Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2020
Graag dank ik de leden van de Tweede Kamer voor hun snelle inbreng op dit spoedwetsvoorstel met daarin onder meer opgenomen de uitbreiding van de bestaande hardheidsclausule en de invoering van een zogenoemde hardheidsregeling in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Met dit spoedswetsvoorstel en de daarop te baseren algemene maatregel van bestuur en ministeriële regelingen wordt een belangrijke stap gezet om zoveel mogelijk recht te doen aan de ouders die getroffen zijn door de toeslagenaffaire.
In bijgevoegde nota naar aanleiding van het verslag zijn de vragen van de leden van uw Kamer beantwoord (Kamerstuk 35 468, nr. 11). In aanvulling daarop licht ik in deze brief graag een aantal aspecten nader toe, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik wil de getroffen ouders zo snel mogelijk duidelijkheid bieden en hen tegemoetkomen. Daarnaast wil ik borgen dat de menselijke maat terugkeert in het toeslagenstelsel en het vertrouwen van burgers in uitvoering door de Belastingdienst/Toeslagen wordt hersteld. Dit spoedwetsvoorstel is nodig om deze ambities te kunnen realiseren. Zonder een wettelijk kader kan niet de gehele hersteloperatie van start gaan. Daarom leg ik dit wetsvoorstel met spoed aan uw Kamer voor. Als deze wet op 1 juli a.s. in het Staatsblad staat, kan vanaf die datum de volgende grote stap gezet worden met het grootschalig compenseren en tegemoetkomen van getroffen ouders.
In deze brief beschrijf ik wat de opbouw en de samenhang is van de verschillende regelingen voor de getroffen ouders, de criteria van de verschillende regelingen en de wijze waarop de hersteloperatie zal plaatsvinden. Vanzelfsprekend merk ik op dat ouders op elk moment in het proces het recht hebben om inzicht te krijgen in de aanwezige informatie en documenten bij de Belastingdienst/Toeslagen en dat alle beslissingen genomen zullen worden op basis van door de ouders verifieerbare informatie. Ook licht ik enkele aspecten bij de uitvoering van deze wet- en regelgeving nader toe, bijvoorbeeld welke commissies en adviesraden zijn ingesteld en hun werkwijze. Eveneens maak ik duidelijk welke mogelijkheden tot bezwaar ouders hebben die het niet eens zijn met een genomen besluit. Als bijlage bij deze brief treft uw Kamer verder aan een uitbreiding van de presentatie zoals besproken tijdens de technische briefing van 3 juni jl. (het «stroomschema»)1. Daarnaast heb ik u vandaag reeds een nota van wijziging gestuurd bij het te bespreken spoedwetsvoorstel die het mogelijk maakt om een grotere groep ouders tegemoet te komen via de vangnetbepaling (Kamerstuk 35 468, nr. 9).
Ik zie ernaar uit om met uw Kamer nader van gedachten te wisselen over het onderhavige spoedwetsvoorstel zodat de getroffen ouders zo snel mogelijk kunnen worden geholpen. Werken aan het herstel van hetgeen hen overkomen is, staat iedere dag opnieuw op de eerste plaats. U kunt erop vertrouwen dat ik mij tot het uiterste inspan om een passende oplossing voor ieder van hen te vinden.
Mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen
Inhoudsopgave |
blz. |
|
Wet- en regelgeving |
3 |
|
1. |
Vooringenomen handelen: Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken |
3 |
2. |
Hardheid van het stelsel |
5 |
3. |
Vangnetbepaling |
6 |
4. |
Werkwijze opvragen dossiers |
8 |
5. |
Hardheidsclausule, evenredigheidsbeginsel en belangenafweging |
8 |
6. |
Menselijke maat vergroten: aanvullingen in regelgeving |
9 |
De uitvoering |
9 |
|
1. |
Inrichting hersteloperatie |
9 |
2. |
Beoordeling vergelijkbaarheid CAF-zaken |
12 |
3. |
Samenwerking met gemeentes |
13 |
4. |
Andere stappen die op dit moment worden gezet |
14 |
De compensatieregeling voor gedupeerde ouders van CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken waarin sprake was van een institutioneel vooringenomen handelwijze bij de beoordeling van de aanspraak op kinderopvangtoeslag is, vooruitlopend op wet- en regelgeving, opgenomen in het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken. Het doel hiervan was om zo snel mogelijk tot uitbetaling aan de ouders over te kunnen gaan. Uiteraard moet dit Besluit gedragen worden door een wettelijk kader, een kader dat wij als wetgever, kabinet en Kamer, gezamenlijk moeten vaststellen. Ook voor de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) van Belastingdienst/Toeslagen die gedupeerde ouders gaat compenseren, moet duidelijk zijn binnen welke wettelijke kaders zij opereert.2
Op grond van de compensatieregeling krijgen gedupeerde ouders een compensatie. Deze compensatie is het gehele bedrag aan kinderopvangtoeslag waar de ouders recht op hadden, maar vanwege de stopzetting of correctie moesten terugbetalen. Ook ontvangen deze ouders een compensatie voor veronderstelde immateriële schade van € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen het eerste neerwaartse correctiebesluit en de dagtekening van de beschikking met betrekking tot de compensatie. Deze ouders ontvangen daarnaast een compensatie voor veronderstelde materiële schade van 25% van het bedrag van de compensatie voor correctiebesluiten. Daarnaast ontvangen zij een compensatie voor invorderingskosten en een compensatie voor proceskosten. Als de ouder aannemelijk maakt dat de werkelijke schade als gevolg van het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen hoger is dan het totale bedrag van de hiervoor vermelde compensaties, ontvangt deze ouder ook een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. Bovenop de hiervoor genoemde compensaties, ontvangen de ouders nog een extra compensatie van 1% van het totale compensatiebedrag als forfaitaire compensatie voor de mogelijke gevolgen van een vermogenstoename, zoals de mogelijk hogere vermogensrendementsheffing in box 3 of een lagere aanspraak op toeslagen. Daarnaast wordt ook voorkomen dat het eenmalig hogere vermogen gevolgen kan hebben voor de vermogenstoets die gehanteerd wordt bij bijvoorbeeld de toekenning van toeslagen of de bijstand.
De compensatieregeling staat open voor alle ouders die institutioneel vooringenomen zijn behandeld bij de beoordeling van de aanspraak op kinderopvangtoeslag. Deze behandeling kan in groepsverband zijn geweest, of op individueel niveau. In het interim-advies heeft de Adviescommissie uitvoering toeslagen (AUT) vijf criteria genoemd. Deze criteria zijn: de collectieve stopzetting zonder een voorafgaande individuele beoordeling die dit rechtvaardigde, het breed uitvragen van bewijsstukken over één of meer jaren, een zero tolerance-onderzoek met (soms/veelal) een tweede check wanneer bij eerste lezing geen grond voor afwijzing was gevonden, het niet nader uitvragen van informatie bij gebleken tekortkoming daarin en het afwijzen of reduceren van aanspraak op kinderopvangtoeslag bij de minste of geringste onregelmatigheid in de stukken.
Bij de beoordeling van een dossier moet gekeken worden naar het in samenhang voorkomen van deze criteria ten aanzien van vooringenomen handelen. Het ontbreken van één criterium betekent niet automatisch dat er geen sprake is van institutionele vooringenomenheid. Evenmin betekent aanwezigheid van één of meer criteria automatisch dat sprake was van institutionele vooringenomenheid. Dit betekent dat ook zonder collectieve stopzetting sprake kan zijn van institutionele vooringenomenheid in een individuele zaak. Ook ouders buiten CAF-zaken komen dus in aanmerking voor de compensatieregeling.
Bij de beoordeling door de Belastingdienst/Toeslagen of er sprake is van institutionele vooringenomenheid zullen in het proces waarborgen worden ingebouwd. Een van die waarborgen is de toetsing van de (voorgenomen) beslissingen door de Commissie van Wijzen. De Belastingdienst/Toeslagen zal verder zorgdragen voor een goede vastlegging van de besluitvorming, inclusief de rol en het advies van de Commissie van Wijzen daarbij. Verderop in deze brief ga ik nader in op de aanstelling en werkwijze van deze (en andere) commissie(s).
Ik ben voornemens het besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken aan te passen om de procedure die ik hierna ga toelichten expliciet vast te leggen.
Op basis van het rapport van de AUT hebben de Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie van Wijzen eerst op onderzoeksniveau beoordeeld of er bij de – door de ADR – aangewezen mogelijk of waarschijnlijk vergelijkbare (CAF-)onderzoeken sprake was van institutionele vooringenomenheid. Met dit onderzoekniveau wordt bedoeld het onderzoek naar de kinderopvangorganisatie of het gastouderbureau waarvan de ouders gebruik maakten. In de zaken waarin Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie van Wijzen tot het oordeel zijn gekomen dat op onderzoeksniveau institutioneel vooringenomen is gehandeld, komen in beginsel alle ouders in aanmerking voor de compensatieregeling (tenzij in een individueel geval sprake is van een ernstige onregelmatigheid van de ouder). Deze ouders kunnen – vormvrij – een aanvraag tot compensatie indienen. Het indienen van een aanvraag is een noodzakelijke voorwaarde om een compensatiebeslissing te kunnen nemen, om te voorkomen dat dossiers van ouders bekeken worden die hieraan geen behoefte hebben en om hun rechtsbescherming te borgen. De persoonlijke zaakbehandelaar ondersteunt bij het indienen van de aanvraag.
In een aantal zaken zijn Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie van Wijzen tot het oordeel gekomen dat op onderzoeksniveau geen sprake was van een zodanige institutionele vooringenomenheid dat de gehele groep ouders voor compensatie in aanmerking zou moeten komen. Deze ouders kunnen verzoeken om een individuele beoordeling, omdat er binnen deze groepen wel degelijk ouders kunnen zijn die op individueel niveau of als onderdeel van een deel van de groep institutioneel vooringenomen zijn behandeld. Ouders die menen dat hiervan sprake is, kunnen eveneens in aanmerking komen voor compensatie. Dit geldt ook voor ouders die betrokken waren bij een (CAF-)onderzoek dat door de AUT niet als waarschijnlijk of mogelijk vergelijkbaar met CAF11 is aangemerkt en voor ouders die buiten een (CAF-)onderzoek om zijn gedupeerd. De persoonlijke zaakbehandelaren zullen de ouders ondersteunen bij hun verzoeken. Wordt bij de individuele toets geconstateerd dat een ouder op individueel niveau institutioneel vooringenomen is behandeld, dan komt deze ook in aanmerking voor de compensatieregeling (tenzij er in dit geval sprake is van een ernstige onregelmatigheid van de ouder).
Komen Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie van Wijzen tot het oordeel dat de ouder (ook) op individueel niveau niet vooringenomen is behandeld of is sprake van een ernstige onregelmatigheid van de ouder, dan wordt de aanvraag tot compensatie afgewezen met een formele beschikking. Tegen deze beschikking staat bezwaar en beroep open. Een ingediend bezwaar zal worden voorgelegd aan de onafhankelijke Bezwaarschriftenadviescommissie. De ouder kan echter dan nog steeds een beroep doen op de hardheidsregeling. Deze beoordeling wordt parallel opgepakt met de beoordeling van institutionele vooringenomenheid, zodat een ouders hier in het vervolg niet op hoeft te wachten. Indien sprake is van een zeer schrijnende situatie die niet ondervangen wordt door een van beide regelingen kunnen ouders nog een beroep doen op de vangnetbepaling. De persoonlijk zaakbehandelaar zal ook bij een eventueel verzoek op basis van de hardheidsregeling of de vangnetbepaling hulp bieden.
