Ontvangen 9 november 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel II, onderdeel A, onder 2, wordt in het voorgestelde onderdeel q na «eerste vastleggingen van films,» ingevoegd «perspublicaties,».
II
In artikel II, onderdeel M, wordt in het voorgestelde artikel 19b na «eerste vastleggingen van films,» ingevoegd «perspublicaties,».
Platforms hebben jarenlang journalistiek werk gebruikt en hieraan verdiend zonder ervoor te betalen. Dit was mogelijk omdat online journalistiek minder bescherming genoot dan bijvoorbeeld films, series of muziek. Het nieuwe uitgeversrecht brengt hier gelukkig verandering in. Om investeringen in journalistiek adequaat te beschermen moeten uitgevers dit nieuwe naburige recht ook kunnen inroepen tegen online platforms die grootschalig hergebruik faciliteren en dit als verdienmodel hebben ontwikkeld. Net zoals uitgevers van films, series of muziek onder dit voorstel dat ook kunnen. Dat persuitgevers dezelfde bescherming dienen te genieten is ook nadrukkelijk de bedoeling van de richtlijn geweest, [waarin staat dat persuitgevers dezelfde rechten krijgen toegekend als de genoemde partijen in artikel 3 (1) en (2) van de infosoc richtlijn, en zij deze rechten moeten kunnen inroepen jegens de platforms]. Indiener wil er met dit amendement voor zorgen dat nieuwsuitgevers op basis van dit nieuwe naburige recht met alle relevante online platforms in gesprek kunnen om goede afspraken te maken over het (her)gebruik van journalistieke content. Daarmee kunnen zij investeringen blijven doen in (digitale) journalistiek. Dit amendement laat onverlet dat individuele gebruikers altijd hyperlinks naar nieuwsartikelen kunnen blijven delen.
Van Dam