Ontvangen 10 juni 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel D, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het voorgestelde artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
a. In het tweede lid wordt «betrekking heeft» vervangen door «betrekking heeft en een jaar na de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 14, is verstreken».
b. In het zesde lid wordt «de vijfjaarstermijn, bedoeld in het tweede lid, niet zou gelden» vervangen door «de termijnen, bedoeld in het tweede lid, waarbinnen herziening mogelijk is, niet zouden gelden». Voorts wordt «die rente» vervangen door «die rente voor zover betaald of verrekend».
2. In het voorgestelde artikel 49a wordt «, die zich hebben voorgedaan bij een beschikking tot vaststelling of tot terugvordering» vervangen door «, die zich hebben voorgedaan bij een beschikking tot vaststelling of tot terugvordering inzake de kinderopvangtoeslag, dan wel bij het niet toekennen van een persoonlijke betalingsregeling vanwege de onterechte kwalificatie opzet of grove schuld van de belanghebbende of diens partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering inzake de kinderopvangtoeslag».
3. Het voorgestelde artikel 49b wordt als volgt gewijzigd:
a. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst. Voorts wordt «Het verlenen van compensatie» vervangen door «Het vaststellen van de beschikking tot toekenning van de compensatie».
b. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. De Belastingdienst/Toeslagen kan een toegekende compensatie herzien indien de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming of de beschikking tot herziening van de tegemoetkoming alsnog op een hoger bedrag is vastgesteld dan waarmee bij de bepaling van de hoogte van de compensatie rekening is gehouden. De herziening bedraagt het hieruit voortvloeiende verschil, doch maximaal het bedrag van de eerder vastgestelde beschikking tot vaststelling, voor zover dat deel uitmaakt van de compensatie, bedoeld in het eerste lid. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op de beschikking tot terugvordering of beschikking tot herziening van de terugvordering. Voor zover de compensatie betrekking heeft op een vergoeding van over een berekeningsjaar in rekening gebrachte en betaalde of verrekende rente als bedoeld in artikel 29 of op een vergoeding die betrekking heeft op overeenkomstige toepassing van rente als bedoeld in artikel 27 inzake het betreffende berekeningsjaar, wordt het bedrag van de compensatie verminderd met de over hetzelfde berekeningsjaar over de in de eerste zin bedoelde verhoging vergoede rente, bedoeld in artikel 27, doch maximaal met het bedrag dat in de compensatie ter zake van voornoemde rentecomponenten is begrepen.
3. Indien de compensatie, bedoeld in het eerste lid, in de situatie, bedoeld in het tweede lid, wordt herzien, kan het daaruit voortvloeiende terug te vorderen bedrag worden verrekend met het aan de belanghebbende over hetzelfde berekeningsjaar uit te betalen bedrag van de verhoging, bedoeld in het tweede lid, eerste zin. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op de beschikking tot terugvordering of beschikking tot herziening van de terugvordering.
I. Algemeen
Deze nota van wijziging bevat naast een inhoudelijke wijziging van de vangnetbepaling enkele technische wijzigingen die met name bedoeld zijn om de voorgestelde wettekst in overeenstemming te brengen met de bedoeling van de voorgestelde bepalingen. Zo wordt voor een situatie waarin nog herziening van de beschikking tot vaststelling of tot terugvordering mogelijk is, geregeld dat dan niet (tevens) een beroep kan worden gedaan op toepassing van de hardheidsregeling. Verder wordt verduidelijkt dat alleen voor zover de over een berekeningsjaar in rekening gebrachte (invorderings)rente is betaald of verrekend, deze bij het vaststellen van de hardheidstegemoetkoming naar evenredigheid wordt herzien. Voor zover de betreffende rente niet is betaald of verrekend, is er geen sprake van een rentenadeel dat zou moeten worden meegenomen bij het vaststellen van de hoogte van de hardheidstegemoetkoming.
De aanpassing van de tekst van de vangnetbepaling hangt samen met de omstandigheid dat ook ouders bij het niet toekennen van een persoonlijke betalingsregeling vanwege de onterechte kwalificatie opzet of grove schuld van de belanghebbende of diens partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering inzake de kinderopvangtoeslag in zeer schrijnende gevallen terecht kunnen komen, waarin toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) of de daarop berustende bepalingen of de uitvoering van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in de Wet kinderopvang, heeft geleid tot ernstige onbillijkheden van overwegende aard. Indien aan nader te bepalen voorwaarden wordt voldaan, dient naar het oordeel van het kabinet ook in dergelijke gevallen een beroep op de vangnetbepaling mogelijk te zijn. De aanpassing van de tekst van de vangnetbepaling heeft tot gevolg dat ouders die zijn geconfronteerd met een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld en daarom geen persoonlijke betalingsregeling hebben gekregen, een beroep kunnen doen op de vangnetbepaling ingeval zij aan de nader te stellen voorwaarden voldoen. Het kabinet beoogt met de vangnetbepaling en deze aanpassing van de tekst van de vangnetbepaling geen precedent te scheppen. De vangnetbepaling betreft een zeer uitzonderlijke regeling die gerechtvaardigd wordt geacht op grond van de uitzonderlijke omstandigheden waarvan de vangnetbepaling het gevolg is. In dat licht is het kabinet van oordeel dat, mede op grond van het legaliteitsbeginsel, een dergelijke regeling alleen zijn grondslag kan vinden in een wet in formele zin en het risico van precedentwerking ook gering is gegeven de uitzonderlijkheid van de situatie. Hiermee wordt gewaarborgd dat alleen de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk tot een dergelijke regeling kunnen besluiten.