Ook ouders die niet getroffen zijn door een institutioneel vooringenomen behandeling, kunnen wel getroffen zijn door de hardheid van het stelsel. Deze hardheid is gelegen in het «alles-of-niets»-karakter van de toeslagwetgeving en de uitvoering hiervan door de Belastingdienst/Toeslagen. Zo hadden kleine tekortkomingen, zoals een ontbrekende handtekening of een zoekgeraakt betaalbewijs, tot gevolg dat de gehele aanspraak op kinderopvangtoeslag in een jaar verviel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft met de uitspraken van 23 oktober 20193 aan dit «alles-of-niets»-karakter een einde gemaakt. Ook de ouders die door dit alles-of-niets karakter zijn getroffen, wil het kabinet tegemoetkomen. Voor deze ouders zijn er twee mogelijkheden om hun leed – tot waar mogelijk – te herstellen. Voor beschikkingen die de afgelopen vijf berekeningsjaren betreffen, is dat de reeds bestaande herzieningsregeling. Voor situaties langer dan vijf jaar geleden is dat de voorgestelde hardheidsregeling. Beide licht ik hieronder kort nader toe.
Herzieningsregeling voor situaties tot vijf jaar geleden
De herzieningsregeling voor ouders die gedupeerd zijn door de hardheid van het stelsel is reeds opgenomen in het Verzamelbesluit Toeslagen zoals gepubliceerd op 22 april jl. De herzieningsregeling heeft betrekking op de afgelopen vijf berekeningsjaren.
Hardheidsregeling voor situaties langer dan vijf jaar geleden
Voor ouders die gedupeerd zijn langer dan 5 jaar geleden, dus voor berekeningsjaren van vóór 2015, zijn er op dit moment geen wettelijke mogelijkheden voor tegemoetkoming door de overheid. Daarom heb ik in dit spoedswetsvoorstel een wettelijke hardheidsregeling opgenomen. De ouders kunnen na de inwerkingtreding van deze wet een hardheidstegemoetkoming aanvragen. Daarmee ontstaan voor alle getroffen ouders dezelfde mogelijkheden tot herstel, ongeacht of zij korter of langer dan 5 jaar geleden getroffen zijn. Ik realiseer me dat dit bij wetgeving zeer uitzonderlijk is, maar ik acht een dergelijke bepaling nodig. Alleen zo kunnen we de ongelukkige erfenis van 15 jaar aan wetgeving, beleid en uitvoering op deze punten herstellen.
De criteria voor de hardheidsregeling worden vastgelegd in de wet en enkele nadere regels worden opgenomen in een ministeriële regeling die gelijktijdig met de voorgestelde spoedwet in werking gaat treden. Om uw Kamer maximaal inzicht te geven, is een concept van de ministeriële regeling in de bijlage opgenomen. Dit is een conceptregeling die nog nader getoetst wordt. De inschatting is dat deze uitvoerbaar is, maar een volledige uitvoeringstoets heeft nog niet plaatsgevonden. Zodra deze regeling gereed is, zal ik deze nogmaals naar uw Kamer sturen, samen met de uitvoeringstoets op deze regeling. Voor de helderheid merk ik op: er worden dezelfde criteria en regels gesteld als bij de eerdergenoemde herzieningsregeling uit het Verzamelbesluit Toeslagen.
Zowel de herzieningsregeling als de hardheidsregeling ziet op situaties waarbij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die vóór 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem, die zodanig zijn dat het overduidelijk onredelijk is deze voor rekening van de belanghebbende te laten. Hierbij kan het ten eerste gaan om gevallen waarbij de kinderopvang niet proportioneel is vastgesteld als de ouder slechts een deel van de kosten van de kinderopvang heeft voldaan en ten tweede als sprake is geweest van een bijzondere situatie zoals wanneer een derde (bijvoorbeeld een kinderopvangorganisatie) heeft gefraudeerd zonder medeweten en (directe) betrokkenheid van de belanghebbende en wanneer een door belanghebbende redelijkerwijze niet (meer) te herstellen geringe formele tekortkoming (zoals het ontbreken van een handtekening in een contract) heeft geleid tot aanzienlijke negatieve gevolgen voor het recht op toeslagen, terwijl aan alle materiële eisen voor de betreffende toeslag is voldaan. De herzieningsregeling en de hardheidsregeling kunnen toegepast worden als het recht op kinderopvangtoeslag in het betreffende berekeningsjaar met ten minste € 1.500 is verlaagd. Op grond van deze regelingen krijgt een ouder alsnog het bedrag waarop hij op basis van de huidige inzichten over de toepassing van de wet- en regelgeving recht zou hebben gehad.
Voor ouders die niet of onvoldoende geholpen zijn met een compensatie (CAF 11 of vergelijkbaar), hardheidstegemoetkoming in de vorm van een herziening (hardheid stelsel tot 5 jaar geleden) of hardheidsregeling (hardheid stelsel langer dan 5 jaar geleden) is er een vangnetbepaling. Met de tweede nota van wijziging is deze vangnetbepaling in het wetsvoorstel bovendien uitgebreid voor ouders aan wie bij de invordering een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld is opgelegd en dit tot zeer schrijnende situaties heeft geleid.
Bij ouders die geconfronteerd zijn met een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld is als gevolg van deze kwalificatie een persoonlijke betalingsregeling geweigerd met mogelijk ernstige onbillijkheden tot gevolg. Zo werd geen rekening gehouden met hun persoonlijke betalingscapaciteit en konden zij onder het bestaansminimum komen. Ook bij de invordering van kinderopvangtoeslag kunnen ouders dus in zeer schrijnende situaties terecht zijn gekomen. Dit moet – tot waar mogelijk – rechtgezet worden en dat beoog ik met uitbreiding van de vangnetbepaling die is opgenomen in de nota van wijziging bij het onderhavige wetsvoorstel.
De vangnetbepaling wordt uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). De Commissie van Wijzen en de Commissie Aanvullende Schadevergoeding zullen dit kader eerst voorstellen doen, waarna deze uitwerking zo spoedig mogelijk in de AMvB wordt vastgelegd. Voor deze AMvB geldt een voorhangprocedure. Ik vraag de twee commissies om het kader zo spoedig mogelijk op te stellen, waarna de AMvB kan worden opgesteld en vooraf met uw Kamer worden gedeeld. Hierna kom ik terug op de overige werkzaamheden van deze twee commissies.
Betalingsregeling
De burgers met een openstaande invordering met de kwalificatie opzet/grove schuld krijgen met een persoonlijke benadering een betalingsregeling aangeboden op basis van hun betalingscapaciteit. Dit is met name relevant voor burgers die niet ook in aanmerking komen voor andere regelingen. Nadat ze 24 maanden hun betalingscapaciteit hebben ingezet worden voor eventuele restschuld geen invorderingsmaatregelen meer genomen. Daarnaast worden via schoningsacties aantekeningen met betrekking tot de kwalificatie uit het invorderingssysteem verwijderd. Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan de motie Kamerstuk 31 066, nr. 641. Ik ga ervan uit dat ik hiermee eveneens aan uw verzoek, met als kenmerk 2020Z09581, om een brief over de uitvoering van de motie heb voldaan.
Herbeoordeling dossiers
Ouders hebben in verschillende situaties aangegeven dat zij het gevoel hadden door Belastingdienst/Toeslagen als fraudeur te zijn aangemerkt. Dit was volgens de ouders aan de orde bijvoorbeeld:
• Bij de vooringenomen behandeling in CAF-zaken.
• Bij handmatige behandeling in verband met toezicht op hoge toeslag-aanvragen.
• In het geval zij bij een eerdere geconstateerde fout op een lijst voor handmatige behandeling zijn geplaatst, waardoor zij opmerkten dat zij bij nieuwe aanvragen of wijzigingen telkens gecontroleerd werden.
• Wanneer er een aantekening in een notitieveld in het Belastingdienst/Toeslagen systeem is gemaakt waarin een verdenking van oneigenlijk gebruik of misbruik werd genoemd.
• Wanneer bij de aanvraag van een persoonlijke betalingsregeling of medewerking aan een schuldhulpverleningstraject dit werd afgewezen omdat de achterstand aan «opzet of grove schuld» te wijten zou zijn.
• Bij een vermelding in de Fraude Signalering Voorziening (FSV).
Bij de herbeoordeling van dossiers zal hierover met de ouders in gesprek worden gegaan. Ondanks dat er in de interne werkinstructie was opgenomen dat er een goed dossier moest zijn, is er niet altijd (op juiste wijze) gedocumenteerd. Een gebrekkige wijze van administreren binnen Belastingdienst/Toeslagen was hier debet aan. Dat mag niet gebeuren en dat betreur ik. Dit geeft nog eens aan dat, ook met dit punt als voorbeeld, het vertrouwen van deze ouders in de Belastingdienst hersteld dient te worden. Gedeeltelijk adresseer ik deze situaties met dit spoedwetsvoorstel. Zoals ik eerder heb aangegeven, loopt op dit moment nog op verschillende andere onderdelen een onderzoek. Ik hoop uw Kamer hier snel verder over te kunnen informeren.
Daarnaast is een aantal acties ondernomen om herhaling te voorkomen. Zo is FSV met ingang van 27 februari jongstleden buiten gebruik gesteld. Ook heb ik samen met de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst – in mijn brief van 28 april 2020 over FSV een extern onderzoek aangekondigd naar de werking van FSV en naar het bestaan van met FSV vergelijkbare applicaties en toezichtprocessen binnen de Belastingdienst.
Budgettaire gevolgen
Het kabinet heeft € 390 miljoen aan programmageld beschikbaar gesteld voor herstel en compensatie waarmee naar verwachting circa 20.000 ouders geholpen kunnen worden. Op dit moment wordt in kaart gebracht welke ouders voor welke regeling in aanmerking komen. Aangezien een deel van deze ouders zichzelf zal gaan melden, een uitvoeringstoets nog loopt en een deel van de regelingen nog nader uitgewerkt worden in lagere regelgeving, is een gedetailleerde financiële raming nu nog niet te maken. Zodra hier meer duidelijkheid over is, ben ik voornemens om in de voortgangrapportages Toeslagen te rapporteren over de preciezere raming, alsmede over de uitvoering van de herstelactie.
Het samenstellen van een dossier vergt veel tijd. Daarnaast geven de documenten die verzameld worden uit verschillende systemen in veel gevallen niet of niet eenvoudig het inzicht dat de ouders wensen te krijgen. Om die reden is er een nieuwe werkwijze ontwikkeld waarbij zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan de informatiebehoefte van de ouders. De nieuwe werkwijze houdt in dat de ouder die het dossier heeft opgevraagd, wordt gebeld. In dat gesprek wordt de informatiebehoefte vastgesteld. Vervolgens wordt een afspraak gepland om de vragen te beantwoorden. Wanneer de ouder na de gesprekken alsnog een volledig dossier wenst te ontvangen, zal het dossier uiteraard worden samengesteld. Met deze werkwijze wordt geprobeerd sneller antwoord te geven op vragen die de ouder heeft over zijn dossier. Over deze nieuwe werkwijze heeft overleg plaatsgevonden met de Nationale ombudsman waarbij suggesties van zijn kant in het procesontwerp zijn meegenomen. De ervaringen met deze nieuwe werkwijze zullen ook met hem worden gedeeld.
