswet zijn overwogen en toegelicht.
De leden van de 50PLUS-fractie danken de regering voor het toezenden van deze wet. Zij hebben hier nog wel enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe er zorg voor wordt gedragen dat er voldoende waarnemers zijn bij specifieke stembureaus tijdens de verkiezingen, zeker gezien de korte termijn waarop deze gerekruteerd en getraind dienen te worden.
Gedurende de tijd dat het stembureau zitting houdt, zijn de kiezers bevoegd in het stemlokaal te vertoeven, voor zover de orde daardoor niet wordt verstoord en de voortgang van de zitting niet wordt belemmerd (Kieswet Artikel J 35). Blijft dit te allen tijde mogelijk bij stembureaus waar geen beperkte toegang geldt, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening, dat het van groot belang is dat de toeloop van kiezers bij de stemlokalen zoveel mogelijk wordt gespreid. Op welke wijze kunnen gemeenten die spreiding bevorderen, zo vragen deze leden.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) en de Kiesraad vragen in hun adviezen over dit wetsvoorstel om meer duidelijkheid over welke kiezers kunnen worden toegelaten tot de stembureaus met beperkte toegang. De regering antwoordt, dat het afhangt van de afspraken die de gemeente heeft gemaakt met de directie of beheerder van het desbetreffende tehuis, welke kiezers worden toegelaten. De leden van de CDA-fractie vragen, op welk moment dit duidelijk zal zijn en op welke wijze de kiezers hierover worden geïnformeerd.
De leden van de D66-fractie hebben vragen aan de regering wie nu precies verantwoordelijk is voor de beschikbaarheid van voldoende stembureaus. Deze leden lezen in de toelichting op het wetsvoorstel dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de verkiezingen. Zijn de gemeenten daarmee ook verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van voldoende stembureaus? Deze leden vragen de regering welke bevoegdheden de gemeenten hebben om dit te kunnen bewerkstelligen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wijst in haar advies op «onorthodoxe maatregelen» zoals een landelijke studiedag waardoor scholen en gymzalen beschikbaar worden voor de verkiezingen. Kan de regering nader toelichten waar hier precies de verantwoordelijkheid van de gemeenten en die van het Rijk ligt of dat het hier om autonome bevoegdheden van scholen en andere onderwijsinstellingen zelf gaat. Het zou zomaar kunnen voorkomen dat de ene gemeente wel de scholen en gymzalen nodig heeft om beschikbaarheid van voldoende stembureaus te regelen, terwijl de andere gemeente dit zonder een dergelijke studiedag kan oplossen. Graag zouden deze leden in het antwoord van de regering willen zien welke bevoegdheid iedere bestuurslaag thans (niet) heeft. Uiteindelijk is iedereen erbij gebaat dat voorafgaand aan de verkiezingen duidelijk is wat kan worden verwacht van ieder bestuursorgaan. Graag een reactie van de regering op dit punt. Daarbij komt ook de vraag welke extra maatregelen zouden kunnen genomen om gemeenten extra flexibiliteit en/of bevoegdheden te geven om in deze uitzonderlijke tijden toch op een verantwoorde en geslaagde manier invulling te geven aan hun verantwoordelijkheid.
De leden van de D66-fractie lezen in het wetsvoorstel dat gemeenten verplicht zijn een waarnemer in te stellen bij bijzondere en mobiele stembureaus met beperkte toegang. Dit doet de regering om het open karakter van de stembusgang te waarborgen. Deze leden vragen de regering hoeveel ruimte de gemeente hebben om af te wijken van deze verplichting en zelf te bepalen of zij een waarnemer instellen bij een stembureau met beperkte toegang, zoals de VNG voorstelt. Ook hier speelt het vraagstuk van de bevoegdheid en verantwoordelijkheid een rol. Deze leden kunnen zich zo voorstellen dat de vraag kan gaan spelen wie uiteindelijk verantwoordelijk is voor voldoende waarnemers als de verplichting door de wetgever wordt opgelegd en wanneer gemeenten deze bevoegdheid zelf kunnen invullen. Graag zien deze leden in het antwoord van de regering waar precies de bevoegdheden liggen in het geval van het aanstellen van waarnemers en wie dus uiteindelijk verantwoordelijk is voor het behoud van het open karakter van de stembusgang. Graag een reactie van de regering.
De regering schrijft dat bijzondere stembureaus afwijkende openingstijden kunnen krijgen. Betekent dit ook, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie dat bijzondere stembureaus bijvoorbeeld al de avond van te voren open zouden kunnen gaan? Of geldt het eerder openstellen alleen voor de dag van de verkiezingen zelf, dus vanaf 0.00 uur in de nacht?