De eerdergenoemde zeer schrijnende gevallen zullen bekend worden door meldingen bij de Belastingdienst/Toeslagen. De aanvullende voorwaarden inzake de vangnetbepaling worden nog uitgewerkt en zullen worden opgenomen in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). De commissie van wijzen of de commissie aanvullende schade wordt ingeschakeld voor de beoordeling of bij die meldingen sprake is van zeer schrijnende gevallen als bedoeld in deze vangnetbepaling. Na opstelling van het kader in de AMvB zal dat worden bekendgemaakt. Aan de ouders zal de gelegenheid worden geboden een beroep op de regeling te doen door middel van een aanvraag. Tegen de uiteindelijke beslissing op deze aanvraag staat bezwaar en beroep open op basis van de regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij een ingediend bezwaarschrift zal een onafhankelijke adviescommissie bezwaarschriften worden geraadpleegd.
De voordracht voor een krachtens het voorgestelde artikel 49a Awir vast te stellen AMvB wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Door middel van deze voorhangprocedure kan er een parlementaire toetsing van de algemene maatregel van bestuur plaatsvinden.
Daarnaast wordt de compensatieregeling aangevuld met enkele zaken die reeds zijn opgenomen in het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken, alsmede daarmee samenhangende kwesties die het dubbel toekennen van compensatie/tegemoetkoming beogen te voorkomen. Het is wenselijk dat deze zaken en kwesties in de wettekst worden opgenomen. Het is de bedoeling dat een toegekende compensatie kan worden herzien en derhalve verminderd voor zover na het toekennen van die compensatie op andere wijze in een tegemoetkoming wordt voorzien.
Budgettaire gevolgen
De in deze nota van wijziging opgenomen wijziging van het wetsvoorstel heeft geen direct effect op de dienaangaande eerder in kaart gebrachte budgettaire gevolgen. Gebruik van de grondslag via een AMvB geeft duidelijkheid over de reikwijdte van de vangnetbepaling, de bijbehorende bijzondere tegemoetkoming en de budgettaire gevolgen. Een raming van die gevolgen zal gelijktijdig met de AMvB verstuurd worden.
Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven
De in deze nota van wijziging opgenomen wijziging van het wetsvoorstel heeft geen effect op de dienaangaande eerder in kaart gebrachte administratieve lasten voor bedrijven.
Uitvoeringskosten Belastingdienst
Voor de in deze nota van wijziging opgenomen voorstellen geldt dat de eerder dienaangaande uitgebrachte uitvoeringstoets onverkort van kracht is.
II. Onderdeelsgewijs
Onderdeel A, onder 1
Artikel I, onderdeel D (artikel 49 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)
Met de wijziging van het voorgestelde artikel 49, tweede lid, Awir wordt beter aangesloten bij de tekst van artikel 5a, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Herziening van de beschikking tot vaststelling of tot terugvordering is immers ook mogelijk ingeval wel vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop die beschikking betrekking heeft, maar de termijn van een jaar na de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 14 Awir, nog niet is verstreken. Binnen die eenjaarstermijn (die dus buiten de eerdergenoemde vijfjaarstermijn kan eindigen) is het derhalve mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheid tot herziening van de beschikking tot vaststelling of tot terugvordering, waardoor het niet nodig is gebruik te kunnen maken van de hardheidsregeling.
In aansluiting op het voorgaande wordt het zesde lid van het voorgestelde artikel 49 Awir op dat punt aangepast. Tevens wordt in genoemd zesde lid verduidelijkt dat alleen voor zover de over een berekeningsjaar in rekening gebrachte rente, bedoeld in artikel 29 Awir, is betaald of verrekend, deze bij het vaststellen van de hardheidstegemoetkoming naar evenredigheid wordt herzien. Voor zover de betreffende rente niet is betaald of verrekend, is er geen sprake van een rentenadeel dat zou moeten worden meegenomen bij het vaststellen van de hoogte van de hardheidstegemoetkoming.
Onderdeel A, onder 2
Artikel I, onderdeel D (artikel 49a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)
De tekst van de voorgestelde vangnetbepaling wordt aangepast in verband met de omstandigheid dat ook buiten de gevallen van een beschikking tot vaststelling of tot terugvordering inzake de kinderopvangtoeslag zich zeer schrijnende gevallen kunnen voordoen, waarin toepassing van de Awir of de daarop berustende bepalingen of de uitvoering van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in de Wet kinderopvang, heeft geleid tot ernstige onbillijkheden van overwegende aard. Zeer schrijnende gevallen kunnen zich namelijk voordoen bij het niet toekennen van een persoonlijke betalingsregeling vanwege de onterechte kwalificatie opzet of grove schuld van de belanghebbende of diens partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering inzake de kinderopvangtoeslag. Indien aan de voorwaarden daartoe wordt voldaan, dient ook in dergelijke gevallen een beroep op de vangnetbepaling mogelijk te zijn.
Onderdeel A, onder 3
Artikel I, onderdeel D (artikel 49b van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen)
Nu de oorspronkelijk in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2021 voorgestelde compensatieregeling bij nota van wijziging is overgeheveld naar het onderhavige wetsvoorstel en daarbij wordt opgenomen in artikel 49b Awir, is het ook gewenst dat de vormgeving/terminologie beter aansluit bij die van de Awir. Met de in dat kader aangebrachte wijzigingen is geen inhoudelijke wijziging beoogd.
Van enkele zaken die reeds zijn opgenomen in paragraaf 5 van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken en daarmee samenhangende kwesties die het dubbel toekennen van compensatie/tegemoetkoming beogen te voorkomen, is het wenselijk dat deze in de wettekst worden opgenomen. Daartoe worden twee nieuwe leden aan het voorgestelde artikel 49b Awir toegevoegd, waarbij de eerder voorgestelde tekst van artikel 49b Awir als eerste lid wordt aangeduid.
Zo wordt in het tweede lid van het voorgestelde artikel 49b Awir opgenomen dat de Belastingdienst/Toeslagen een (eerder) toegekende compensatie kan herzien indien de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming of de beschikking tot herziening van de tegemoetkoming alsnog op een hoger bedrag is vastgesteld dan waarmee bij de bepaling van de hoogte van de compensatie rekening is gehouden. Het is dan redelijk dat de compensatie kan worden herzien (de compensatie blijft immers ook achterwege voor zover op andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming ter zake is of wordt voorzien). De herziening van de compensatie bedraagt het uit het hoger vaststellen van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming of de beschikking tot herziening van de tegemoetkoming voortvloeiende verschil, maar maximaal het bedrag van de eerder vastgestelde beschikking tot vaststelling, voor zover dat deel uitmaakt van de compensatie, bedoeld in het eerste lid van artikel 49b Awir.
Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op de (definitieve) beschikking tot terugvordering of beschikking tot herziening van de terugvordering. Wanneer de terugvordering naar beneden wordt bijgesteld nadat de compensatie reeds is vastgesteld is het immers ook redelijk dat de compensatie kan worden herzien (lees: naar beneden kan worden bijgesteld).
Het slot van het tweede lid van het voorgestelde artikel 49b Awir ziet op het voorkomen van het dubbel toekennen van een compensatie van rentenadeel. Voor zover de compensatie betrekking heeft op een vergoeding van over een berekeningsjaar in rekening gebrachte en betaalde of verrekende (invorderings)rente als bedoeld in artikel 29 Awir of op een vergoeding die betrekking heeft op overeenkomstige toepassing van rente als bedoeld in artikel 27 Awir inzake het betreffende berekeningsjaar, wordt het bedrag van de compensatie verminderd met de over hetzelfde berekeningsjaar over de in de eerste zin van genoemd tweede lid bedoelde verhoging (van de tegemoetkoming) vergoede rente, bedoeld in artikel 27 Awir, doch maximaal met het bedrag dat in de compensatie ter zake van voornoemde rentecomponenten is begrepen.
In het derde lid van het voorgestelde artikel 49b Awir wordt opgenomen dat indien de compensatie (bedoeld in het eerste lid van artikel 49b Awir) in de situatie, bedoeld in het tweede lid van artikel 49b Awir, wordt herzien, het daaruit voortvloeiende terug te vorderen bedrag kan worden verrekend met het aan de belanghebbende over hetzelfde berekeningsjaar uit te betalen bedrag van de verhoging, bedoeld in artikel 49b, tweede lid, eerste zin, Awir. Het is redelijk dat deze verhoging (van de tegemoetkoming) en het terug te vorderen bedrag van de eerder toegekende compensatie met elkaar worden verrekend omdat de betreffende bedragen zien op dezelfde component. Zonder deze verrekening zou dezelfde component twee keer worden uitbetaald. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op de beschikking tot terugvordering of beschikking tot herziening van de terugvordering.
Overigens kan worden opgemerkt dat het uit te betalen bedrag aan compensatie (bedoeld in het eerste lid van artikel 49b Awir) door de Belastingdienst/Toeslagen niet kan worden verrekend (met andere openstaande terugvorderingen aan toeslagen of met belastingschulden). Dit volgt ook uit artikel 4:93 Awb en sluit aan bij hetgeen is geregeld aan het slot van paragraaf 5 van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken.
De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark