Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op het voorkomen van besmettingen en verspreiding van het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) wenselijk is in aanvulling op en in afwijking van de Kieswet tijdelijke regels vast te stellen op het terrein van verkiezingen om de volksgezondheid bij de organisatie en de uitvoering van verkiezingen te beschermen en een goed verloop van het verkiezingsproces te waarborgen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
het coronavirus SARS-CoV-2 dat de ziekte covid-19 kan veroorzaken;
beantwoording van de in de ministeriële regeling opgenomen vragen door een kiezer, een stembureaulid of een waarnemer als bedoeld in artikel 13, om na te gaan:
i. of de genoemde personen of hun huisgenoot of huisgenoten gezondheidsklachten hebben die verband houden met het coronavirus;
ii. of bij de genoemde personen of bij hun huisgenoot of huisgenoten voorafgaand aan de dag van de stemming covid-19 is vastgesteld; en
iii. of de genoemde personen in quarantaine zijn.
maatregelen betreffende de inrichting van een stemlokaal of aldaar te gebruiken voorwerpen of materialen, of het treffen van voorzieningen ten behoeve van de reinheid teneinde besmetting met of overdracht van het coronavirus zoveel mogelijk te voorkomen;
uitrusting die bestemd is om te worden gedragen of vastgehouden teneinde de eigen of een andere persoon zoveel mogelijk te beschermen tegen overdracht van het coronavirus.
een gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet.
1. Burgemeester en wethouders kunnen in hun gemeente bijzondere stembureaus aanwijzen als bedoeld in artikel J 1, derde lid, van de Kieswet en daarvan de toegang beperken tot kiezers die wonen of verblijven op de locaties waar deze stembureaus zitting houden.
2. Artikel J 1, derde en vierde lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
1. Burgemeester en wethouders kunnen in hun gemeente mobiele stembureaus aanwijzen als bedoeld in artikel J 4a van de Kieswet en daarvan de toegang beperken tot kiezers die wonen of verblijven op de locaties waar deze stembureaus zitting houden.
2. Artikel J 4a van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
1. Indien de omstandigheden in verband met het coronavirus daartoe nopen, kunnen burgemeester en wethouders tot een dag voor de dag van de stemming een andere dan een eerder aangewezen locatie aanwijzen voor de zitting van een stembureau, alsook een stembureau aanwijzen in de zin van de artikelen 3 en 4.
2. De aanwijzingen worden onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar gemaakt. Van een aangewezen locatie die gelet op de in het eerste lid genoemde omstandigheden niet meer beschikbaar is, wordt bij de ingang van die locatie een kennisgeving aan de kiezers bevestigd.
Burgemeester en wethouders kunnen voor een stembureau, niet zijnde een stembureau als bedoeld in de artikelen 3 of 4 dan wel de artikelen J 1, derde lid, of J 4a, eerste lid, van de Kieswet, ook een stemlokaal aanwijzen dat uitsluitend geschikt is voor het houden van een zitting voor zover het de stemming betreft. In dat geval wijzen zij daarnaast de locatie aan waar de stemopneming wordt voortgezet. Beide locaties maken deel uit van de kennisgeving, bedoeld in artikel J 4, eerste lid, derde volzin, van de Kieswet.
In afwijking van de artikelen J 5, eerste lid, en K 1, eerste lid, van de Kieswet kan de kiezer niet deelnemen aan de stemming in een stembureau als bedoeld in de artikelen 3 en 4, tenzij hij toegang heeft tot de locatie waar het stembureau zitting houdt.
1. In afwijking van artikel J 12, eerste lid, van de Kieswet en onverminderd het bepaalde krachtens artikel E 3, derde lid, van de Kieswet zijn van een stembureau gedurende de zitting ten minste vier leden aanwezig, van wie er één voorzitter is.
2. Artikel J 12, tweede en derde lid, van de Kieswet is niet van toepassing. Bij ontstentenis van de voorzitter bepaalt het stembureau wie als voorzitter optreedt.
3. Burgemeester en wethouders wijzen aan welke leden van het stembureau, en desgewenst gedurende welk tijdvak, de taken uitoefenen als bedoeld in de artikelen J 24, eerste lid, onder a, J 25, J 26, derde lid, J 27, J 29, K 11, eerste lid, L 15, tweede lid, L 17, eerste lid, van de Kieswet, alsmede de taken op grond van artikel 9, met dien verstande dat:
a. de taken, bedoeld in artikel J 25 van de Kieswet door twee stembureauleden worden uitgeoefend;
b. de taken, bedoeld in artikel J 26, derde lid, van de Kieswet en artikel 9, zesde lid, door één stembureaulid worden uitgeoefend;
4. In afwijking van artikel J 17, eerste lid, van de Kieswet draagt de burgemeester er zorg voor dat het stembureau het uittreksel van ongeldige stempassen in tweevoud ontvangt. Beide uittreksels liggen op de tafel van het stembureau.
