Ontvangen 11 juni 2021
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Boven de tekst wordt de onderdeelsaanduiding «B» ingevoegd en in de tekst vervalt «van de Winkeltijdenwet».
2. Voor onderdeel B (nieuw) worden een aanhef en een onderdeel ingevoegd, luidende:
De Winkeltijdenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in alfabetische volgorde een onderdeel ingevoegd, luidende:
vaste markthandel: het op grond van een vergunning of overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd op regelmatige basis innemen van een standplaats op een markt om anders dan in een winkel een bedrijf uit te oefenen als bedoeld in artikel 2, tweede lid.
3. In onderdeel B (nieuw) wordt het voorgestelde artikel 10 als volgt gewijzigd:
1. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1a. Onverminderd de artikelen 2, 3, 6 en 8, is een eenzijdige wijziging van openingstijden waarmee degene die vaste markthandel uitoefent niet uitdrukkelijk heeft ingestemd op het moment van die wijziging, niet van toepassing ten aanzien van die persoon.
2. In het tweede lid wordt na «wijzigingen» ingevoegd «, bedoeld in het eerste lid,» en wordt «van het eerste lid» vervangen door «daarvan».
3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De eenzijdige wijzigingen, bedoeld in lid 1a, die voor de datum van inwerkingtreding daarvan aan degene die de vaste markthandel uitoefent bekend zijn gemaakt, zijn niet van toepassing vanaf die datum.
Dit amendement regelt dat de voorgestelde wetswijziging niet alleen voor winkeliers geldt, maar ook voor marktkooplieden met een vaste standplaats. De aanleiding voor de voorliggende wetswijziging wordt gevormd door de boetes die winkeliers moeten betalen voor het niet opengaan op tijdstippen die eenzijdig worden opgelegd. Met de voorliggende wetswijziging worden winkeliers beter beschermd.
Het is redelijk die bescherming ook te bieden aan marktkooplieden met een vaste standplaats. Immers, bij zowel de verhouding tussen winkelier en vastgoedeigenaar, als de verhouding tussen marktkooplui en gemeente gaat het om het gebruik van ruimte die de gemeente biedt voor openstelling. Het probleem voor beide groepen, de winkeliers en de marktkooplui met een vaste standplaats, is hetzelfde, namelijk een eenzijdige wijziging van openingstijden met een nadelige consequentie tot gevolg, hetzij een boete, hetzij een mindering in teldagen. Daarbij komt dat bij bijvoorbeeld één van de grootste markten van Europa, de Haagse Markt, de gemeente weliswaar de markt aanwijst, maar erover nagedacht wordt een private vergunninghouder de uitvoering te laten doen. Daarmee is de facto eenzelfde juridische relatie als tussen winkelier en vastgoedeigenaar aan de orde. Om die reden verdienen niet enkel de winkeliers, maar ook marktkooplui met een vaste standplaats bescherming van hun ondernemersvrijheid. Het artikel is zodanig geformuleerd, dat alle verschijningsvormen van vaste markthandel hieronder begrepen worden, of dit nu langs publiekrechtelijke of privaatrechtelijke weg wordt vormgegeven. Zo valt hier bijvoorbeeld de situatie onder waarbij de gemeente overgaat tot een eenzijdige wijziging, maar ook als de genoemde private vergunninghouder hiertoe overgaat.
Om marktkooplieden dezelfde bescherming te bieden als winkeliers is het nodig de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de instelling, afschaffing of verandering van marktdagen te beperken (artikel 160, eerste lid, onderdeel g, Gemeentewet). Het openbaar belang dat hiermee gediend wordt bestaat uit de bescherming van marktkooplieden die met eenzijdige wijzigingen van hun openingstijden worden geconfronteerd. Net als in het wetsvoorstel heeft dit amendement alleen betrekking op eenzijdige wijziging van openingstijden vanaf de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel.
Grinwis Leijten