Ontvangen 26 januari 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt voor de punt aan het slot van onderdeel c ingevoegd «alsmede tegen journalisten en publicisten die in de uitoefening van hun beroep werkzaamheden verrichten in het kader van nieuwsgaring».
Vrije nieuwsgaring is van cruciaal belang in onze democratische rechtsstaat en journalisten moeten daarom ten alle tijden hun werk veilig kunnen doen. Journalisten kunnen, net als andere functionarissen die zijn belast met een publieke taak, slachtoffer worden van agressie en geweld. In de memorie van toelichting is reeds expliciet benoemd dat het wetsvoorstel ziet op personen met een publieke taak in de frontlinie. (Kamerstukken II 2019/20, 35 528, nr. 3, p. 1). Journalisten werken in de uitoefening van hun beroep voor de publieke zaak in de frontlinie en stellen zich maximaal dienstbaar op aan de samenleving.
Journalisten hebben – bijvoorbeeld wanneer zij verslag doen van rellen of demonstraties – wegens hun publieke taak niet de mogelijkheid zichzelf in veiligheid te brengen. Mensen die geweld en agressie tegen hen gebruiken mogen derhalve niet weg komen met een taakstraf. Het amendement maakt dit transparant en stelt voor de onmogelijkheid van het opleggen van een kale taakstraf voor geweld tegen journalisten en publicisten in de uitoefening van hun beroep toe te voegen aan het wetsvoorstel, ook vanuit een oogpunt van rechtszekerheid. Verduidelijkt is dat het taakstrafverbod slechts van toepassing is bij geweldsdelicten die worden gepleegd jegens journalisten en publicisten die in de uitoefening van hun beroep werkzaamheden verrichten in het kader van nieuwsgaring.
Van Wijngaarden