Gepubliceerd: 19 juni 2020
Indiener(s): Erik Ziengs (VVD)
Onderwerpen: bestuur organisatie en beleid recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35455-5.html
ID: 35455-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 19 juni 2020

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Algemeen

1

     

1.

Inleiding en achtergrond

1

2.

Doelstellingen

2

3.

Inhoud en reikwijdte

3

4.

De keuze voor experimenten

6

5.

Waarborgen van het verkiezingsproces

6

6.

Administratieve en financiële lasten voor overheid en burger

7

7.

Evaluatie

7

8.

Consultatie

8

     

Artikelsgewijs deel

10

Algemeen

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke regels voor experimenten met nieuwe stembiljetten. Graag willen zij de regering daarover een aantal vragen voorleggen. Allereerst merken zij op dat zij het stemgeheim een groot goed vinden. Bij het uitbrengen van de stem moet dat zeker worden gewaarborgd. Ook is van belang dat er bij het tellen van de stemmen zo min mogelijk fouten worden gemaakt. De verkiezingsuitslag moet immers zo nauwkeurige mogelijk zijn, gelet op het vertrouwen in het verkiezingsproces. Ook is bij de keuze voor een stembiljet van belang dat mensen met een handicap, waaronder blinden en slechtzienden, zelf hun stem kunnen uitbrengen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel Tijdelijke regels voor experimenten met nieuwe stembiljetten. Zij onderschrijven het uitgangspunt van de regering, dat de mogelijkheden om een stembiljet met een kleiner formaat te realiseren, beperkt zijn, omdat in het Nederlandse kiesstelsel het aantal partijen dat aan de verkiezingen kan deelnemen onbeperkt is, het aantal kandidaten per partij maximaal 80 bedraagt en de kiezer een keuze voor een kandidaat moet kunnen maken. Praktische verbeteringen van het stemproces zijn wat deze leden betreft alleen mogelijk binnen de genoemde kaders.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen. In de eerste plaats: kan de regering aangeven hoe zij ervoor gaat zorgen dat de experimentenwet bij de verschillende soorten verkiezingen, landelijk en lokaal, zal worden gebruikt?

Voorts vragen de aan het woord zijnde leden de regering om een overzicht aan de Kamer te doen toekomen van alle wetsvoorstellen rondom het stemproces die reeds zijn ingevoerd, wat de stand van zaken van de implementatie is en welke wetswijzigingen nog naar de Kamer komen en op welk moment? Kan de regering ook aangeven welke voorstellen van de Staatscommissie parlementair stelsel over het kiesstelsel door de regering worden overgenomen en hoe de opvolging hiervan precies plaats gaat vinden qua tijdpad en qua inhoud?

De leden van de SP-fractie hebben het voorstel om te experimenteren met nieuwe stembiljetten met interesse gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel voor een Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten. Er leven bij hen nog enkele vragen.

2. Doelstellingen

De leden van de VVD-fractie zijn het, nu elektronisch stemmen nog niet aan de orde is, met de regering eens dat er goede redenen zijn om met nieuwe stembiljetten te experimenteren. De regering stelt dat de nieuwe stembiljetten geschikt zijn om elektronisch te worden geteld, maar dat de stap naar elektronisch tellen pas wordt gezet, nadat in de experimenten is gebleken dat de kiezers met een nieuw stembiljet overweg kunnen. De werkingsduur van de wet wordt op tien jaar bepaald. Waarom is gekozen voor een termijn van tien jaar? Tien jaar is een lange tijd. Betekent dat dat pas na tien jaar geëxperimen-teerd kan worden met elektronisch tellen? Al die tijd moet er op de oude manier worden geteld, met alle risico’s van dien. Waarom wordt nu niet ook elektro-nisch tellen in dit experiment meegenomen? Ziet de regering daar mogelijkheden toe? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De leden van de CDA-fractie constateren, dat de regering uitsluitend praktische argumenten aanvoert om met nieuwe stembiljetten te experimenteren. «Doel van dit wetsvoorstel is het mogelijk te maken dat wordt geëxperimenteerd met stembiljetten die een kleiner en daardoor handzamer formaat hebben, waardoor het handmatig tellen van deze nieuwe stembiljetten makkelijker en sneller zal gaan, zodat de belasting van de stembureaus bij het tellen van de stemmen wordt verminderd». Deelt de regering de opvatting van deze leden, dat bij experimenten met stembiljetten niet alleen moet worden gekeken naar praktische aspecten, maar dat hierbij ook principiële aspecten in het geding zijn? Wat betreft de praktische aspecten vragen deze leden, of de regering rekening houdt met de mogelijkheid dat de experimenten met nieuwe stembiljetten als mislukt moeten worden beschouwd. Met andere woorden: is handhaving van het bestaande stembiljet een optie, of is alleen de keuze tussen twee nieuwe stembiljetten een optie?

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de regering het mogelijk maakt om logo’s van politieke partijen af te beelden op stembiljetten. Deze leden onderschrijven het belang van herkenbaarheid van partijen op stembiljetten voor de toegankelijkheid van het stemmen. Met name voor mensen met een visuele beperking en laaggeletterden biedt het afbeelden van de logo’s van de politieke partijen een uitkomst. De leden van de D66-fractie kijken daarom uit naar de evaluatie van het experiment met afgebeelde partijlogo’s. Deze leden zijn benieuwd of deze maatregel ook in de praktijk bijdraagt aan de toegankelijkheid van het stembiljet voor laaggeletterden en mensen met een visuele beperking. In dat kader vragen de leden van de D66-fractie aan de regering op welke schaal het experiment met de logo’s zal worden uitgevoerd? Zal er op elk stembiljet partijlogo’s te zien zijn? Temeer daar de regering reeds heeft geëxperimenteerd met logo’s op stembiljetten voor kiezers in het buitenland, lijkt het deze leden wenselijk als het experiment met logo’s op een zo groot mogelijke schaal wordt uitgevoerd. Daarnaast moeten zoveel mogelijk mensen die gebaat zijn bij afgebeelde logo’s op stembiljetten ook kunnen profiteren van een dergelijk experiment.

3. Inhoud en reikwijdte

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat er wordt geëxperimenteerd met twee modellen. Hoe komt de keuze voor het gebruik van een bepaald stembiljet in een geselecteerde gemeente tot stand? Wordt er in de ene geselecteerde gemeente met het ene model geëxperimenteerd, en in een andere gemeente met het andere model? Of wordt het mogelijk in één gemeente met beide modellen te experimenteren? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

Bij model 2 brengt de kiezer zijn stem uit door eerst het vakje bij de partij van zijn keuze in te kleuren en vervolgens het vakje bij het nummer van de kandidaat op wie hij wil stemmen. Maar wat gebeurt er als de kiezer bij dit model alleen de partij aankruist en niet ook de kandidaat? Is de stem dan ongeldig, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Uit de memorie van toelichting valt op te maken dat het wetsvoorstel ook betrekking heeft op verkiezingen voor de Eerste Kamer. Wat is de toegevoegde waarde van het experiment voor de verkiezingen van de Eerste Kamer? Bij die verkiezingen brengen niet de kiezers in het stemhokje hun stem uit, maar de leden van provinciale staten. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het stembiljet per partij met namen van kandidaten (model 1, concept, 2) zoals weergegeven in de MvT op blz. 3. Deze leden vragen de regering naar de ervaring met het voorgestelde model stembiljet in Noorwegen en Zweden. Sinds wanneer zijn deze stembiljetten in die landen in gebruik? Kan de regering Noorse en Zweedse evaluaties van dit model stembiljet met de Kamer delen? Welke knelpunten zijn er in die landen aan het licht gekomen? Welke eisen stelt dit model stembiljet aan de inrichting van het stemlokaal? Overigens waarderen deze leden de creativiteit, waarmee de namen op het stembiljet gekozen zijn.

De leden van de CDA-fractie hebben bezwaar tegen het stembiljet met partijen en kandidaatnummers (model 2, concept 2, MvT blz. 5). Deze leden vinden het ongewenst, zelfs principieel onjuist, dat op het stembiljet de namen van de kandidaten niet voorkomen. Deze leden constateren dat dit model stembiljet niet zelfstandig leesbaar is. De kiezer in het stemhokje heeft een aparte kandidatenlijst nodig om het gewenste kandidaatnummer te kunnen selecteren. De regering beoogt met dit model stembiljet de herkenbaarheid van politieke partijen te vergroten door het gebruik van logo’s. De herkenbaarheid van kandidaten gaat bij dit model stembiljet juist geheel verloren, omdat de namen worden vervangen door nummers. De Kiesraad wijst er in dit verband terecht op, dat dit de kiezers er niet van moet weerhouden om een voorkeurstem op een lager geplaatste kandidaat uit te brengen. Los van dit principiële bezwaar vrezen de leden van de CDA-fractie dat stemmen zullen worden uitgebracht op niet-bestaande kandidaten. Politieke partijen zullen immers niet allemaal het maximum aantal kandidaten stellen. Als een kiezer een stem uitbrengt op een partij die minder dan het maximum aantal kandidaten heeft gesteld, is een aantal kandidaatnummers «leeg». Kan de regering nader ingaan op deze principiële en praktische bezwaren?

De leden van de D66-fractie hebben voorts enkele vragen over de twee modellen die de regering voor het experiment bij de aankomende verkiezingen heeft gekozen, in het licht van de wens van de regering om – voor de daaropvolgende verkiezingen – naar een nieuw kiesstelsel toe te werken. De genoemde leden lezen in het kabinetsstandpunt over het advies van de Staatscommissie parlementair stelsel, dat wordt onderschreven dat er verbeteringen in het stelsel nodig zijn om de binding tussen de kiezer en de gekozenen te vergroten. De regering schaart een stap naar een nieuw kiesstelsel dan ook onder de zogeheten categorie A: Aanbevelingen die geheel of in belangrijke mate worden overgenomen of al worden uitgevoerd. Daarbij licht de regering één variant specifiek uit: het Burgerforum Kiesstelsel. Deze leden lezen daarover het volgende: «Zo biedt het kiesstelsel dat door het Burgerforum in 2006 is voorgesteld goede (basis)mogelijkheden omdat het kiezers heel expliciet de mogelijkheid biedt om te kiezen voor een stem op de kandidatenlijst (zoals voorgesteld door de desbetreffende partij) of voor een stem op een individuele kandidaat van die lijst.» Dat dit stelsel goede mogelijkheden biedt voor de benodigde verbetering van de binding tussen kiezer en gekozene, zijn deze leden van harte met de regering eens. Zij zijn dan ook benieuwd of dit inderdaad het door de regering voorgestelde nieuwe kiesstelsel wordt? Wel vragen deze leden zich af hoe dit stelsel zich verhoudt tot de twee voorliggende experimenteermodellen. Het stembiljet bij Model 1 is een biljet per partij met daarop de namen van kandidaten. Het idee is daarbij dat op het stembiljet van de gekozen partij één hokje wordt aangekruist, bij de individuele kandidaat waar de voorkeur naar uitgaat. Over een optie om te kiezen voor een stem op de gehele kandidatenlijst lezen deze leden niets terug. Stel: dit model blijkt bij de komende verkiezingen succesvol, en we zouden overgaan op het Burgerforum Kiesstelsel. Is de regering dan voornemens een hokje voor de gehele kandidatenlijst toe te voegen? Zo ja, hoe zou zij dit willen vormgeven? Heeft de regering bij haar keuze voor de twee voorliggende modellen eigenlijk nagedacht over de gevolgen voor de stembiljetten bij de mogelijke invoering van het Burgerforum Kiesstelsel? Waren er alternatieve experimenteer-modellen voorhanden die zich wellicht beter voor dit stelsel hadden kunnen lenen? Bij het eerste model hebben de aan het woord zijnde leden net een suggestie voor de oplossing aangedragen. Bij het tweede model willen zij deze ook aandragen, maar zien deze leden wel de toegankelijkheid en begrijpelijkheid van het stembiljet in het gedrang komen. Bij Model 2 staat op de voorkant van het stembiljet «Kies een partij», met een afbeelding van iedere partij en bijbehorend hokje. Op de achterkant van het biljet staat «En kies één kandidaat van die partij», met daarbij een reeks lijstnummers. Het aangekruiste hokje op de voorkant koppelt zo het aangekruiste hokje op de achterkant aan de kandidaat van voorkeur van de desbetreffende kiezer, zo begrijpen deze leden. Maar stel dit model blijkt succesvol en het Burgerforum Kiesstelsel wordt ingevoerd. Dan moet er dus ook de mogelijkheid op het biljet komen te staan om te stemmen op de kandidatenlijst als geheel. Wordt dit dan mogelijk gemaakt door de kiezer de optie te bieden alleen het hokje van de partij van voorkeur te laten aankruisen? En wordt de tekst op de achterkant dan iets in de trant: «En kies één kandidaat van die partij als je dat wilt»? Of overweegt de regering bijvoorbeeld om op de achterkant een hokje voor een stem op de kandidatenlijst als geheel toe te voegen? Met daarbij een tekst als: «En kies voor één kandidaat of de gehele kandidatenlijst van die partij»? Kortom, hoe zou de regering precies duidelijk willen maken dat er de optie bestaat om bewust alleen te kiezen voor de partij c.q. de door de partij gehanteerde lijstvolgorde? Ziet de regering hierbij voldoende mogelijkheid om de toegankelijkheid van het stembiljet te waarborgen? Denkt de regering verder dat bij (mogelijke) invoering van het Burgerforum Kiesstelsel de voorliggende experimenteermodellen van invloed zouden kunnen zijn op de verhouding tussen het aantal stemmen op de kandidatenlijst respectievelijk individuele kandidaten? Zo ja, hoe? Kan zij daarbij specifiek de woordkeus bij Model 2 uitlichten?