Bovenstaande regelingen hebben allemaal betrekking op herstel van hetgeen in het verleden fout is gegaan. Het kabinet wenst echter ook stappen te zetten om een onevenredig harde uitwerking van het toeslagstelsel in de toekomst te voorkomen. Daartoe wordt met het voorliggende wetsvoorstel de bestaande hardheidsclausule in de Awir verruimd. Hiermee wordt het mogelijk om ook in de toekomst tegemoet te komen aan die gevallen waar de wet- en regelgeving op het gebied van toeslagen leidt tot niet-voorziene en niet-beoogde gevolgen. Verder codificeert het kabinet artikel 3:4 Algemene wet bestuursrecht in de Awir om te benadrukken dat de Belastingdienst/Toeslagen handelt overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel. Het evenredigheidsbeginsel zorgt ervoor dat de nadelige gevolgen van een beschikking niet onevenredig zijn in verhouding tot de met die beschikking te dienen doelen. De belangenafweging en het evenredigheidsbeginsel zorgen derhalve dat bij het vaststellen van de beschikking voldoende oog is voor de belangen en de gevolgen van de belanghebbende. Op deze wijze kan maatwerk worden geleverd.
Tot slot wordt de menselijke maat vergroot door aanvullende maatregelen op te nemen in een ministeriële verzamelregeling met beoogde inwerkingtredingsdatum 1 juli 2020. Zo zal het zogenoemde criterium opzet/grove schuld voor terugvorderingen van toeslagen vervallen zoals reeds was aangekondigd door het kabinet. Daardoor zal de kwalificatie opzet/grove schuld niet langer een belemmering zijn bij het toekennen van een persoonlijke betalingsregeling. In het kader van verbeteringen in het toeslagenstelsel en het bevorderen van dienstverlening vanuit de Belastingdienst/Toeslagen wordt verder de bestaande termijn voor het indienen van een verzoek om een uitzondering op de vermogenstoets voor de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget verruimd. Dit geeft belanghebbenden meer tijd om een uitzondering op de vermogenstoets aan te vragen, namelijk tot vijf jaar na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop het verzoek betrekking heeft, of, indien dit later is, tot een jaar na de dagtekening van de definitieve toekenningsbeschikking over het berekeningsjaar waarop het verzoek betrekking heeft. Tot slot wordt, naar aanleiding van een verzoek hiertoe van de Eerste Kamer, geregeld dat het ook mogelijk wordt om te verzoeken om de eenmalige uitbetaling in het kader van de in de brief van 4 juli 2019 beschreven herstelactie kindgebonden budget tijdelijk uit te zonderen van de vermogenstoets voor de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget.4
Gezien de unieke situatie is ook van deze voorstellen een concept opgenomen in een bijlage bij deze nota. Ook dit is een conceptregeling; een volledige uitvoeringstoets heeft bijvoorbeeld nog niet plaatsgevonden. Zodra deze regeling gereed is, zal ik deze nogmaals naar uw Kamer sturen, samen met de uitvoeringstoets op deze regeling. Op dat moment is ook inzicht in de budgettaire consequenties.
De hiervoor genoemde wet- en regelgeving biedt de benodigde wettelijke basis voor de uitvoering van het herstel voor de getroffen ouders. De afgelopen tijd zijn hier al zoveel mogelijk voorbereidingen voor getroffen. Eind februari is de herstelorganisatie begonnen met voorbereidend werk voor het zo snel en goed mogelijk uitvoeren van herstelwerkzaamheden. Ik heb een Strategisch Crisisteam Toeslagen (SCT) samengesteld om op basis van korte lijnen het herstel te besturen. Dit interdepartementale SCT staat onder leiding van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Financiën en komt momenteel twee keer per week bij elkaar om voortgang te bespreken, mogelijke obstakels weg te nemen en richting te geven aan de hersteloperatie.
Voor de hersteloperatie zijn er diverse adviesraden en commissies ingesteld om ons onafhankelijk te adviseren. Deze commissies zijn samengesteld uit verschillende experts met diverse achtergronden en hun adviezen worden zoveel mogelijk overgenomen.
• De Commissie van Wijzen beoordeelt, als onafhankelijk orgaan, of overige (CAF) zaken vergelijkbaar zijn met CAF 11 en of in individuele gevallen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid en adviseert over het kader van de vangnetbepaling.
• De Bezwaarschriftenadviescommissie CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken en hardheid van het toeslagenstelsel behandelt en adviseert bij bezwaren.
• Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade buigt zich onder andere over verzoeken van burgers die van mening zijn dat de forfaitaire toegekende schadevergoeding geen recht doet aan de door hen geleden schade en adviseert over het kader van de vangnetbepaling.
• Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag: de leden daarvan zijn experts vanuit verschillende relevante disciplines. Zij adviseren ons over de gang van zaken in de in de hersteloperatie.
• Het ouderpanel en het kindpanel: Deze panels, een met gedupeerde ouders en een met kinderen, adviseren ons uit de eerste hand over hoe de hersteloperatie vanuit hun perspectief zo goed mogelijk kan worden ingericht en hoe de communicatie met ouders en kinderen optimaal vorm en inhoud kan worden gegeven. Bij de opzet van het kindpanel heeft ook de Kinderombudsman meegedacht over hoe we kinderen in deze leeftijd het beste hierbij kunnen betrekken.
Uitvoering in de praktijk
Veel ouders zijn al bij ons bekend. Met hen nemen we zelf contact op en zijn we voor een deel al mee in contact. Om de bekendheid van de regelingen te vergroten, brengen wij deze onder de aandacht via bijvoorbeeld onze mediakanalen, gemeenten, kinderopvangorganisaties, BOinK en de Nationale ombudsman.
Wij ondersteunen ouders door hen te koppelen aan een persoonlijk zaakbehandelaar. Samen maken ouder en persoonlijk zaakbehandelaar een reconstructie van wat er in het verleden is gebeurd op basis van het verhaal van de ouder en aan de hand van stukken van de Belastingdienst en (eventuele) stukken van de ouder of van andere instanties.
Wij richten dit proces zo efficiënt mogelijk in en streven naar korte doorlooptijden, om te voorkomen dat ouders verschillende procedures na elkaar moeten doorlopen.
We geven bij de start van de herbeoordeling voor elke ouder een indicatie af van de doorlooptijd en houden de ouder regelmatig op de hoogte over de voortgang, op de door de ouder gewenste manier en frequentie, zodat hij of zij altijd weet in welk stadium zijn/haar zaak zich bevindt. Hierbij worden de volgende stappen doorlopen, die ook weergegeven zijn in het «stroomschema» dat als bijlage is meegestuurd:
• De persoonlijk behandelaar bekijkt op basis van de informatie samen met de ouder welke regeling of regelingen van toepassing is/zijn. Het is de ouder die beslist voor welke regeling of regelingen hij of zij in aanmerking wenst te komen. De persoonlijk behandelaar ondersteunt de ouder hierin, zodat de ouder geen kans misloopt, om aanspraak op een van de regelingen te kunnen maken.
• De persoonlijk zaakbehandelaar bereidt het proces zoveel mogelijk voor en legt de verslaglegging van de gesprekken en informatie van de Belastingdienst/Toeslagen, de ouder en eventueel derde partijen (zoals banken of kinderopvang) met zijn advies voor aan de vaktechnische collega die tot een (voorlopig) oordeel komt.
• Indien de Belastingdienst/Toeslagen meent dat een ouder inderdaad institutioneel vooringenomen behandeld is, dan komt deze ouder in aanmerking voor compensatie en wordt hierover een besluit genomen. Het exacte bedrag wordt dan zo snel mogelijk berekend en overgemaakt.
• Indien de Belastingdienst/Toeslagen meent dat een ouder niet institutioneel vooringenomen behandeld is, maar de ouder meent zelf van wel, dan wordt het voorlopige oordeel voorgelegd aan de Commissie van Wijzen die hierover adviseert. Dit advies wordt in principe gevolgd en leidt tot een overeenkomstig besluit.
• Indien ouders naar oordeel van de Belastingdienst/Toeslagen compensatie krijgen, maar menen dat hun schade groter is dan het compensatiebedrag, dan wordt advies gevraagd van de Commissie Aanvullende Schadevergoeding. Ook dit advies wordt in principe gevolgd en leidt tot een overeenkomstig besluit.
• Indien de ouder naar oordeel van de Belastingdienst/Toeslagen niet vooringenomen behandeld is, maar wel in aanmerking komt voor de hardheidstegemoetkoming, dan wordt dit al zo veel mogelijk betrokken in de initiële beoordeling van het dossier. Op deze manier hoeven ouders niet onnodig lang te wachten op deze beoordeling. Ook hiervoor geldt: de persoonlijk zaakbehandelaar begeleidt de ouder en legt de verslaglegging van de gesprekken en informatie van de Belastingdienst/Toeslagen, de ouder en eventueel derde partijen met zijn advies voor aan de vaktechnische collega die de beslissing neemt. Als de ouder recht heeft op een tegemoetkoming wordt dit zo snel mogelijk uitgekeerd.
• Ouders in zeer schrijnende situaties die buiten beide regelingen vallen kunnen altijd een beroep doen op de vangnetbepaling. Daarnaast krijgen alle ouders die een restschuld hebben en eerder – door een O/GS-kwalificatie – geen persoonlijke betalingsregelingen hebben gekregen, alsnog een persoonlijke betalingsregeling aangeboden.
• Bij alle besluiten die de Belastingdienst/Toeslagen neemt in dit proces is bezwaar mogelijk. Bij ouders die bezwaar aantekenen wordt dit bezwaar voorgelegd aan de onafhankelijke Bezwaarschriftenadviescommissie die hierover adviseert. Ook dit advies wordt in principe overgenomen. Op deze manier wordt gewaarborgd dat ouders die het oneens zijn met het oordeel niet direct aangewezen zijn op een juridisch traject. Indien ouders het ook oneens zijn met het advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie en het uiteindelijke besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, dan is uiteraard altijd een gang naar de rechter mogelijk.
Bij de uitvoering van de voorgestelde regelingen zal de Belastingdienst/Toeslagen conform de criteria van de Nationale ombudsman een conflictoplossende, coulante en proactieve opstelling hanteren en daarbij handelen met inachtneming van rechtsgelijkheid. Zoals is omschreven in de Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag bij de Kamerbrief over de voortgang van de hersteloperatie Toeslagen van 28 april 20205 is het zeer belangrijk dat alle betrokken ouders gedurende de gehele hersteloperatie op een toegankelijke manier worden geïnformeerd. Om die reden is een breed palet aan informatiekanalen opgezet, variërend van brieven tot bijeenkomsten. Door de coronamaatregelen zijn die bijeenkomsten tijdelijk vervangen door webinars. Daarnaast krijgen ouders een persoonlijk behandelaar en is het Serviceteam gedupeerden kinderopvangtoeslag telefonisch goed bereikbaar. Alles wordt in het werk gesteld om in overleg met de ouders tot de voor hen beste regeling te komen en juridische procedures zo veel mogelijk te voorkomen. De volgorde van afdoening van de verzoeken tot herbeoordeling zal in principe plaatsvinden op basis van de datum van binnenkomst van een dergelijk verzoek, maar ouders die menen dat zij in een urgente, schrijnende situatie zitten zullen zoveel mogelijk voorrang krijgen. In ieder geval zullen de individuele dossiers van de ouders die niet op onderzoeksniveau institutioneel vooringenomen zijn behandeld voorrang krijgen.
De Belastingdienst/Toeslagen zal zich inspannen om samen met de ouders de benodigde gegevens boven tafel te krijgen met betrekking tot de aanspraak op de kinderopvangtoeslag. Daarbij zal zoveel mogelijk uit de eigen systemen van de Belastingdienst/Toeslagen worden gehaald en wordt ook bekeken of de benodigde gegevens elders gehaald kunnen worden. De aanwezige bewijsstukken zullen ruimhartig worden beoordeeld. Er bestaat dus een inspanningsverplichting voor de Belastingdienst/Toeslagen om de benodigde documenten en informatie te achterhalen. Uiteraard hebben we ook de hulp van ouders nodig om zoveel mogelijk materiaal boven tafel te krijgen, zodat een goede beoordeling plaats kan vinden of de ouder voor herstel of compensatie in aanmerking komt. De persoonlijk zaakbehandelaar ondersteunt de ouder en legt de verslaglegging van de gesprekken en informatie van de Belastingdienst/Toeslagen, de ouder en eventueel derde partijen (zoals banken en kinderopvang) met zijn advies voor aan de vaktechnische collega die de beslissing neemt. Iedere beslissing dient gemotiveerd te worden en de ouder krijgt inzage in de stukken die aan de beslissing ten grondslag liggen. Daarnaast vinden er steekproefsgewijze controles plaats en wordt er door de vaktechnische specialisten toegezien op adequate toepassing van de beleidsregels.
Zorgvuldigheid, objectiviteit, de menselijke maat en ruimhartigheid staan centraal bij de beoordeling van de cases door UHT. Daarnaast heeft de ouder natuurlijk altijd de mogelijkheid om in bezwaar en beroep te gaan.
Graag ga ik ook in op de werkwijze die de afgelopen maand gevolgd is om tot een eerste beoordeling te komen of in CAF-zaken sprake is van vergelijkbaarheid met CAF 11 en of op groepsniveau of individueel sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. De Commissie van Wijzen beoordeelt, als onafhankelijk orgaan, of overige (CAF) zaken vergelijkbaar zijn met CAF 11 en of in individuele gevallen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
In de eerste fase hebben de Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie van Wijzen beoordeeld of op onderzoeksniveau sprake is van institutionele vooringenomenheid en daarmee van vergelijkbaarheid met CAF 11. Voor deze werkwijze is gekozen om de ouders snel duidelijkheid te kunnen geven na verschijning van het eindrapport van de AUT en de kabinetsreactie daarop. Hiervoor heeft de Belastingdienst/Toeslagen eerst de CAF-zaken beoordeeld die volgens de AUT als waarschijnlijk of mogelijk vergelijkbaar zijn aangemerkt. Hierbij zijn de onderzoekdossiers van de CAF-zaken beoordeeld. Binnen de CAF-zaken met een beperkt aantal ouders binnen het betreffende CAF-onderzoek, zijn voor alle ouders de persoonlijke vastleggingen geraadpleegd die aan dit CAF-onderzoek zijn gerelateerd. Ik merk hierbij op, dat deze vastleggingen een klein deel van het totale persoonlijke dossier van de ouder uitmaken. Het totale dossier ziet op alle jaren waarin de ouder een of meer toeslagsoorten ontving. Bij de CAF-zaken waarbij grotere aantallen ouders in een CAF-onderzoek waren betrokken, zijn steekproefsgewijs de persoonlijke vastleggingen geraadpleegd. De beoordeling van de Belastingdienst/Toeslagen is voorgelegd aan de Commissie van Wijzen. De Commissie van Wijzen heeft onderliggende stukken ingezien die volgens haar nodig waren om een gefundeerd oordeel op onderzoekniveau te kunnen geven. Daarbij heeft de Commissie van Wijzen ook aangegeven dat de informatie die zij tot haar beschikking had, voldoende was om tot een gefundeerd oordeel te komen. De Commissie van Wijzen heeft daarbij ook altijd de mogelijkheid gehad om meer stukken op te vragen indien zij dit wenste.
Bij de CAF-zaken die volgens het oordeel van Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie van Wijzen op onderzoekniveau niet vergelijkbaar met CAF 11 zijn, wordt op verzoek van de ouders op individueel niveau bekeken of sprake is van institutionele vooringenomenheid. Ik wil dus nogmaals benadrukken dat een afwijzing op basis van de beoordeling op onderzoekniveau niet betekent dat de ouder op individueel niveau is afgewezen. Met ouders die niet reageren op de onlangs verzonden brief, zullen we persoonlijk contact opnemen. Om er voor te zorgen dat iedere ouder die institutioneel vooringenomen is behandeld ook door ons kan worden gecompenseerd. Omdat tot nu toe alleen op onderzoeksniveau is gekeken is het oordeel voor alle ouders in één CAF-onderzoek nu hetzelfde. Het is echter mogelijk dat ouders in meerdere CAF-onderzoeken terugkomen. Het is daardoor mogelijk dat ouders onderdeel zijn van één CAF-onderzoek dat niet-vergelijkbaar is met CAF-11 en een ander onderzoek dat wél vergelijkbaar is. Hierdoor kan het zijn dat ouders in hetzelfde CAF-onderzoek een andere uitkomst krijgen. Ouders die bijvoorbeeld voorkwamen in zowel de CAF-zaak genaamd CAF-Namu die niet vergelijkbaar is met CAF-11, als de CAF-zaak CAF-Lanai die wel vergelijkbaar is met CAF-11, hebben een brief gekregen dat zij voor de compensatieregeling in aanmerking komen. Ouders die alleen in de CAF-zaak genaamd CAF-Namu voorkwamen, hebben een brief gekregen dat zij op onderzoeksniveau niet in aanmerking komen voor de compensatieregeling. Maar dit laat onverlet de mogelijkheid van een individuele beoordeling van het dossier. De persoonlijk zaakbehandelaar zal betrokken ouders dit nog toe lichten en met hen onderzoeken voor welke regeling zij (mogelijk) in aanmerking komen.
Zoals hiervoor aangegeven, vindt na de beoordeling op onderzoeksniveau en wanneer de ouder een aanvraag tot compensatie indient nog een beoordeling op individueel niveau plaats. Komen Belastingdienst/Toeslagen en de Commissie van Wijzen tot het oordeel dat de ouder (ook) op individueel niveau niet institutioneel vooringenomen is behandeld of dat er sprake is van een ernstige onregelmatigheid, dan wordt de aanvraag tot compensatie afgewezen bij beschikking. Deze beschikking wordt door Belastingdienst/Toeslagen gemotiveerd, waarbij de ouder de betreffende stukken krijgt die aan de beschikking ten grondslag liggen. De ouder kan tegen deze beschikking in bezwaar gaan. Het bezwaar wordt vervolgens beoordeeld door de Bezwaarschriftenadviescommissie, die ook gebruik kan maken van de stukken die bij Belastingdienst/Toeslagen aanwezig zijn.
Gedupeerde ouders hebben soms bredere hulp en ondersteuning nodig. Bijvoorbeeld op het gebied van werk, huisvesting, gezondheid of schuldhulpverlening. Gemeenten kunnen deze hulp vanuit hun expertise bieden, staan dichter bij ouder en hebben vaak veel meer zicht op eventuele meervoudige problematiek. In april en mei 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen daarom samen met drie gemeenten een pilot doorlopen waarbij 47 ouders uit de CAF 11-groep gebeld zijn door de Belastingdienst/Toeslagen met het aanbod om hen in contact te brengen met hun gemeenten om daar hulp te krijgen. Binnen de pilot is gekozen voor een proces waarbij de Belastingdienst/Toeslagen de burger doorverbindt met de gemeente om een afspraak in te plannen.
De Belastingdienst/Toeslagen en gemeenten kijken met een goed gevoel terug op deze pilot. Er is een stevige basis gelegd voor een vervolgaanpak, waarmee de structurele samenwerking van gemeenten en VNG wordt vormgeven. Het in de pilot geteste proces om alle ouders dit hulpaanbod aan te bieden door hen direct door te verbinden met de gemeenten is op de kleine schaal uitvoerbaar gebleken. Daarmee is het voor het bieden van hulp aan CAF 11-ouders geschikt gebleken en worden alle CAF 11-ouders, als vervolg op de pilot, indien door hen gewenst, op deze manier geholpen.
Voor ouders die niet onder CAF 11 vallen wordt momenteel nog een geschikte methode ontwikkeld om vergelijkbare ondersteuning te kunnen bieden. Naast het persoonlijk attenderen wordt ook brede communicatie ingezet om deze ouders te bereiken vanuit zowel de Belastingdienst/Toeslagen als de gemeenten, VNG en andere stakeholders. Ik zal u over de voortgang en de uitkomsten hiervan via de voortgangsrapportage toeslagen op de hoogte houden.
Naast de hiervoor beschreven acties worden ook diverse stappen gezet om een aantal eerder geconstateerde aandachtspunten op te lossen. In het kader hiervan wil ik uw Kamer nog wijzen op de volgende onderzoeken. Ik hoop uw Kamer hierover uiteraard zo spoedig mogelijk over de onderzoeksresultaten te kunnen informeren.
Onderzoek Autoriteit Persoonsgegevens
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) onderzoekt of de Belastingdienst, vanaf in ieder geval 6 januari 2014 tot heden, (bijzondere) persoonsgegevens waaruit ras of etniciteit blijkt mogelijk onrechtmatig (heeft) verwerkt. Meer specifiek richt het onderzoek zich op het verwerken van gegevens omtrent de tweede nationaliteit in het Toeslagen Verstrekkingen systeem en/of in het kader van controle op de toeslagen voor kinderopvang. Daarnaast onderzoekt de AP of de Belastingdienst, vanaf in ieder geval juni 2016, geautomatiseerde besluitvorming en/of profilering gebaseerd op bijzondere categorieën van persoonsgegevens – meer specifiek de tweede nationaliteit- mogelijk in strijd met de AVG toepast of heeft toegepast in het kader van controle op de toeslagen voor kinderopvang. In de documentanalyse naar aanleiding van het Wob-verzoek inzake CAF zijn documenten gevonden die wijzen op het gebruik van (tweede) nationaliteit als selectiecriterium bij andere CAF-zaken buiten Toeslagen. Deze signalen zijn in november 2019 aan de AP overgedragen om mee te nemen in het onderzoek.
Het is niet bekend wanneer het onderzoek van de AP is afgerond. De AP bepaalt zelf hoe zij haar onderzoek inricht. Ik acht het van belang dat de AP de tijd heeft die zij nodig acht om het onderzoek zorgvuldig uit te voeren. De voorzitter van de AP heeft op 25 mei 2020 tijdens een interview op NPO Radio1 aangegeven dat de AP het onderzoek binnen enkele weken, vóór de zomer, verwacht af te ronden. Ik wacht de uitkomst met belangstelling af en verleen uiteraard volledige medewerking. Voor de volledigheid vermeld ik dat de AP op 3 juni 2020 nogmaals om informatie verzocht heeft. De Belastingdienst werkt aan de beantwoording.
Tot slot is het aan de AP om de uitkomsten van haar onderzoek openbaar te maken. Wel zal ik uiteraard mijn eerdere toezegging aan uw Kamer gestand doen en uw Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek van de AP zodra ik die ontvangen heb.
Onderzoeken naar Informatiebeheer
Er is onderzoek uitgevoerd naar deelprocessen binnen het primaire proces van Toeslagen waarin voor een dossier relevante informatie wordt gegenereerd en verwerkt. Directe aanleiding destijds was het feit dat in de dossiers van CAF 11 niet alle voor de procesvoering relevante documenten beschikbaar waren voor de verweerder. Zo snel mogelijk worden de resultaten van het interne onderzoek opgeleverd. Vervolgens worden de verbeteringen uit het onderzoek geïmplementeerd.
Daarnaast zijn de aanhoudende signalen van ouders en media over kwijtgeraakte stukken aanleiding om dit te laten onderzoeken door een onafhankelijke (externe) instantie. Het onderzoek loopt inmiddels i.s.m. DocDirect.
De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed verricht een onderzoek naar het informatiebeheer en de kwaliteit van archivering bij Toeslagen. De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed zal onderzoeken of de Archiefwet nageleefd is in het werkproces toeslagen kinderopvang tussen 2013 en heden. Op dit moment werkt de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed aan een aangepaste planning naar aanleiding van de COVID 19-maatregelen. Wanneer deze gereed is zullen nadere afspraken worden gemaakt.