Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat het om doelmatigheidsredenen wenselijk is het aantal regionale tuchtcolleges terug te brengen van vijf naar drie;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd.
A
In artikel 9, zevende lid, wordt «aard van het vergrijp» vervangen door «aard van het verwijt».
B
Artikel 23 komt te luiden:
C
Artikel 48, zesde lid, komt te luiden:
6. De maatregel van doorhaling, bedoeld in het eerste lid, onder f, wordt vanwege Onze Minister ten uitvoer gelegd. Indien de maatregel van doorhaling van de inschrijving niet ten uitvoer kan worden gelegd omdat de inschrijving reeds om andere redenen is doorgehaald, geldt de datum van de om andere reden uitgevoerde doorhaling als datum waarop de maatregel is uitgevoerd. Onze Minister doet hiervan mededeling aan de betrokkene.
D
In artikel 53 wordt onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, het eerste lid vervangen door:
1. Er zijn drie regionale tuchtcolleges die zijn gevestigd te:
a. Amsterdam;
b. ’s-Hertogenbosch;
c. Zwolle.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt het Europese deel van Nederland in gebieden ingedeeld, waarvan elk het rechtsgebied van een regionaal tuchtcollege uitmaakt.
E
Na artikel 53 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
1. De terechtzittingen en de vooronderzoeken vinden plaats in de vestigingsplaats van het regionale tuchtcollege.
2. De voorzitter van een regionaal tuchtcollege kan in het belang van de behandeling van een zaak, bepalen dat een terechtzitting of een vooronderzoek in het kader van die zaak op een andere plaats plaatsvindt dan bedoeld in het eerste lid.
F
Artikel 54 komt te luiden:
1. Bevoegd tot het behandelen van een zaak in eerste aanleg is:
a. het regionale tuchtcollege van het rechtsgebied waarin de beklaagde zijn woonplaats heeft; of
b. het regionale tuchtcollege binnen wiens rechtsgebied de gedraging waarop de zaak betrekking heeft, heeft plaatsgevonden.
2. Bevoegd tot het behandelen van een zaak in eerste aanleg tegen meerdere beklaagden is:
a. het regionale tuchtcollege van het rechtsgebied waarin één van de beklaagden zijn woonplaats heeft; of
b. het regionale tuchtcollege van het rechtsgebied waarin een op alle beklaagden betrekking hebbende gedraging heeft plaatsgevonden.
3. In het geval geen der regionale tuchtcolleges op grond van het eerste of tweede lid bevoegd is tot het behandelen van een zaak, is het regionale tuchtcollege te Amsterdam bevoegd.
4. Indien de beklaagde in een zaak tevens lid-beroepsgenoot of plaatsvervangend lid-beroepsgenoot is van het regionale tuchtcollege waar het klaagschrift is ingediend, kan de voorzitter in het belang van een onafhankelijke behandeling, de zaak ter behandeling verwijzen naar een ander regionaal tuchtcollege. De zaak wordt in het behandelend regionale tuchtcollege behandeld door leden die daartoe door de voorzitter zijn aangewezen. Bij die aanwijzing draagt de voorzitter er zorg voor dat een onafhankelijke behandeling is gewaarborgd.
5. Indien een klaagschrift is ingediend bij een onbevoegd regionaal tuchtcollege, verwijst de voorzitter van dat tuchtcollege de zaak onverwijld door naar een bevoegd regionaal tuchtcollege. De klager wordt gelijktijdig over de verwijzing geïnformeerd. De voorzitter kan een zaak tevens verwijzen naar een ander tuchtcollege wanneer tegen een klager bij meerdere regionale tuchtcolleges zaken aanhangig zijn gemaakt.
Bij verwijzing geldt als de datum van indiening van het klaagschrift de datum van de indiening bij het verwijzende college.
G
Na artikel 54 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Indien een herindelingsregeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet algemene regels herindeling leidt tot een wijziging van het rechtsgebied van een regionaal tuchtcollege of indien het rechtsgebied van een regionaal tuchtcollege op basis van artikel 53, tweede lid, wordt gewijzigd, heeft die wijziging geen gevolgen voor de bevoegdheid in zaken die op de datum van herindeling bij dat tuchtcollege aanhangig zijn.
H
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt:
a. «Een regionaal tuchtcollege telt twee rechtsgeleerde leden» vervangen door «Een regionaal tuchtcollege heeft rechtsgeleerde leden»; en
b. «drie leden-beroepsgenoten» vervangen door «leden-beroepsgenoten».
2. In het tweede lid wordt «door het andere rechtsgeleerde lid en door de drie leden-beroepsgenoten» vervangen door «een ander rechtsgeleerd lid en drie leden-beroepsgenoten».
3. Aan het slot van het vierde lid wordt een zin toegevoegd die luidt: Voor de besluiten, als bedoeld in de eerste, tweede en derde zin, wordt geen mandaat verleend.
4. Onder vernummering van het vijfde lid tot het zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. De leden van de tuchtcolleges blijven na het verstrijken van hun benoemingstermijn of na hun ontslag vanwege het bereiken van de zeventigjarige leeftijd, bevoegd om deel te nemen aan de verdere behandeling van en de beslissing over klachten, aan de behandeling waarvan zij voor het verstrijken van hun benoemingstermijn of hun ontslag reeds hebben deelgenomen.
5. In het zesde lid (nieuw) wordt:
a. «een secretaris en één of meer plaatsvervangende secretarissen» vervangen door «één of meer secretarissen»;
b. «de functie van secretaris of plaatsvervangend secretaris» vervangen door «de functie van secretaris»; en
c. na de laatste zin toegevoegd «Degenen die als secretaris zijn aangewezen bij een regionaal tuchtcollege zijn tevens aangewezen als secretaris bij de andere regionale tuchtcolleges.».
6. Er wordt een zevende lid toegevoegd dat luidt:
7. De leden van een regionaal tuchtcollege zijn tevens plaatsvervangend lid van de overige regionale tuchtcolleges. Indien een voorzitter of plaatsvervangend voorzitter op grond van de eerste volzin plaatsvervangend rechtsgeleerd lid is bij de andere regionale tuchtcolleges, is hij bij die andere regionale tuchtcolleges tevens plaatsvervangend voorzitter.
I
Na artikel 55 worden twee artikelen ingevoegd, die als volgt luiden:
Een benoeming van een plaatsvervangend lid van een regionaal tuchtcollege vervalt wanneer dat plaatsvervangend lid als:
a. plaatsvervangend rechtsgeleerd lid is benoemd en wordt benoemd tot rechtsgeleerd lid bij een regionaal tuchtcollege;
b. plaatsvervangend lid-beroepsgenoot is benoemd en voor hetzelfde beroep wordt benoemd als lid-beroepsgenoot bij een regionaal tuchtcollege.
1. De regionale tuchtcolleges stellen een gemeenschappelijk reglement van orde vast.
2. Onverminderd artikel 54, vierde lid, bevat het reglement van orde in ieder geval regels over deelname van de leden aan de behandeling van een zaak.
3. De vaststelling van het reglement van orde geschiedt door de voorzitters van de drie regionale tuchtcolleges gezamenlijk.
J
Artikel 56, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt:
a. «Het centrale tuchtcollege telt drie rechtsgeleerde leden» vervangen door «Het centrale tuchtcollege heeft rechtsgeleerde leden»; en
b. « twee leden-beroepsgenoten» vervangen door «leden-beroepsgenoten».
2. In het tweede lid wordt:
a. «de twee andere rechtsgeleerde leden» vervangen door «twee andere rechtsgeleerde leden»; en
b. «de twee leden-beroepsgenoten» vervangen door «twee leden-beroepsgenoten».
3. In het derde lid wordt «is artikel 55, derde, onderscheidenlijk vierde lid, van overeenkomstige toepassing» vervangen door «is artikel 55, derde, vierde lid en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing».
4. Het vierde lid wordt vervangen door de volgende leden:
4. Indien de beklaagde in een zaak tevens lid-beroepsgenoot of plaatsvervangend lid-beroepsgenoot is van het centrale tuchtcollege wordt de zaak behandeld door leden die daartoe door de voorzitter zijn aangewezen. Bij die aanwijzing draagt de voorzitter er zorg voor dat een onafhankelijke behandeling is gewaarborgd.
5. De artikelen 55, zesde lid, eerste en tweede volzin, en 55ter, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het reglement van orde als bedoeld in artikel 55ter, eerste lid, voor het centrale tuchtcollege gezamenlijk wordt vastgesteld door de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitters van dat college.
K
In artikel 59, eerste lid, onder a, wordt «Indien» vervangen door «indien».
L
In artikel 61, wordt «, secretarissen en plaatsvervangende secretarissen» vervangen door «en secretarissen».
M
Artikel 62a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden-beroepsgenoten, de plaatsvervangende leden-beroepsgenoten, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris» vervangen door «De leden, plaatsvervangende leden en de secretarissen».
2. In het tweede lid wordt aan het slot toegevoegd «of een plaatsvervangend voorzitter».
N
In artikel 62b wordt «62a eerste lid» vervangen door «62a, eerste lid».
O
In artikel 66, eerste lid, wordt «een of meer leden of plaatsvervangende leden of aan de secretaris of plaatsvervangend secretaris» vervangen door «een of meer leden, plaatsvervangende leden of de secretaris».
P
In artikel 79 vervalt het vierde lid en wordt het vijfde lid vernummerd tot vierde lid.
Q
Na artikel 79 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
1. Bevoegd tot het behandelen van een voordracht in eerste aanleg is het regionale tuchtcollege van het rechtsgebied waarin de beroepsbeoefenaar zijn woonplaats heeft.
2. Indien de beroepsbeoefenaar geen woonplaats heeft in een rechtsgebied van een van de regionale tuchtcolleges, is het regionale tuchtcollege te Amsterdam bevoegd tot het behandelen van de voordracht.
3. Indien een voordracht als bedoeld in artikel 79, eerste lid, wordt gedaan tegen een lid-beroepsgenoot of plaatsvervangend lid-beroepsgenoot dat tevens lid is van het regionale tuchtcollege waar de voordracht wordt gedaan, kan de voorzitter in het belang van een onafhankelijke behandeling, de zaak ter behandeling verwijzen naar een ander regionaal tuchtcollege. De zaak wordt in het behandelend regionale tuchtcollege behandeld door leden die daartoe door de voorzitter zijn aangewezen. Bij die aanwijzing draagt de voorzitter er zorg voor dat een onafhankelijke behandeling is gewaarborgd.
R
In artikel 82 wordt «door het andere rechtsgeleerde lid en door de drie leden-beroepsgenoten» vervangen door «een ander rechtsgeleerd lid en drie leden-beroepsgenoten».
S
Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd.
1. In het zesde lid vervalt «of plaatsvervangende secretaris».
2. In het tiende lid wordt «een of meer leden of plaatsvervangende leden, de secretaris of de plaatsvervangende secretaris» vervangen door «een of meer leden, plaatsvervangende leden of de secretaris».
T
Aan artikel 84 wordt een lid toegevoegd dat luidt:
8. Indien degene op wie de voordracht betrekking heeft in een zaak tevens lid-beroepsgenoot of plaatsvervangend lid-beroepsgenoot is van het centrale tuchtcollege wordt de zaak behandeld door leden die daartoe door de voorzitter zijn aangewezen. Bij die aanwijzing draagt de voorzitter er zorg voor dat een onafhankelijke behandeling is gewaarborgd.
U
Artikel 91 komt te luiden:
De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur waarbij ten aanzien van een bij de maatregel aangewezen beroep voor de eerste maal toepassing wordt gegeven aan artikel 8, 34 of 40, dan wel een algemene maatregel van bestuur, inhoudende intrekking van een algemene maatregel van bestuur waarbij ten aanzien van een bepaald beroep toepassing is gegeven aan artikel 8, 34 of 40, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
V
Artikel 92 wordt als volg gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt vernummerd tot derde lid.
2. Het eerste lid wordt vervangen door de volgende leden:
1. Beoefenaren van een beroep dat vergelijkbaar is met dat van arts, tandarts, verloskundige, verpleegkundige, physician assistant of klinisch technoloog en die zijn verbonden aan een buitenlandse krijgsmacht, worden voor de toepassing van artikel 35 gelijkgesteld met de op grond van hoofdstuk IV aangewezen personen, indien zij:
a. in Nederland, in een Nederlands luchtvaartuig of op een Nederlands schip verblijven;
b. zij in het land van de krijgsmacht waaraan zij verbonden zijn, als beoefenaar van het betreffende beroep, bevoegd zijn tot het verrichten van de handelingen als bedoeld in artikel 36, en
c. zij hun beroep uitoefenen ten behoeve van:
– personeel behorende tot de krijgsmacht waaraan de beroepsbeoefenaar is verbonden;
– personeel behorende tot een andere buitenlandse krijgsmacht;
– degenen met wie het personeel, bedoeld onder a en b, duurzaam samenleeft, of
– militaire ambtenaren als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet ambtenaren defensie.
2. De verboden, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 17, tweede lid, en artikel 34, vierde lid, zijn niet van toepassing ten aanzien van beroepsbeoefenaren:
a. die in het land van herkomst een beroep uitoefenen vergelijkbaar met een beroep als bedoeld in artikel 3, eerste lid, dan wel een beroep dat zijn grondslag vindt in artikel 14, eerste lid of artikel 34, eerste lid, en die een titel voeren die overeenkomt met dat uitgeoefende beroep, en
b. die handelen in de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, onder a en c.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «De in het eerste lid bedoelde persoon die een in deze wet geregeld beroep uitoefent wordt voor de toepassing van in andere wetten opgenomen bepalingen» vervangen door «De in het eerste lid bedoelde personen worden voor de toepassing van in andere wetten opgenomen bepalingen».
De Wet medisch tuchtrecht BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «een rechtsgeleerde als voorzitter en twee geneeskundigen» vervangen door «een rechtsgeleerd lid als voorzitter en twee leden-geneeskundigen».
2. In het vierde lid vervalt «de voorzitter en».
B
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «voorzitter en».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De voorzitter van het College wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd voor een tijdvak van zes jaren en is herbenoembaar.
3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
3. De overige leden van het College worden door Onze Minister benoemd voor een tijdvak van zes jaren en zijn herbenoembaar.
4. Aan een lid van het College wordt op zijn verzoek tussentijds ontslag verleend. Aan een lid van het College wordt in ieder geval ontslag verleend met het bereiken van de zeventigjarige leeftijd. In de gevallen genoemd in de eerste twee volzinnen van dit lid, vindt het ontslag van de voorzitter van het College plaats bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister en vindt het ontslag van de overige leden plaats door Onze Minister.
5. en lid van het College blijft na het verstrijken van zijn benoemingstermijn of zijn ontslag vanwege het bereiken van de zeventigjarige leeftijd, bevoegd om deel te nemen aan de verdere behandeling van en de beslissing over klachten, aan de behandeling waarvan hij voor het verstrijken van zijn benoemingstermijn of zijn ontslag reeds heeft deelgenomen.
C
Artikel 10a komt te luiden:
Het in de artikelen 46c, onderdelen b en c, 46ca, eerste lid, onderdeel d, 46d, tweede lid, 46f, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, eerste lid, aanhef en onderdelen a en c, en derde lid, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden en de plaatsvervangende leden van de regionale tuchtcolleges en van het centrale tuchtcollege, met dien verstande dat de in het vijfde lid van artikel 46p bedoelde mededeling te hunnen aanzien eveneens wordt gedaan aan Onze Minister.
De artikelen 13a, 13b, uitgezonderd het eerste lid, onderdelen b en c, en vierde lid, en 13c tot en met 13g van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van gedragingen van deze leden en plaatsvervangende leden, met dien verstande dat:
a. voor de overeenkomstige toepassing van die artikelen onder «het betrokken gerechtsbestuur» wordt verstaan: de voorzitter van het Medisch Tuchtcollege; en
b. de procureur-generaal niet verplicht is aan het verzoek, bedoeld in artikel 13a, te voldoen, indien de verzoeker redelijkerwijs onvoldoende belang heeft bij een onderzoek als bedoeld in datzelfde artikel.
D
Artikel 10b vervalt.
E
Artikel 11 komt te luiden:
F
In artikel 13, eerste lid, aanhef, vervalt «voorzitter of».
1. Op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, wijzigt de benoeming van de voorzitter van het regionale tuchtcollege te Eindhoven in een benoeming tot voorzitter van het regionale tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch en vervallen de benoemingen van de voorzitters van de regionale tuchtcolleges te Groningen en Den Haag.
2. Onverminderd het eerste lid, worden op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, de benoemingen van degenen die op dat het tijdstip zijn benoemd als:
a. rechtsgeleerd lid, dan wel als rechtsgeleerd lid, tevens plaatsvervangend voorzitter, bij onderscheidenlijk het regionale tuchtcollege te Eindhoven, Groningen en Den Haag, gewijzigd in een gelijke benoeming bij onderscheidenlijk de regionale tuchtcolleges te ‘s-Hertogenbosch, Zwolle en Amsterdam;
b. plaatsvervangend rechtsgeleerd lid, dan wel als plaatsvervangend rechtsgeleerd lid, tevens voorzitter, bij het regionale tuchtcolleges te Eindhoven, gewijzigd in een gelijke benoeming bij het regionale tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch.
3. De benoemingen van degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, als plaatsvervangend rechtsgeleerd lid, zijn benoemd bij de regionale tuchtcolleges te Groningen en Den Haag vervallen.
4. Benoemingen van degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, zijn benoemd als:
a. lid-beroepsgenoot bij onderscheidenlijk het regionale tuchtcollege te Eindhoven, Groningen en Den Haag worden gewijzigd in een benoeming voor hetzelfde beroep tot lid-beroepsgenoot bij onderscheidenlijk het regionale tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch, Zwolle en Amsterdam;
b. plaatsvervangend lid-beroepsgenoot bij het regionale tuchtcollege te Eindhoven, gewijzigd in een benoeming voor hetzelfde beroep bij het regionale tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch.
5. De benoemingen van degenen die direct op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, als plaatsvervangend lid-beroepsgenoot zijn benoemd bij onderscheidenlijk de regionale tuchtcolleges te Groningen en Den Haag, vervallen.
1. Indien ten gevolge van de inwerkingtreding van artikel III, tweede lid, onder a, of vierde lid, onder a, een persoon bij hetzelfde regionale tuchtcollege zowel in de hoedanigheid van lid als in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid is benoemd, vervalt de benoeming van de hoedanigheid van plaatsvervangend lid.
2. Indien ten gevolge van de inwerkingtreding van deze wet een lid van een regionaal tuchtcollege zowel op grond van artikel 55, zevende lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg als op grond van een benoeming plaatsvervangend lid is van een ander regionaal tuchtcollege, vervalt de benoeming tot plaatsvervangend lid in dat andere tuchtcollege.
De aanwijzingen van degenen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H en J, zijn aangewezen als plaatsvervangend secretaris, worden op dat tijdstip gewijzigd in een aanwijzing als secretaris.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in afwijking van artikel 54 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg ten aanzien van op het tijdstip van inwerkingtreding bij de regionale tuchtcolleges aanhangige procedures in het belang van de continuïteit van die procedures regels worden gesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Medische Zorg,