Ontvangen 25 mei 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel I, onderdeel B, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
Na artikel 285c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Hij die zich identificerende persoonlijke gegevens van een ander of een derde verschaft, deze gegevens verspreidt of anderszins ter beschikking stelt met het oogmerk om die ander vrees aan te jagen dan wel hem door anderen vrees aan te doen jagen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Met dit amendement beoogt de indiener doxing strafbaar te stellen. Bij doxing gaat het om het verschaffen, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen van identificerende persoonsgegevens met het oogmerk die ander vrees aan te jagen dan wel hem door anderen vrees aan te doen jagen. Dat kan in de openbaarheid, maar ook in meer besloten kring gebeuren. De afgelopen tijd is sprake van een sterke toename van intimidatie en bedreiging tegen hulpverleners, journalisten, bestuurders, wetenschappers en politici. Zo blijkt uit jaarcijfers van de politie alleen al een toename van het aantal incidenten van online intimidatie van 58 gevallen in 2019 naar 108 gevallen in 2020. Ook worden hulpverleners, journalisten, bestuurders en politici vaker aan de deur bedreigd. De adressen van deze personen worden veelal online verkregen, bijvoorbeeld via sociale media zoals Twitter en Telegram.
De indiener is van mening dat sprake is van een zeer zorgelijke ontwikkeling, waarbij personen die vanwege hun (publieke)taak- of functie-uitoefening handelen of zich uitspreken in persoon bedreigd worden door individuen of groepen die dit handelen of deze uitspraken in strijd met hun gedachten of belangen vinden. Mede door de opkomst van diverse online communicatiemiddelen is het relatief eenvoudig om bijvoorbeeld te achterhalen welke agent te zien is op een filmpje bij een demonstratie. Door online uiting te geven aan de boosheid over het handelen van de agent en hierbij te vragen waar deze persoon woont, ontstaat voor deze agent en zijn naasten al een dreigende situatie. De indiener wil daarom deze fase – waarin nog geen sprake is van een rechtstreekse bedreiging maar wel sprake is van een indirecte dreiging – strafbaar stellen. Hierbij moet de dader bij het (zichzelf) verschaffen, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen van gegevens van het individu – zoals een huisadres, school van een kind, bedrijf van de partner – de intentie hebben om het slachtoffer vrees aan te jagen dan wel aan te doen jagen. Deze strafbaarstelling draagt bij aan het palet aan mogelijkheden om tot vervolging over te gaan om deze ontwikkeling een halt toe te roepen. Eveneens zorgt deze aparte strafbaarstelling ervoor dat er een extra normerende werking van uitgaat dat dit gedrag, dat grote implicaties heeft voor het (privé)leven van het slachtoffer, onacceptabel is.
Yeşilgöz-Zegerius