De regering schrijft dat gemeenten bij bijzondere stembureaus de toegang kunnen beperken tot een bepaalde groep kiesgerechtigden. Kan de regering aangeven, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks, wat de criteria precies zijn om de precieze doelgroep te bepalen? En hoe wordt voorkomen dat hier onduidelijkheden over ontstaan bij de ingang van het gebouw of terrein waar het bijzondere stembureau is gevestigd? De Kiesraad, zo begrijpen de aan het woord zijnde leden, is geen voorstander van stembureaus met beperkte toegang. Kan de regering nogmaals nader uiteenzetten waarom de regering dit wel een verstandig idee vindt in het licht van een transparant verkiezingsproces?
En tot slot op dit punt vragen de aan het woord zijnde leden wat de criteria zijn om als waarnemer te kunnen fungeren? De regering geeft aan dit in een ministeriele regeling nader in te vullen, de aan het woord zijnde leden zouden hierover graag nu al een nadere toelichting willen ontvangen. Hoe wordt voorkomen dat deze waarnemer bijvoorbeeld andere functies vervult die niet verenigbaar zijn met het ambt van onafhankelijk waarnemer? En wordt deze waarnemer formeel door het college van burgemeester en wethouder benoemd en is dit dan een besluit in de zin van de Awb?
De leden van de SP-fractie vrezen een lage opkomst bij de verkiezingen als er minder stemlokalen beschikbaar zullen zijn. Zij dringen er op aan om alles te doen om dit te voorkomen en het aantal stemlokalen juist uit te breiden. Graag vernemen zij hoe de regering hierbij het voortouw gaat nemen. Deze leden zien dat de regering eigenstandige keuzes maakt, waarbij de adviezen van het RIVM of de Kiesraad niet worden gevolgd en slecht wordt gemotiveerd waarom zij hiervan afwijkt. Tevens wordt slecht gemotiveerd waarom zij andere, afgeraden, opties wel geschikt acht.
De leden van de SP-fractie hebben de regering eerder gevraagd naar de mogelijkheden om stemlokalen in de buitenlucht te organiseren. Zij denken hierbij aan bijvoorbeeld een tentopstelling, waar met hekken voorkomen kan worden dat de afstandsmaatregelen niet gehandhaafd kunnen worden. De regering is hier niet op in gegaan. Zij vragen nogmaals de regering deze mogelijkheid te onderzoeken. Verder hebben deze leden gevraagd naar de mogelijkheid van stembureauleden die, met beschermende maatregelen, bij kwetsbare kiezers thuis kunnen komen. De regering geeft aan dat dit niet wordt overwogen maar geeft hiervoor geen redenen. Graag horen genoemde leden de redenen van de regering. De leden van de SP-fractie vragen verder een nadere motivering waarom niet wordt gekozen voor aparte stemlokalen voor mensen die één van de gezondheidsvragen met «ja» beantwoorden, zoals aangegeven door het RIVM.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af op welke wijze gaat worden gekomen tot het benodigd aantal stemlokalen en vrijwilligers. Kan de regering er gemeenten op wijzen dat het van belang is alle mogelijkheden te gebruiken om passende stemlokalen te vinden? Zij wijzen hierbij ondermeer naar de gemeente Den Haag die geen stemlokalen in gebouwen van religieuze instellingen toestaat. Zijn dergelijke voorkeuren bij deze verkiezingen in het bijzonder, nog wel houdbaar? Is het ook voorstelbaar dat een stemlokaal op een van alle waarborgen voorziene wijze kan worden ingericht in de buitenlucht? Zo ja, zou het niet verstandig zijn dit ook in de wet mogelijk te maken?
Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe de werving van vrijwilligers exact vorm krijgt en welke terugvalopties er zijn wanneer het niet lukt om de vrijwilligers te werven. Zij wijzen er hierbij op dat niet alleen het aantal maar ook de aard van de functie van stembureauleden dit jaar verschilt. Voor een aantal functies binnen het stembureau zouden wellicht ook 16- of 17-jarigen in aanmerking kunnen komen. Overweegt de regering het stembureaulidmaatschap voor deze groep mogelijk te maken?
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre de regering ook heeft overwogen de tijden voor het houden van de verkiezingen landelijk te verruimen (bijv. naar 23:00 uur) in combinatie met mogelijkheden voor het spreiden van de kiezers over de dag.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering de inhoud van de werkzaamheden van de waarnemer toe te lichten. Deze leden hebben de indruk dat ten opzichte van andere stemlokalen niet zozeer extra toezicht nodig is op de gang van zaken tijdens het stemmen als wel de vraag in hoeverre personen ten onrechte de toegang tot het verzorgingstehuis wordt geweigerd, waardoor zij mogelijk niet kunnen stemmen. In hoeverre ziet de waarnemer toe op het toelatingsbeleid? En zijn de waarnemers bij elk bureau permanent aanwezig of werken zij steekproefsgewijs?
De leden van de 50PLUS-fractie achten het denkbaar dat deze wet het mogelijk maakt dat verkiezingen in tijden van corona over meer dan één dag worden verspreid. Twee (of drie) dagen zou een goede oplossing kunnen zijn. Zo kan eventuele drukte beter gespreid worden. Deze leden vragen hierop een reactie van de regering. Voorts vragen deze leden aandacht voor het idee om voor ouderen en mensen met een kwetsbare gezondheid speciale stemmomenten te organiseren, naar analogie van het «ouderenuurtje» in de supermarkt. Zij denken dan bijvoorbeeld tussen 11 en 14 uur, aangezien een tijdstip vroeg op de dag voor velen moeilijk haalbaar is.
Het Ministerie van BZK heeft, zo begrijpen de leden van de CDA-fractie, in de maanden juni en juli 2020 gemeenten gevraagd of en in welke mate de stemlokalen die gemeenten doorgaans gebruiken bij verkiezingen, geschikt zijn voor de 1,5 meterregel. Bedoelt de regering met «de uitkomst van deze uitvraag» het rapport Verkiezingen en COVID-19: bevraging haalbaarheid verkiezingen onder COVID-19 maatregelen (22 juni 2020), dat de Kamer bij brief van 1 september 2020 (TK 35 165, nr. 25) heeft ontvangen? Is het juist, dat dit rapport een uitvraag onder 67 gemeenten betreft? De leden van de CDA-fractie zijn met de regering van mening, dat het van het grootste belang is dat ook bij de komende verkiezingen het aantal stemlocaties op peil blijft. In het schriftelijk overleg heeft de regering toegezegd in de tweede helft van oktober bij alle gemeenten te peilen hoeveel stemlokalen er beschikbaar zullen zijn voor de Tweede Kamerverkiezing van maart 2021. Deze leden vragen de regering welke knelpunten er sinds juni aan het licht zijn gekomen. Op welk moment kan de regering de Kamer inlichten over de praktische gang van zaken in de stemlokalen?
De leden van de GroenLinks-fractie delen het uitgangspunt dat ook in de stemlokalen de RIVM-adviezen moeten worden nageleefd. Deze leden vragen wel extra aandacht voor de toegankelijkheid van de stemlokalen voor mensen met een beperking. Deze groep mensen heeft ook bij «gewone» verkiezingen soms als extra moeite om goed te kunnen deelnemen aan het verkiezingsproces. Deze leden vragen de regering er alles aan te doen om het ook tijdens verkiezingen in coronatijd de toegankelijkheid voor deze mensen te waarborgen. Kan de regering nader toelichten hoe omgegaan moet worden met situaties waarin het voor mensen met een beperking niet mogelijk is om alle RIVM-adviezen in een stemlokaal op te volgen? Zijn de maatregelen die de regering noemt waar het gaat om de extra persoonlijke beschermingsmiddelen voor stembureauleden voldoende?
De leden van de SGP-fractie vragen waarom ten aanzien van de informatie die vier dagen tevoren wordt verstrekt een model geldt, terwijl het wetsvoorstel ten aanzien van de informatie bij de ingang slechts de mogelijkheid van een model benoemt. Deze leden constateren dat de regering nu al weet dat het om een poster zal gaan. Het lijkt deze leden aangewezen om hier ook voor een landelijk format te kiezen.
– Regels voor kiezers bij het betreden van het stemlokaal
De leden van de VVD-fractie stellen vragen over de passage dat bij de ingang van het stemlokaal een poster met de gezondheidscheck hangt. De kiezer zal er niet actief op worden gewezen. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de kiezer, zo wordt gesteld. Waarom wordt de kiezer niet actief op de check gewezen? Dit zou toch gelijk kunnen als de kiezer bij binnenkomst wordt gevraagd de handen te reinigen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering hier op in te gaan.
Daarnaast lezen zij dat kiezers een mondneusmasker tijdelijk moeten afzetten om de identiteit te achterhalen. De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat de adviezen rondom het gebruik van het mondneusmasker in de afgelopen periode zijn gewijzigd. Het is een mogelijkheid dat op een later moment (aan bepaalde groepen) het advies wordt gegeven het mondneusmasker niet af te zetten in openbare ruimten. Hoe wordt hiermee omgegaan indien dit advies richting de verkiezingen zal gelden?
Hoe wordt omgegaan met lange rijen buiten gebouwen, zo vragen de leden van de VVD-fractie aan de regering. Hoe wordt er zorg voor gedragen dat daar voldoende afstand kan worden gehouden?
De leden van de CDA-fractie hechten eraan dat de kiezer, voordat hij/zij gaat stemmen, weet wat de regels zullen zijn in het stemlokaal. Deze leden zijn van mening, dat nog meer dan bij verkiezingen doorgaans het geval is, communicatie over de gang van zaken in het stemlokaal van het grootste belang is. Deze leden willen voorkomen dat kiezers uit angst voor besmetting hun stem verloren zouden laten gaan. Deze leden dringen er bij de regering op aan, dat bij de voorlichting over verkiezingen met coronamaatregelen extra aandacht wordt besteed aan de helderheid van de communicatie. De voorlichting moet duidelijk zijn over de noodzaak van de maatregelen, over de toegankelijkheid van stembureaus en over de mogelijkheden voor kiezers die vanwege de gezondheidscheck niet in persoon hun stem kunnen uitbrengen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Afdeling Advisering van de Raad van State heeft geadviseerd om in te gaan op artikel J 30 van de Kieswet. Dit artikel bepaalt dat zodra de voor de stemming bepaalde tijd verstreken is, dit door de voorzitter wordt aangekondigd en alleen de op dat ogenblik aanwezige kiezers nog tot de stemming kunnen worden toegelaten. De voorgestelde maatregelen over veilige afstand en looproutes kunnen ertoe leiden dat het stemproces langzamer verloopt dan normaal. Deze leden constateren daarnaast dat piekuren in de avond kunnen ontstaan omdat in Nederland als één van de weinige landen doordeweeks wordt gestemd en niet op zondag. Een idee om deze piekuren te ontlasten aan het eind van de stembusgang is het toestaan van vroegstemmen. Bij een dergelijke maatregel zou de stembusgang al een paar dagen eerder open kunnen waardoor het voor mensen die – bijvoorbeeld – ploegendiensten draaien of jonge kinderen hebben op verkiezingsdag niet op de laatste uren aankomt. Zo kan iedereen in de gelegenheid worden gesteld om gebruik te maken van zijn of haar kiesrecht. Daarnaast levert dit wellicht ook minder potentieel risicovolle situaties op voor de volksgezondheid. Verschillende landen hebben ervaring opgedaan met vroegstemmen, bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland. Deze leden stellen voor dat de regering gebruik maakt van de ervaringen in andere landen met deze maatregel en beziet in hoeverre dit in Nederland toegepast kan worden. Op welke wijze zou de regering het mogelijk achten om hiermee te experimenten? En welke extra faciliteiten of middelen zouden gemeenten nodig hebben om aan een dergelijk experiment mee te doen? Graag een reactie van de regering.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het een zeer vergaande stap om een kiezer de toegang tot het stemlokaal te ontzeggen, wanneer deze niet de gezondheidscheck volstaat. Kan de regering nader onderbouwen waarom hiervoor is gekozen? Is het proportioneel om mensen de toegang tot het stemlokaal te ontzeggen wanneer sprake is van verkoudheidsklachten? Welke andere opties heeft de regering overwogen, anders dan een hard verbod. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich ook af of de kans niet levensgroot is dat mensen de gezondheidscheck niet naar waarheid zullen beantwoorden. Hoe heeft dit onderdeel gemaakt van de afweging van de regering?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben daarnaast begrip dat ook voor mensen met een kwetsbare gezondheid de stembusgang veilig moet zijn. Zou een speciaal stembureau/stemmoment voor deze groep, waar extra waarborgen van kracht zijn of waar wél bovengenoemde verplichtingen gelden een uitkomst kunnen bieden? Kan ook worden gedacht aan een telefoonlijn met haal-en-breng-service voor deze groep? Genoemde leden vragen voorts wat er voor nodig zou moeten zijn om gemeenten mogelijkheid te geven een aantal dagen voorafgaand aan de kiesdatum één of meerdere plekken aan te wijzen als stembureaus waar al eerder kan worden gestemd? Welke invloed zou dit verder hebben op het kiesproces?
De leden van de 50PLUS-fractie lezen over een actieve gezondheidscheck. Het RIVM adviseert dat deze standaard wordt afgenomen bij stembureauleden en tellers. Deze leden vragen zich af of deze check afdoende is. Ten eerste mag het maatschappelijk breed bekend worden verondersteld dat bij klachten genoemd in de gezondheidscheck, mensen thuis moeten blijven. Ten tweede, de laatste maanden hebben wel uitgewezen dat er ook mensen zijn met atypische klachten. De leden van 50PLUS denken dat het een goed idee is leden van stembureaus kort voorafgaand aan de verkiezingen een coronatest te laten ondergaan. Bijvoorbeeld de avond ervoor, of op de ochtend zelf, een sneltest. Zij ontvangen hierop graag een reactie van de regering.
– (Persoonlijke) beschermingsmaatregelen voor stembureauleden
De leden van de VVD-fractie lezen dat stembureauleden hun taak moeten neerleggen wanneer zij gedurende de dag van stemming gezondheidsklachten krijgen. Hoe wordt de bezetting van stembureaus ingevuld wanneer meerdere leden gezondheidsklachten krijgen, zo vragen zij de regering. Zij begrijpen dat er reserves beschikbaar zijn, maar vragen zich af of dat afdoende is, nu er mogelijk meer gezondheidsklachten spelen dan anders en stembureauleden wellicht eerder vertrekken dan zij bij normale verkiezingen gedaan zouden hebben. De leden van de VVD-fractie vragen de regering hier op in te gaan.
De leden van de CDA-fractie vragen, op welke wijze de vervanging geregeld wordt. Zij stellen deze vraag in het licht van de opmerking dat, ook als een van de stembureauleden gedurende de stemming of bij het tellen van de stemmen klachten ontwikkelt, zoals verkoudheid, een loopneus, niezen, keelpijn, hoesten, benauwdheid, verhoging of koorts en/of plotseling verlies van reuk of smaak, zal dat stembureau lid de werkzaamheden moeten staken en vervangen moeten worden.
De leden van de 50PLUS-fractie stellen vragen bij de opmerking in de MvT dat een kiezer die hulp nodig heeft bij het stemmen, zoveel mogelijk iemand meeneemt uit het eigen huishouden voor die hulp. Echter veel mensen, waaronder ouderen, hebben dat niet, zij wonen alleen. In die situaties kan een lid van het stembureau hulp bieden, met de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen. Hoe garandeert de regering dat er in elk stembureau voldoende middelen daartoe (mondneusmaskers, handschoenen, maar ook handgel) aanwezig zijn?
– Hygiënemaatregelen
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Kiesraad het weigeren van het desinfecteren van de handen, niet afdoende aanleiding vindt om iemand de toegang tot het stemlokaal te ontzeggen of zelfs uit het stemlokaal te verwijderen. Zij geven aan dat dit waarschijnlijk zeer beperkt gebeurt. Kan de regering nog eens onderbouwen waarom dit noodzakelijk en wenselijk wordt geacht? Kan ook het dragen van een mondkapje, voorwaardelijk worden gesteld voor het uitbrengen van een stem? Kan de regering aangeven hoe de proportionaliteit van deze bepaling, maar ook de proportionaliteit van de uiteindelijke eisen zal worden onderbouwd? Is een dringend advies hier niet een betere route dan een verplichting?
Er wordt gesteld, zo lezen de leden van de VVD-fractie, dat het vierde stembureaulid de taak heeft erop toe te zien dat de kiezer het stembiljet in de stembus steekt, Ook verzorgt dit stembureaulid de bijstand indien een kiezer daarom verzoekt. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe dit stembureaulid deze taken kan combineren, zeker op drukke momenten. Zou niet een ander stembureaulid de gevraagde bijstand moeten verlenen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
De leden van de CDA-fractie vragen een nadere toelichting op het volgende punt. De bevoegdheid om de kiezer te vragen het stemlokaal te verlaten berust in het stemlokaal bij de voorzitter van het stembureau. Het stembureaulid bij de ingang kan de kiezer vragen het stemlokaal niet te betreden indien de gezondheidsregels niet worden gevolgd). Hoe verhouden deze bevoegdheden zich tot elkaar, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de D66-fractie hebben vragen aan de regering over de voorgestelde taakverdeling in de stemlokalen. Voorgesteld wordt dat één lid van het stembureau moet zorgen voor de controle van de identiteitsbewijzen, het checken van de stempas aan het ROS (Register van Ongeldige Stempassen) en de uitgifte van de stembiljetten. De leden begrijpen de reden van de voorgestelde clustering van werkzaamheden op dit punt, maar vragen zich af of thans niet te veel wordt gevraagd van dat ene stembureaulid en of dit niet juist kan leiden tot vertraging in de afhandeling. De leden hebben ook een vraag ten aanzien van de taken van het stembureaulid dat moet bijhouden hoeveel stembiljetten in de stembus worden gedaan. Een belangrijke taak die nauwkeurigheid en concentratie vereist. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld dit lid ook te belasten met andere taken, zoals het eventueel verlenen van hulp in het stemhokje. De leden van de D66-fractie vragen zich af of dit verstandig is. Ook zouden deze leden graag van de regering vernemen waarom stembureauleden moeten worden belast met schoonmaakwerkzaamheden. Dat werk kan wellicht worden uitbesteed aan gekwalificeerd schoonmaakpersoneel, zoals bijvoorbeeld ook gebeurt bij de eilandraadsverkiezing op St. Eustatius op 21 oktober. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe wordt omgegaan met mensen die assistentie nodig hebben in het stemlokaal. Het is goed dat zij zijn uitgezonderd van de afstandseis in het voorstel, maar hoe krijgt het stemmen voor deze groep precies vorm? Hoe wordt ook omgegaan met mensen die wegens medische redenen geen persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen dragen?
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich ook zorgen welke situaties dit zou kunnen opleveren in het stembureau. Hoe ziet de regering de naleving van deze regels voor zich op het moment dat iemand weigert het stembureau te verlaten? Is de kans op escalatie of zelfs geweld richting stembureauleden dan niet aannemelijk? Hoe ziet de regering in zo’n situatie de handhaving voor zich? Genieten stembureauleden momenteel een bijzondere bescherming in het strafrecht waar het geweld en/of bedreiging betreft? Zo nee, zou het voorstelbaar zijn om net als bij hulpverleners een dergelijke bescherming voor deze groep te creëren?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader te reflecteren op het gegeven dat de bevoegdheid een kiezer te vragen het stembureau te verlaten juist in relatie tot de coronamaatregelen erg gevoelig ligt. Zoals gebleken in de afgelopen maanden kunnen de reacties van burgers op de maatregelen in allerlei situaties vervelend en zelfs heftig zijn. Dat risico lijkt de leden van de SGP-fractie zeker ook in de context van verkiezingen reëel. Zouden daarom niet een duidelijker kader en ondersteuning moeten bestaan ten behoeve van de leden van het stembureau?
Voorts vragen de leden van de SGP-fractie een inschatting van de regering in hoeverre door de extra maatregelen voldoende leden van de stembureaus beschikbaar zullen zijn. Immers, niet alleen is een extra lid toegevoegd, ook kunnen meer dan gewoonlijk leden tijdens de dag uitvallen omdat zij gedurende de dag verschijnselen gaan vertonen die tot negatieve gevolgen bij de gezondheidscheck leiden.
De voorzitter van het stembureau of een lid van het stembureau kan, zo lezen de leden van de 50PLUS-fractie, kiezers die zich, ondanks herhaalde aanwijzingen, niet willen houden aan de geldende regels van het stembureau, de toegang tot het stemlokaal ontzeggen. Dat was op zich al zo, maar deze leden constateren dat er met de regels omtrent corona veel gedragsregels zijn bijgekomen. Onder een deel van de bevolking bestaat een enorme discussie over deze regels, die op andere plaatsen en momenten behoorlijk oplaait. De kans bestaat dus dat stembureauleden in hoogoplopende discussies, en mogelijk erger, terechtkomen. Iets wat ten eerste veel tijd kost, maar ten tweede de vraag oproept of deze handhavende rol neergelegd kan worden bij leden van een stembureau. De leden van de 50PLUS-fractie vragen hoe de regering hiernaar kijkt. En welke alternatieven zijn er denkbaar?
De leden van de CDA-fractie onderkennen het belang van de schriftelijke volmacht, nu kiezers met covid-19-klachten en hun huisgenoten thuis moeten blijven. Deze leden vragen de regering bij de voorlichting over het verkiezingsproces bijzondere aandacht te besteden aan de mogelijkheid om een schriftelijke volmacht langs elektronische weg aan te vragen en te verstrekken, omdat deze mogelijkheid nieuw is.
Het voorliggende wetsvoorstel maakt het mogelijk dat de komende verkiezingen kunnen worden georganiseerd en gehouden met inachtneming van de coronamaatregelen. De leden van de CDA-fractie kunnen zich voorstellen, dat met name ouderen toch een gezondheidsrisico kunnen ervaren bij het in persoon uitbrengen van een stem in een stemlokaal. Met het oog op het bevorderen van de opkomst en het waarborgen van het stemrecht vragen deze leden de regering of zij zou willen overwegen, schriftelijk stemmen mogelijk te maken voor personen boven de 70 jaar, tenzij veiligheidsrisico’s zich daartegen zouden verzetten.
Voor de komende verkiezingen wordt een maximum van drie volmachten per persoon per verkiezing mogelijk gemaakt, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Zij brengen de schriftelijke vragen van de leden Van den Bosch en Van Gent betreffende het stemmen per volmacht in herinnering (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3296, 11 juni 2020). Herinnert de regering zich de opgesomde risico’s van het stemmen per volmacht, zo vragen de leden van de VVD-fractie aan de regering. Waarom acht de regering het desalniettemin wenselijk om de mogelijkheid voor het stemmen per volmacht te vergroten, hoewel de gevallen waarin dit nodig zal zijn omwille van de volksgezondheid naar inzicht van de leden van de VVD-fractie beperkt is, zo vragen zij. In de antwoorden op de genoemde vragen gaf de regering aan het volmachtstemmen in Caribisch Nederland te beperken vanaf 2023. Hoe beziet de regering dit aanstaande wetsvoorstel in relatie tot het mogelijk maken van drie volmachten per persoon per verkiezingen? In veel landen gelden in algemene zin restricties voor het stemmen per volmacht. Op welke wijze is voor de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 gekeken naar ervaringen in andere landen waar reeds verkiezingen hebben plaatsgevonden gedurende coronatijd? Hoe was het stemmen per volmacht hier in deze periode geregeld? Voorts constateren de leden van de VVD-fractie dat de OVSE in het verleden kritisch is geweest op het stemmen per volmacht. Hoe verhoudt deze meermaals geuite kritiek zich tot de vergroting van de mogelijkheid om te stemmen per volmacht? Gaarne ontvangen de leden van de VVD-fractie een reactie op de gestelde vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen op zichzelf de keuze om het aantal volmachten van twee naar drie uit te breiden. De Kiesraad heeft echter een negatief advies uitgebracht op dit punt. De aan het woord zijnde leden begrijpen de overwegingen van de Kiesraad hierbij ook goed. Kan de regering nog eens heel precies haar afweging toelichten waarom het advies van de Kiesraad op dit punt niet is overgenomen. En kan de regering daarbij nadrukkelijk ingaan op de risico’s van ongewenste en onvrijwillige volmachtverlening en hoe de regering dit risico wil beperken? Kan de regering ook aangeven in hoeveel gevallen bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen melding (of aangifte) is gedaan van het onder druk zetten of andere onwenselijke praktijken rondom volmachtverlening?
De regering kiest ervoor het aantal volmachtstemmen te verhogen van twee naar drie. De leden van de SP-fractie willen in dit verband nogmaals wijzen op het advies van de GRECO.1) Waarom kiest de regering wél voor deze fraudegevoelige optie maar niet om in te zetten op meer stembureaus? De leden van de SP-fractie lezen dat de regering het mogelijk wil maken dat schriftelijke volmachten worden aangevraagd. De genoemde leden begrijpen het mogelijk maken van deze optie, die nuttig kan zijn voor mensen die in quarantaine moeten en wanneer fysiek contact om een volmacht af te geven lastig is. Deze leden zien echter dat dit proces voor bijvoorbeeld mensen die niet digitaal vaardig zijn of laaggeletterd zijn vrij ingewikkeld is. Kan de regering aangeven hoe deze mensen, als zij bijvoorbeeld verkoudsheidsklachten krijgen, met de huidige maatregelen alsnog zouden kunnen stemmen?
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat er is gekozen voor de toevoeging van een extra volmachtsstem per kiezer, maar vinden dit ook kwetsbaar. De Kiesraad wijst daar in zijn consultatie ook op. Genoemde leden vragen welke extra inspanning gaat worden geleverd om ronselen van stemmen te voorkomen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook hoe de digitale volmachtsstemmen zullen kunnen worden gevalideerd en of in andere landen ervaring is met soortgelijke systemen. Verder vragen de leden of de uitbreiding van het aantal volmachtsstemmen, in het keur van extra maatregelen – waar mogelijk ook briefstemmen aan wordt toegevoegd – echt nodig is. Tot slot vragen de leden of het ook in Caribisch Nederland is wenselijk de volmachtstemmen uit te breiden, gezien eerder vanuit daar de wens heeft geklonken het aantal juist in te perken.
De leden van de D66-fractie lezen in de MvT dat een mogelijke vorm van briefstemmen een aparte wettelijke basis vereist. Deze leden vragen de regering hoe zij dit moeten zien. Gaat de regering dit regelen via een nota van wijziging op dit wetsvoorstel of wordt dit geregeld in een apart wetsvoorstel? Geeft de Kieswet op dit moment ruimte om te gaan briefstemmen? Graag een reactie van de regering.
De leden van de SP-fractie lezen, in de krant, dat de regering briefstemmen een serieuze optie vindt. Kan de regering hier nader op in gaan?)
Een andere mogelijkheid om de drukte te spreiden lijkt in het briefstemmen te liggen. Dat roept bij de leden van de ChristenUnie-fractie ook veel vragen op. Biedt de wet hier momenteel ruimte voor, en zo nee, zou dit tot een extra wetswijziging moeten leiden? Wat is het afwegingskader voor de regering bij deze beslissing?
De leden van de 50PLUS-fractie lezen in de MvT dat er wordt gesproken over het uitwerken van een scenario voor briefstemmen. Deze leden vragen de regering of zij er al zicht op heeft hoe dit te regelen. Op welke termijn moet hiervoor de voorbereiding worden gestart, zodat bijtijds met de procedure gestart kan worden?
Voor een aantal zaken volgt nog een Tijdelijke algemene maatregel van bestuur, zo meldt de regering. De leden van de VVD-fractie vragen de regering wanneer zij deze tegemoet kunnen zien.
– Tijdelijke wet maatregelen covid-19
De leden van de VVD-fractie lezen dat een afstand die groter is dan 1,5 meter voor het verkiezingsproces niet uitvoerbaar is. Tegelijkertijd wordt conform de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 de mogelijkheid opengelaten om de afstandsnorm te versmallen, dan wel te verruimen. Hoe gaat de regering ermee om wanneer ten tijde van verkiezingen een grotere afstand dan 1,5 meter geldt, zo vragen deze leden de regering.
De regering geeft aan dat gemeenten € 30 mln. extra krijgen. De leden van de GroenLinks-fractie zien de grote financiële tekorten bij gemeenten en willen daarom van de regering weten wat zij gaat doen als blijkt dat de € 30 mln. niet voldoende blijkt te zijn? Kan de regering in dit kader ook toezeggen dat het niet zo mag zijn dat door geld gebrek het aantal stemlokalen wordt teruggebracht? Kan de regering aangeven hoeveel stemlokalen er bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen in het totaal waren en hoeveel er voorzien zijn voor de komende Tweede Kamerverkiezingen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er een tegemoetkoming van € 30 mln. is voor gemeenten en openbaar lichamen voor de organisatie van de verkiezingen. Zal, ook bij eventueel aanvullende maatregelen, goed worden gemonitord dat het budget van het rijk afdoende is voor het organiseren van veilige en voor eenieder toegankelijke verkiezingen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in artikel 30 niet een bepaling die de regering verplicht de wet onmiddellijk in te trekken als de mogelijkheid daar toe is. Kan de regering een dergelijke bepaling overwegen? Welke samenhang kan daarin ook worden gezocht met de Wet tijdelijke maatregelen covid-19?
Tot slot vragen de leden van de ChristenUnie-fractie op welke wijze andere landen omgaan met verkiezingen in coronatijd, in het bijzonder waar het de alternatieve vormen van stemmen betreft en de verplichtende voorwaarden voor het uitbrengen van een stem.
De leden van de D66-fractie lezen in de inbreng van de VNG dat gemeenten vragen om een «routekaart» van de regering. Bij deze routekaart zou de regering maatstaven moeten opnemen wanneer gemeenten tot welk scenario zij moeten overgaan. Hoe moeten deze leden de roep om een routekaart interpreteren in het licht van de woorden van de toelichting waarin staat dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de organisatie van verkiezingen en de autonome bevoegdheden die gemeenten ook hebben? Betekent deze vraag om een routekaart dat de gemeenten bepaalde bevoegdheden hebben en het Rijk vragen wanneer zij welke bevoegdheid precies moeten inzetten? Het is deze leden in dat geval vooralsnog niet duidelijk waar precies de bevoegdheden en daarmee de verantwoordelijkheden komen te liggen in het geval van de aanwezigheid van een routekaart. Deze leden proeven deze spanning breder in het domein van de aanpak van de coronacrisis waarbij gemeenten of (regio)burgemeesters afwisselend om meer zelfstandige bevoegdheden en meer landelijke regie of sturing vragen. Graag ontvangen zij een reactie van de regering.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx