Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om nadere regels te stellen met betrekking tot het beloningsbeleid van financiële ondernemingen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1:111 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen aanvullende regels worden gesteld met betrekking tot de als vaste of variabele delen van de beloning aan te merken bestanddelen, bedoeld in het eerste lid.
B
Aan artikel 1:118, tweede lid, onderdeel d, wordt, onder vervanging van een punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. hoe de beloningen binnen de onderneming zich verhouden tot de functie van de onderneming in de sector en de positie in de samenleving alsmede de wijze van totstandkoming van deze verhouding.
C
In artikel 1:119, derde, lid wordt «onderdelen a, c en d» vervangen door «onderdelen a, c, d en e».
D
In artikel 1:120 wordt, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, een lid ingevoegd luidende:
4. Een financiële onderneming die artikel 1:121, tweede lid, toepast, doet daarvan jaarlijks gemotiveerd mededeling aan de toezichthouder.
E
Artikel 1:121 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, aanhef, wordt «aan een natuurlijk persoon» vervangen door «in uitzonderlijke gevallen aan een natuurlijk persoon, niet zijnde een persoon die een interne controlefunctie verricht of zich rechtstreeks bezighoudt met het verlenen van financiële diensten aan consumenten,».
2. In het zevende lid, onderdeel c, wordt «, geen externe cliënten hebben en plaatselijke onderneming zijn» vervangen door «en geen externe cliënten hebben».
F
Artikel 1:122, tweede lid, komt te luiden als volgt:
2. Op de aanvraag om instemming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, door een instelling ten aanzien waarvan de Europese Centrale Bank bevoegd is toezicht uit te oefenen op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, wordt door de toezichthouder binnen negen weken beslist. Op andere aanvragen om instemming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt door de toezichthouder binnen zes weken beslist.
G
Artikel 1:126 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «De bevoegdheden van artikel 135, zesde en achtste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: De bevoegdheden, bedoeld in artikel 135, zesde en achtste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De toepassing van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 135, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, mag er niet toe leiden dat de bonus van een persoon als bedoeld in artikel 1:126, tweede lid, opwaarts wordt aangepast.
H
Na afdeling 1.7.8. wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
Een financiële onderneming draagt er zorg voor dat aandelen of andere financiële instrumenten waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van de onderneming, die bestanddeel vormen van een vaste beloning van een natuurlijk persoon werkzaam onder haar verantwoordelijkheid, gedurende een periode van ten minste 5 jaar na verwerving worden aangehouden.
I
De bijlage bij artikel 1:79 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de opsomming van artikelen in het Algemeen deel wordt «1:120, eerste, tweede en vierde lid» vervangen door «1:120, eerste, tweede, vierde en vijfde lid».
2. Aan de opsomming van artikelen in het Algemeen deel wordt het volgende artikel toegevoegd:
1:130
J
De bijlage bij artikel 1:80 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de opsomming van artikelen in het Algemeen deel wordt «1:120, eerste, tweede en vierde lid» vervangen door «1:120, eerste, tweede, vierde en vijfde lid».
2. Aan de opsomming van artikelen in het Algemeen deel wordt het volgende artikel toegevoegd:
1:130
1. Artikel 1:121, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, zoals dit artikel luidt na inwerkingtreding van deze wet, geldt ten aanzien van natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, reeds werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een financiële onderneming, met ingang van de eerste dag van de twaalfde kalendermaand na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, voor zover die personen gedurende dat jaar werkzaam blijven onder verantwoordelijkheid van dezelfde financiële onderneming.
2. Artikel 1:130 van de Wet op het financieel toezicht geldt ten aanzien van natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, reeds werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een financiële onderneming, met ingang van de eerste dag van de twaalfde kalendermaand na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, voor zover die personen gedurende dat jaar werkzaam blijven onder verantwoordelijkheid van dezelfde financiële onderneming.
3. Artikel 1:130 van de Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op aandelen en vergelijkbare financiële instrumenten die voor de eerste dag van de twaalfde kalendermaand na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, door natuurlijke personen als bedoeld in het tweede lid zijn verworven.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,