1. De kiezer ontvangt uiterlijk op de vierde dag voor de dag van de stemming van de burgemeester informatie over de gezondheidscheck. Bij ministeriële regeling wordt hiervoor een model vastgesteld. Voorts krijgt de kiezer op de dag van de stemming bij de ingang van het stemlokaal informatie over de in het vierde lid bedoelde regels. Bij ministeriële regeling kan voor de te verstrekken informatie bij de ingang van het stemlokaal een model worden vastgesteld.
2. In afwijking van de artikelen J 24, eerste lid, en J 35, eerste lid, van de Kieswet is het betreden van een stemlokaal niet toegestaan aan degene die niet aan de gezondheidscheck voldoet.
3. Burgemeester en wethouders nemen voorafgaand aan de zitting van een stembureau een gezondheidscheck af bij de leden van een stembureau en de waarnemers, bedoeld in artikel 13. Bij ministeriële regeling wordt hiervoor een model vastgesteld. Indien een lid van het stembureau of een waarnemer niet aan de gezondheidscheck voldoet, kan het lid of de waarnemer zijn functie niet vervullen. De gezondheidscheck kan gedurende de tijd dat een stembureau zitting houdt worden herhaald.
4. In het stemlokaal houden de aanwezige personen een veilige afstand tot elkaar en nemen de maatregelen met betrekking tot de hygiëne en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen in het stemlokaal in acht. De veilige afstand en de in de eerste volzin genoemde maatregelen worden bij ministeriële regeling vastgesteld.
5. In afwijking van het vierde lid is de verplichting tot het houden van een veilige afstand niet van toepassing tussen een kiezer als bedoeld in artikel J 28 van de Kieswet en diens begeleider.
6. Bij de in artikel J 28 van de Kieswet bedoelde kiezer die van het stembureau bijstand verlangt, wordt in het stemlokaal door een stembureaulid een gezondheidscheck afgenomen. Indien blijkt dat de kiezer niet aan de gezondheidscheck voldoet, krijgt hij zijn reeds ingeleverde stembescheiden terug, dient hij het stembiljet terug te geven en het stemlokaal te verlaten.
7. Indien een lid van het stembureau van oordeel is dat de omstandigheden bij de ingang van of in het stemlokaal zodanig zijn dat de daar aanwezige personen het bepaalde bij of krachtens dit artikel niet in acht nemen of kunnen nemen, kan het stembureaulid de aanwijzingen geven die nodig zijn om de naleving daarvan te verzekeren. De aanwijzing dat een kiezer het stemlokaal niet mag betreden, of dat een kiezer het stemlokaal moet verlaten voordat hij zijn stem heeft uitgebracht, kan enkel worden gegeven door het stembureaulid bij de ingang van het stemlokaal respectievelijk de voorzitter van het stembureau.
8. Artikel 1, eerste lid, van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding is niet van toepassing voor zover de bij die bepaling verboden gezichtsbedekking geheel of gedeeltelijk het gevolg is van het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen als bedoeld in het vierde lid.
9. Onder stemlokaal wordt voor de toepassing van dit artikel tevens verstaan een plaats waar het stembureau de stemopneming verricht.
10. In een gebouw waar een stemlokaal is aangewezen, gelden voor kiezers, stembureauleden en waarnemers als bedoeld in artikel 13 geen andere voorschriften teneinde besmetting met of overdracht van het coronavirus te voorkomen dan bij of krachtens de wet gestelde regels.
11. Het tiende lid is niet van toepassing op een gebouw waarin een stembureau als bedoeld in de artikelen 3 en 4 zitting houdt.
In afwijking van artikel J 25, eerste lid, van de Kieswet toont de kiezer aan het daartoe aangewezen lid van het stembureau het in artikel J 24, eerste lid, onder a, van de Kieswet genoemde identiteitsdocument en overhandigt aan het stembureaulid de stempas.
Gedurende de tijd dat een stembureau als bedoeld in de artikelen 3 en 4 zitting houdt, zijn in afwijking van artikel J 35, eerste lid, van de Kieswet de kiezers die toegang hebben tot de locatie waar het stembureau zitting houdt bevoegd in het stemlokaal te vertoeven voor zover de huisregels van de locatie waar het stembureau zitting houdt zich daar niet tegen verzetten, voor zover de orde daardoor niet wordt verstoord en voor zover de voortgang van de zitting niet wordt belemmerd.
1. Indien burgemeester en wethouders een of meer stembureaus hebben aangewezen als bedoeld in artikel 3 of 4, benoemen zij tijdig voor elke verkiezing een of meer personen die als waarnemer getuige zijn van het verloop van de zitting bij deze stembureaus. Een waarnemer krijgt geen instructies betreffende de wijze waarop hij inhoud dient te geven aan zijn functie. Artikel E 4, tweede lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
2. Onverminderd artikel E 4, tweede lid, van de Kieswet kan niet als waarnemer worden benoemd, degene:
a. die kandidaat is voor de verkiezing in de betreffende kieskring;
b. die tot lid of plaatsvervangend lid van een stembureau is benoemd voor de desbetreffende verkiezing;
c. die lid is van het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden.
3. Een waarnemer is bevoegd in het stemlokaal te vertoeven gedurende de tijd dat het stembureau in een stemlokaal zitting houdt.
4. Onverminderd artikel J 35, tweede lid, van de Kieswet kan een waarnemer mondeling bezwaar indienen bij het stembureau. Artikel J 35, derde lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
5. Een waarnemer brengt uiterlijk op de dag na de dag van de stemming om twaalf uur verslag uit aan de burgemeester van zijn bevindingen betreffende het verloop van de stemming. Bij ministeriële regeling wordt voor het verslag een model vastgesteld.
6. Artikel N 12, tweede lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing. De burgemeester zendt het verslag tezamen met de in artikel N 12, eerste lid, van de Kieswet bedoelde documenten onverwijld naar het hoofdstembureau. Het hoofdstembureau zendt het verslag tezamen met de in artikel O 5, eerste lid, van de Kieswet bedoelde documenten onverwijld naar het vertegenwoordigend orgaan.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent waarneming bij een stembureau als bedoeld in de artikelen 3 en 4.
In afwijking van artikel K 11, eerste lid, van de Kieswet toont de kiezer aan het daartoe aangewezen lid van het stembureau het in artikel J 24, eerste lid, onder a, van de Kieswet genoemde identiteitsdocument en overhandigt aan het stembureaulid de kiezerspas.
In afwijking van artikel L 4 van de Kieswet mag een kiezer per verkiezing als gemachtigde niet meer dan drie aanwijzingen aannemen.
1. In aanvulling op artikel L 2, eerste lid, van de Kieswet kan een aanvraag ook langs elektronische weg worden ingediend. De langs elektronische weg ingediende aanvraag wordt voor het bepaalde in hoofdstuk L van de Kieswet met de schriftelijke aanvraag gelijkgesteld.
2. In afwijking van artikel L 7, eerste lid, van de Kieswet dient een verzoekschrift uiterlijk op de tweede dag voor de dag van de stemming om 12.00 uur door de burgemeester te zijn ontvangen.
3. In afwijking van artikel L 8, eerste lid, tweede volzin, van de Kieswet gebruikt de kiezer voor het verzoekschrift dat langs elektronische weg wordt ingediend het model dat bij ministeriële regeling is vastgesteld.
4. In afwijking van artikel L 8, derde lid, van de Kieswet gebruikt de gemachtigde voor de verklaring die langs elektronische weg wordt verzonden het model dat bij ministeriële regeling is vastgesteld. De gemachtigde zendt de verklaring aan de kiezer, die deze verklaring gelijktijdig met zijn verzoekschrift indient.
5. In afwijking van artikel L 11, tweede lid en derde lid, eerste volzin, van de Kieswet wordt het besluit op een aanvraag die op of na de vijfde dag voor de dag van de stemming is ontvangen, langs elektronische weg bekendgemaakt aan de verzoeker. Bij inwilliging wordt een volmachtbewijs langs elektronische weg verstrekt. Bij ministeriële regeling wordt voor dit bewijs een model vastgesteld.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het langs elektronische weg indienen van een aanvraag, het langs elektronische weg bekendmaken van een besluit daarop en de verificatie van een volmachtbewijs, bedoeld in het vijfde lid, door een stembureau.
In afwijking van artikel L 17, tweede lid, van de Kieswet toont de gemachtigde tevens een kopie van een identiteitsdocument als bedoeld in artikel J 24, eerste lid, onder a, van de Kieswet van de volmachtgever, indien het een volmachtbewijs betreft als bedoeld in hoofdstuk L, paragraaf 3, van de Kieswet.
Deze paragraaf is van toepassing op:
a. een stembureau dat zitting houdt in een stemlokaal als bedoeld in artikel 6;
b. een bijzonder stembureau als bedoeld in artikel J 1, derde lid, van de Kieswet; en
c. een mobiel stembureau als bedoeld in artikel J 4a van de Kieswet.
Alvorens aan te vangen met de werkzaamheden, bedoeld in artikel N 1 van de Kieswet, verzegelt het stembureau de stembus. Op de stembus wordt de naam van de gemeente en het nummer van het stembureau vermeld.
1. Nadat de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen N 1 en N 2 van de Kieswet, zijn afgerond, wordt onmiddellijk begonnen met het opmaken van het proces-verbaal van de stemming en het eerste deel van de stemopneming. Alle tot dat moment ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld.
2. De aanwezige leden van het stembureau ondertekenen een van het proces-verbaal deel uitmakende verklaring van authenticiteit. Daarna sluit de voorzitter tijdelijk de zitting.
1. Het stembureau bewaart de sleutel van de verzegelde stembus alsook het proces-verbaal in een enveloppe, die het eveneens verzegelt. Op deze enveloppe wordt de naam van de gemeente en het nummer van het stembureau vermeld.
2. Het stembureau draagt de stembus zo spoedig mogelijk over aan de burgemeester ten behoeve van het vervoer naar een locatie voor het vervolg van de stemopneming op dezelfde avond. Tot aan die overdracht draagt het stembureau er zorg voor dat de zegels op de stembus niet worden verbroken.
1. Na overdracht van de stembus aan de burgemeester, begeven de leden van het stembureau zich onder medebrenging van de verzegelde enveloppe en de pakken, bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet, onverwijld naar de locatie waar het vervolg van de stemopneming wordt verricht.
2. De burgemeester draagt er zorg voor dat de stembus wordt vervoerd naar een locatie voor de stemopneming en dat de zegels op de stembus niet worden verbroken totdat het stembureau zijn zitting op de locatie van de stemopneming heeft hervat.
3. Op de locatie van de stemopneming opent het stembureau de verzegelde enveloppe met het proces-verbaal en de verzegelde stembus. Vervolgens zet het stembureau zijn werkzaamheden voort overeenkomstig het bepaalde in de artikelen N 5 tot en met N 10 van de Kieswet.
4. Indien het stembureau een verschil vaststelt tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld, is het stembureau bevoegd de pakken, bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet, te openen en de in artikel N 1 van de Kieswet bedoelde aantallen opnieuw vast te stellen.
In aanvulling op artikel Ya 1 van de Kieswet is deze wet en de daarop berustende bepalingen, met uitzondering van de artikelen 15 en 16 en met inachtneming van het bepaalde in afdeling Va van de Kieswet, ook van toepassing in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming vinden experimenten op basis van die wet tevens zoveel mogelijk plaats overeenkomstig hetgeen bij en krachtens deze wet is bepaald.
Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een gemeentelijk stembureau als bedoeld in artikel 20 van het Tijdelijk experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming.
Als burgemeester en wethouders voor een stembureau een locatie als bedoeld in artikel 6 hebben aangewezen, dan zet het stembureau, in afwijking van artikel 22, derde lid, tweede volzin, zijn werkzaamheden voort overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 22 tot en met 24 van het Tijdelijk experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming.
Indien het bij koninklijke boodschap van 13 juli 2020 ingediende voorstel van wet, houdende tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19) (35 526) tot wet wordt verheven en artikel 58f van die wet in werking treedt of is getreden, wordt artikel 9 van deze wet als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. In het stemlokaal nemen de aanwezige personen de bij ministeriële regeling vast te stellen maatregelen met betrekking tot de hygiëne en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen in het stemlokaal in acht.
2. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde tot en met negende lid tot vijfde tot en met achtste lid.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt na «aanwezige personen» ingevoegd «artikel 58f, eerste lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 of».
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Deze wet vervalt met ingang van 1 juli 2021. Het tijdstip waarop deze wet vervalt kan bij koninklijk besluit worden bepaald op een ander tijdstip, met dien verstande dat dit tijdstip steeds ten hoogste zes maanden na het tijdstip ligt waarop de wet zou vervallen.
3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,