Ontvangen 5 oktober 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel A, wordt in artikel 58b, tweede lid, «voor het in het eerste lid genoemde doel en evenredig is aan dat doel» vervangen door een dubbele punt en worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:
a. gelet op de omstandigheden van de bestrijding van de epidemie en de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid noodzakelijk is;
b. in overeenstemming is met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat; en
c. gelet op het in het eerste lid genoemde doel de uitoefening van grondrechten zo min mogelijk beperkt en voor de betrokken geen onevenredig nadeel oplevert.
II
In artikel I, onderdeel A, wordt aan artikel 58c een lid toegevoegd, luidende:
3. Indien naar het oordeel van Onze Ministers en Onze Minister die het mede aangaat een krachtens dit hoofdstuk vastgestelde ministeriële regeling of een onderdeel daarvan niet langer noodzakelijk is voor het in artikel 58b, eerste lid, genoemde doel, geschiedt de vaststelling van een ministeriële regeling tot wijziging of intrekking niet eerder dan een week nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.
III
In artikel I, onderdeel A, wordt aan artikel 58f een lid toegevoegd, luidende:
6. Indien naar het oordeel van Onze Ministers gelet op het in artikel 58b, eerste lid, genoemde doel de veilige afstand kan worden verkleind of op nihil kan worden gesteld, wordt met het oog op het doen van de voordracht voor een daartoe vast te stellen algemene maatregel van bestuur onverwijld toepassing gegeven aan de verplichting tot overlegging aan beide Kamers van de Staten-Generaal, bedoeld in het tweede lid, tweede zin.
Dit amendement scherpt met onderdeel I de bepaling over doel en reikwijdte van de wet aan.
Het is van groot belang dat bij elk gebruik van een in deze tijdelijke wet toegekende bevoegdheden duidelijk wordt gemaakt dat een minder vergaande regeling om grondrechten in te perken niet mogelijk is.
In de memorie van toelichting is aangegeven dat bij de formulering van artikel 58b gebruik gemaakt is van elementen van artikel 26 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De indieners zijn van mening dat de in dit wetsvoorstel opgenomen bepaling aanscherping verdient en dat er meer aangesloten moet worden bij artikel 26 Wiv.
De afweging ten aanzien van de volksgezondheid moet uitdrukkelijk getoetst worden aan de gevolgen die maatregelen hebben voor de personen of organisaties die erdoor geraakt worden. Hierbij gaat het onder meer over andere gevolgen voor bijvoorbeeld de psychische en emotionele gezondheid, de uitoefening van het eigendomsrecht en de mogelijkheden om bezoek te ontvangen binnen instellingen.
Met het criterium «in overeenstemming met de uitgangspunten van een democratische rechtsstaat» wordt uitdrukkelijk gerefereerd aan de grondrechten. Met deze formulering is aansluiting gezocht bij het voorstel voor wijziging van de Grondwet inzake een algemene bepaling (Staatsblad 2018, 86) dat door de Eerste Kamer in eerste lezing is aangenomen. Tevens is aansluiting gezocht bij de Wet op de Raad voor het openbaar bestuur.
Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat de regering formeel op grond van dit wetsvoorstel de bevoegdheid heeft om scholen te sluiten. Omdat dit een zo vergaande inbreuk op de grondrechten betekent en ook veel andere negatieve gevolgen kan hebben (zoals leerachterstanden of gevolgen voor thuiswerkende ouders) is zo’n maatregel alleen te rechtvaardigen als dit een reëel perspectief biedt op daadwerkelijke vermindering van besmettingskansen en in vergelijking met nadere maatregelen op het gebied van bijvoorbeeld hygiëne of afstand houden echt een verbetering betekent.
Nu tijdens de huidige crisis verschillende maatregelen genomen worden die noodzakelijk worden geacht voor de bestrijding van de epidemie van covid-19, dient er, wanneer de noodzakelijkheid van het treffen van een specifieke maatregel verdwijnt of blijkt dat getroffen maatregelen niet dusdanig effectief zijn dat continuering gerechtvaardigd is, te worden afgeschaald. Ook wanneer de afstandsnorm kan worden verkleind of op nihil kan worden gesteld, dient dit te gebeuren. De onderdelen II en III van dit amendement regelen in de wettekst dat maatregelen die bij ministeriële regeling of algemene maatregel van bestuur worden genomen, moeten worden afgeschaald zodra dit kan. Hiermee wordt andermaal het belang van tijdelijkheid van de maatregelen en het belang van noodzakelijkheid van de maatregelen die ter bestrijding van de epidemie van covid-19 worden getroffen, in de wet verankerd.
Van der Graaf Van der Staaij Groothuizen Van Dam Veldman Buitenweg Kuiken Van Brenk