De leden van de SP-fractie delen de zorgen dat het experimenteren met twee verschillende methodes tegelijkertijd, afbreuk kan doen aan het gelijkheids- en rechtszekerheidsbeginsel. Waarom is er daarom niet gekozen om alleen te experimenteren met stemformulier 2?

Eerder is er gesproken over stemformulier twee, waarbij er geopperd is dat, indien er geen keuze voor een kandidaat wordt gemaakt, maar wel een stem op een partij wordt uitgebracht, deze stem wordt toegekend aan de lijsttrekker. Daar is inmiddels vanaf gezien. De leden van de SP-fractie vragen naar de argumentatie hierachter. Hoewel zij begrijpen dat de Kiesraad zorgen heeft geuit over het sluipenderwijs invoeren van een partijstem vinden zij dat onvoldoende reden dit idee te laten varen. Zeker omdat bij eerdere experimenten is gebleken dat hierdoor het aantal ongeldige stemmen wordt verminderd en ook het aantal voorkeursstemmen op andere kandidaten niet veel afwijkt.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ten aanzien van model 1, of niet onvermijdelijk aan dit model is, dat kiezers op enige wijze inzicht kunnen krijgen in hoeveel stemmen reeds voor andere partijen zijn uitgebracht. Voorts vragen zij hoe kan worden voorkomen dat stembiljetten van één partij opraken, met name op drukbezochte stembureaus of vanwege kwade intenties van een bezoeker van het stemlokaal. Daarbij verwijzen zij ook naar de opmerkingen van de Kiesraad met betrekking tot het verwisselen van biljetten en/of het onbruikbaar maken van biljetten. Tevens vragen zij op welke wijze een kiezer, die een blanco stem wil uitbrengen, dit zal kunnen doen, en hoe dit ook afdoende duidelijk kan zijn.

Ten aanzien van model 2 vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe kan worden voorkomen dat kiezers enkel hun partijstem aangeven en niet de kandidaatsstem, waarmee hun stem ongeldig zou worden.

4. De keuze voor experimenten

Het is de bedoeling, zo stellen de leden van de VVD-fractie vast, dat er straks in vier gemeenten met de stembiljetten wordt geëxperimenteerd. Waarom is er voor vier gemeenten gekozen? Is het aantal van vier gemeenten wel voldoende om een goed beeld te krijgen? Hoe worden de gemeenten geselecteerd? In hoeverre kan er een goed beeld worden gekregen als er voornamelijk in kleine gemeenten wordt geëxperimenteerd? Worden bij elke verkiezing nieuwe gemeenten aangewezen? Is overwogen om de experimenten gaandeweg uit te breiden, in die zin dat er eerst in vier gemeenten wordt geëxperimenteerd en bij verkiezingen daarna in meer dan vier gemeenten? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De leden van de CDA-fractie delen de zorg van de regering, dat experimenten met nieuwe stembiljetten kunnen leiden tot spanning met het gelijkheids- en het rechtszekerheidsbeginsel. Deze leden onderschrijven de wenselijkheid van bestendige wetgeving met betrekking tot het verkiezingsproces. Deze leden vragen in dit verband waarom de regering voorstelt de werkingsduur van de wet op tien jaar te bepalen. Deze leden constateren dat het Ministerie van BZK in 2012 is begonnen met een onderzoeks- en testtraject voor nieuwe stembiljetten. Opgeteld bij de werkingsduur van de voorliggende wet, betekent dat bijna twintig jaar experimenteren met nieuwe stembiljetten. De leden van de CDA-fractie vinden dat een ruime termijn en vragen de regering een tijdpad aan te geven naar de beoogde bestendige wetgeving.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering voornemens is om twee soorten experimenten te gaan uitvoeren. Het ene experiment geschiedt met een stembiljet dat al enkele verkiezingen met succes is beproefd door kiesgerechtigde Nederlanders in het buitenland en de andere is een experiment met een apart stembiljet per partij. Over dat laatste experiment hebben deze leden reeds in de vorige paragraaf van dit Verslag vragen gesteld. Hier vragen zij de regering waarom experimenteren met twee systemen nodig wordt geacht, terwijl één systeem zich in de praktijk al bewezen heeft?

5. Waarborgen van het verkiezingsproces

De regering is van oordeel, zo begrijpen de leden van de CDA-fractie, dat de nieuwe stembiljetten de kwaliteit van de stemopneming bevorderen en in het bijzonder de kwaliteit van de telling van de stembiljetten door de stembureaus. Een telling die de basis is van de berekening van de uitslag van de verkiezingen en daarmee cruciaal is voor de betrouwbaarheid van die uitslag. De leden van de CDA-fractie vragen de regering, in hoeveel gevallen bij de evaluatie van verkiezingen geconstateerde problemen bij de vaststelling van de uitslag te maken hadden met de kwaliteit van de stemopneming en in het bijzonder de kwaliteit van de telling van de stembiljetten door de stembureaus. Deze leden herinneren zich, dat juist kwetsbaarheden in de ondersteunende software verkiezingen (OSV) tot problemen leidden. Wat is de stand van zaken met de vervanging van de bedoelde software?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van stembiljet Model 1: Stembiljet per partij met namen van kandidaten. De Kiesraad wijst bij dit model op het stemgeheim dat onder druk kan komen te staan doordat de kiezer kan zien uit welk bakje de meeste stembiljetten zijn genomen. De regering heeft hierop gereageerd dat de bakjes met stembiljetten dicht zullen zijn. Vervolgens dient zich daar het probleem aan dat bakjes leeg kunnen zijn en kiezers zullen moeten vragen om een bepaald stembiljet. Ook hiervoor heeft de regering een oplossing: leden van het stembureau zullen moeten zien of bepaalde bakjes leegraken en zullen deze bakjes dan bij moeten vullen. Deze leden kunnen zich zo voorstellen als leden van het stembureau op- en aanlopen met steeds hetzelfde pak stembiljetten dat het stemgeheim zo ook onder druk komt te staan doordat kiezers zien welke stembiljetten telkens aangevuld worden. Daarnaast bestaat het risico dat bakjes verkeerd worden aangevuld en kiezers dus om een bepaald stembiljet moeten vragen. De leden van de D66-fractie zijn nog niet overtuigd dat de regering deze problemen scherp genoeg heeft en vragen de regering om een meer feitelijk weergegeven protocol op te stellen om het stemgeheim te waarborgen bij het gebruik van model 1. Heeft de regering reeds een dergelijk protocol uitgewerkt? Zo ja, hoe ziet die eruit? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie brengen in herinnering dat het proces om te komen tot nieuwe stembiljetten al enige tijd loopt, waarbij er in 2016 uitgebreid met de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken van gedachten is gewisseld. Ook daarin werd bevestigd dat het duidelijk zichtbaar zijn van een logo laagge-letterden kan helpen bij het maken van de voor hen juiste keuze. In de voorgestelde experimenten staat op beide formulieren weliswaar een logo vermeld maar moet bij experiment 1 het formulier eerst uit een (gesloten) uitstalling worden gehaald. Staat het logo dan op deze uitstalling? Anders zou het immers nog steeds lastig zijn het juiste formulier te vinden op basis van het logo, waarbij het noodzakelijk kan zijn uit alle vakjes een formulier te halen. Als de uitstalling niet gesloten is, dan is er het probleem van de stapels formulieren, waarbij het kan lijken alsof 1 partij populairder is dan de andere en dit geen recht doet aan de neutraliteit van het stemhok. Ook het feit dat er meerdere formulieren gepakt kunnen worden en de stemformulieren dus overhandigd zullen moeten worden aan een stembureaulid, om fraude uit te sluiten, roept vragen op. Hoeveel extra werk voor stembureauleden wordt hiermee voorzien? Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat dit extra fraudegevoelig is en dat het stemproces het liefst in zo weinig mogelijk handelingen gedaan kan worden? Zo nee, waarom niet? Ook vragen de leden van de SP-fractie een toelichting op de zorgen van de Kiesraad dat het onduidelijk is hoeveel stemformulieren er dan besteld moet worden door gemeenten en dit tot problemen kan leiden.

6. Administratieve en financiële lasten voor overheid en burger

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de voorlichting zal worden ingevuld. Ze verwijzen daarbij ook naar de voorlichting voor kiezers die uit een andere gemeente komen en hun stem uitbrengen in één van gemeenten waar het experiment betrekking op zal hebben.

Voorts vragen de aan het woord zijnde leden hoe dit voorstel zich verhoudt tot de mogelijke corona-maatregelen die moeten worden getroffen om de verkiezingen op een veilige wijze te laten verlopen. Is er een risico dat er verwarring ontstaat doordat er een stapeling optreedt van enerzijds een nieuw stembiljet en anderzijds nieuwe richtlijnen in en rondom het stembureau?

7. Evaluatie

In artikel 15 van de Wet lezen de leden van de GroenLinks-fractie dat bij AMvB criteria worden geregeld voor de evaluatie van de experimenten. Kan de regering aangeven aan welke criteria zij denkt, zodat de Kamer kennis kan nemen van de wijze waarop de voorliggende tijdelijke experimentenwet wordt geëvalueerd?

8. Consultatie

Zolang de wijziging van de Kieswet in procedure is, zo begrijpen de leden van de CDA-fractie, kunnen de gemeenten die al bij verkiezingen het nieuwe stembiljet hebben gebruikt, daar op basis van de Tijdelijke experimentenwet mee verder gaan. Anders zouden die gemeenten weer moeten teruggaan naar het huidige stembiljet. De leden van de CDA-fractie vragen, of het de bedoeling is dat gemeenten die eenmaal aan een experiment met een nieuw stembiljet hebben meegedaan, daar ook bij volgende verkiezingen steeds opnieuw aan meedoen.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe de internetconsultatie zich verhoudt tot de adviezen die de regering zelf heeft ingewonnen. Waarom heeft de regering zelf geen belangenorganisaties voor mensen met een (visuele) beperking om advies gevraagd? Deze leden hechten eraan, dat de regering uit eigen beweging belangenorganisaties van belanghebbenden om advies vraagt en zich niet beperkt tot de passieve rol bij een internetconsultatie.

Artikelsgewijs deel

Artikelen 5 tot en met 10, 12 en 17 (Logo’s van politieke groeperingen)

Het voornemen is, zo begrijpen de leden van de VVD-fractie, om te experimenteren met stembiljetten waarop logo’s van politieke groeperingen kunnen worden afgebeeld. Voor kiezers in het buitenland wordt daar al mee geëxperimenteerd. De leden van de VVD-fractie vragen of die registratie van die logo’s van de politieke groeperingen ook geldt voor de nieuwe experimenten, in die zin dat politieke groeperingen die al een logo hebben geregistreerd, dat niet opnieuw hoeven te doen.

De leden van de CDA-fractie constateren dat in het tweede lid van artikel 5 voorwaarden worden geformuleerd waaraan logo’s van politieke partijen voor registratie moeten voldoen. Kan de regering aangeven, welke ervaringen met deze criteria zijn opgedaan?

De voorzitter van de commissie, Ziengs

Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx