Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten en de Databankenwet te wijzigen in verband met de omzetting van de richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Auteurswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In § 1. De aard van het auteursrecht wordt na artikel 2 een artikel toegevoegd, dat luidt:
Wanneer een maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst het auteursrecht aan een uitgever heeft overgedragen of in licentie heeft gegeven, dan vormt deze overdracht of licentie voor de uitgever een afdoende rechtsgrondslag om aanspraak te maken op een deel van de vergoedingen voor het gebruik van het werk in het kader van de beperkingen op het overgedragen of in licentie gegeven recht.
B
Na artikel 15m worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:
1. Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de reproductie door onderzoeksorganisaties en cultureel erfgoedinstellingen om met het oog op wetenschappelijk onderzoek tekst- en datamining te verrichten op het werk waartoe zij rechtmatige toegang hebben.
2. De reproductie bedoeld in het eerste lid wordt opgeslagen met een passend niveau van bescherming en mag worden bewaard voor doeleinden in verband met wetenschappelijk onderzoek.
3. De makers van werken van letterkunde, wetenschap of kunst en hun rechtverkrijgenden kunnen maatregelen nemen met het oog op de veiligheid en de integriteit van de netwerken en databanken waar die werken zijn opgeslagen. Deze maatregelen gaan niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
4. Van de bepalingen in dit artikel kan niet bij overeenkomst worden afgeweken.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 15n wordt een reproductie in het kader van tekst- en datamining niet als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst beschouwd mits degene die de tekst- en datamining verricht rechtmatig toegang heeft tot het werk en het auteursrecht door de maker of zijn rechtverkrijgenden niet uitdrukkelijk op passende wijze is voorbehouden, zoals door middel van machinaal leesbare middelen bij een online ter beschikking gesteld werk.
2. De reproductie gemaakt overeenkomstig het in het eerste lid bepaalde mag worden bewaard zolang dit nodig is voor tekst- en datamining.
C
Aan artikel 16 worden twee leden toegevoegd die luiden:
5. De bepalingen van dit artikel zijn mede van toepassing op digitaal gebruik dat plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling.
6. Van de bepalingen in dit artikel kan niet bij overeenkomst worden afgeweken.
D
Artikel 16n komt te luiden:
1. Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de reproductie ervan door een cultureel erfgoedinstelling indien:
1°. de reproductie geschiedt met als doel het behoud van het werk en de reproductie daarvoor noodzakelijk is; en
2°. het werk permanent deel uitmaakt van de collectie van de cultureel erfgoedinstelling.
2. Van het in het eerste lid bepaalde kan niet bij overeenkomst worden afgeweken.
E
In artikel 17d wordt de zinsnede «artikel 15j, derde lid, artikel 16b, vijfde lid, artikel 16c, zesde lid, artikel 16h, derde lid, artikel 16m, tweede lid, artikel 17a, artikel 29a, vierde lid, of artikel 29a, vijfde lid,» vervangen door «de artikelen 15j, derde lid, 16b, vijfde lid, 16c, zesde lid, 16h, derde lid, 16m, tweede lid, 17a, 29a, vierde en vijfde lid, 29c, zevende lid, 44, vierde lid, of 45, tweede lid,».
F
Na artikel 18b wordt een artikel ingevoegd dat luidt:
1. Als inbreuk op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd het voor niet-commerciële doeleinden beschikbaar stellen voor het publiek van het werk door een cultureel erfgoedinstelling mits:
1°. het werk niet in de handel verkrijgbaar is;
2°. het werk permanent deel uitmaakt van de collectie van de erfgoedinstelling;
3°. het werk beschikbaar wordt gesteld op een niet-commerciële website; en
4°. de naam van de maker wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
2. De artikelen 44, derde tot en met vijfde lid, en 44b zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Dit artikel is niet van toepassing op soorten werken waarvoor een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten bestaat die voldoet het in artikel 44, eerste lid, onder 1°. bepaalde.
G
Artikel 25a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden drie leden toegevoegd, die luiden:
2. In deze paragraaf wordt onder onderzoeksorganisatie verstaan een universiteit, inclusief de bibliotheken ervan, een onderzoeksinstelling of een andere entiteit die hoofdzakelijk tot doel heeft wetenschappelijk onderzoek te verrichten of onderwijsactiviteiten te verrichten die ook de verrichting van wetenschappelijk onderzoek omvatten:
1°. zonder winstoogmerk of door herinvestering van alle winst in haar wetenschappelijk onderzoek, of
2°. op grond van een door een staat die partij is bij de Europese Unie of Europese Economische Ruimte, erkende taak van algemeen belang;
op zodanige wijze dat de toegang tot de door zulk wetenschappelijk onderzoek voortgebrachte resultaten niet op preferentiële basis kan worden aangewend door een onderneming die een beslissende invloed heeft op dit soort organisatie.
3. In deze paragraaf wordt onder tekst- en datamining verstaan een geautomatiseerde analysetechniek die gericht is op de ontleding van tekst en gegevens in digitale vorm om informatie te genereren zoals, maar niet uitsluitend, patronen, trends en onderlinge verbanden.
4. In deze paragraaf wordt onder instelling voor cultureel erfgoed verstaan: een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
H
Artikel 25b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «hoofddoel» vervangen door «doel» en vervalt de zinsnede «, tenzij artikel 3.28 van het Beneluxverdrag voor de Intellectuele Eigendom van toepassing is».
2. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, die luidt: «Met uitzondering van artikel 25f is dit hoofdstuk niet van toepassing op overeenkomsten die door een maker worden gesloten met een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.»
I
Na artikel 25c wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
1. De maker die aan zijn wederpartij een exploitatiebevoegdheid heeft verleend, wordt door die wederpartij of zijn rechtsopvolger ten minste eens per jaar en rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector geïnformeerd over de exploitatie van het werk, met name wat betreft de exploitatiewijzen, de daarmee gegenereerde inkomsten en de verschuldigde vergoeding. De informatie dient actueel, relevant en volledig te zijn.
2. Indien de wederpartij of zijn rechtsopvolger ten behoeve van de exploitatie aan een derde een licentie heeft verleend en de wederpartij of zijn rechtsopvolger ten aanzien van onder de licentie vallende exploitatie niet over alle informatie bedoeld in het eerste lid beschikt, verstrekt de licentienemer aan de maker en de wederpartij of zijn rechtsopvolger, op verzoek van één van hen, de ontbrekende informatie. De maker ontvangt van de wederpartij of zijn rechtsopvolger desgevraagd informatie over de identiteit van de licentienemer.
3. De informatieverplichting geldt niet, indien het aandeel van de maker bij de totstandkoming van het gehele werk niet significant is, tenzij de maker aantoont dat hij de informatie nodig heeft om een beroep op artikel 25d te kunnen doen.
4. Indien de administratieve lasten van het verstrekken van de informatie gelet op de exploitatie-inkomsten van het werk aantoonbaar onevenredig zouden zijn, is de informatieplicht beperkt tot de onder de omstandigheden redelijkerwijs te verwachten informatie.
J
Artikel 25d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt het woord «ernstige».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de onevenredigheid tussen de vergoeding van de maker en de opbrengst van de exploitatie van het werk is ontstaan nadat het auteursrecht door de wederpartij van de maker aan een derde is overgedragen of gelicentieerd, kan de maker de vordering als bedoeld in het eerste lid tegen de derde instellen voor zover de opbrengst van de exploitatie van het werk aan deze derde toekomt.
K
In artikel 25e, eerste lid, vervalt de zinsnede «of indien de wederpartij een zodanig zwaarwichtig belang heeft bij de instandhouding van de overeenkomst dat het belang van de maker daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken».
L
In artikel 25g wordt na de woorden «inzake de toepassing van artikel 25c, eerste en zesde lid,» ingevoegd «artikel 25ca,».
M
Artikel 29a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid vervalt «16,» en «16n,».
2. In het vijfde lid wordt «artikel 15j,» vervangen door «de artikelen 15j, 15n, 15o, 16, 16n».
N
Na artikel 29b worden drie artikelen ingevoegd, die luiden:
1. Een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud maakt de door de gebruikers van zijn dienst aangeboden werken van letterkunde, wetenschap of kunst openbaar, wanneer hij het publiek daartoe toegang verleent. Indien de aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud daarvoor toestemming heeft verkregen van de makers, of hun rechtverkrijgenden, geldt die toestemming ook voor de openbaarmaking door gebruikers, tenzij die gebruikers op commerciële basis handelen of hun activiteit significante inkomsten genereert. De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud verstrekt de makers, of hun rechtverkrijgenden, op hun verzoek adequate informatie over het gebruik van werken waarvoor hij toestemming heeft verkregen.
2. De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud die geen toestemming heeft verkregen, is aansprakelijk voor de inbreuk op het openbaarmakingsrecht, tenzij hij aantoont dat:
1°. hij zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te verkrijgen; en
2°. hij zich naar beste vermogen heeft ingespannen om, in overeenstemming met de hoge industriële normen van professionele toewijding, ervoor te zorgen dat bepaalde werken ten aanzien waarvan de makers of hun rechtverkrijgenden hem relevante en noodzakelijke informatie hebben verstrekt, niet beschikbaar zijn; en in ieder geval
3°. hij, na ontvangst van een voldoende onderbouwde kennisgeving van makers of hun rechtverkrijgenden, de gemelde werken snel van zijn website heeft verwijderd of de toegang daartoe onmogelijk heeft gemaakt, en hij in overeenstemming met het onder 2°. bepaalde zich naar beste vermogen heeft ingespannen om te voorkomen dat de gemelde werken in de toekomst weer worden aangeboden.
3. Bij het bepalen of de aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud zijn verplichtingen uit het tweede lid is nagekomen, wordt gelet op het proportionaliteitsbeginsel onder meer rekening gehouden met de volgende elementen:
1°. het type, het publiek en de omvang van de diensten en het soort werken die door de gebruikers van de onlinedienst voor het delen van inhoud zijn aangeboden; en
2°. de beschikbaarheid van passende en doeltreffende middelen om aan het in het tweede lid, onderdeel 2°., bepaalde gevolg te geven en de kosten daarvan voor de aanbieder van de onlinedienst voor het delen van inhoud.
4. De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud verstrekt de makers, of hun rechtverkrijgenden, op hun verzoek adequate informatie over de maatregelen die zijn getroffen en de wijze waarop die worden uitgevoerd om aan het in de onderdelen 2°. en 3°. van het tweede lid bepaalde te voldoen.
5. De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud stelt de gebruikers van zijn dienst in de algemene voorwaarden op de hoogte van de beperkingen op het auteursrecht.
6. De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud stelt een klachtenprocedure in op grond waarvan gebruikers klachten kunnen indienen over de wijze waarop aan het in de onderdelen 2°. en 3°. van het tweede lid bepaalde gevolg wordt gegeven. De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud geeft, gehoord de maker of zijn rechtverkrijgende van het werk in kwestie, een doeltreffend, snel en aan menselijke toetsing onderworpen oordeel. De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud regelt ook dat de makers, of hun rechtverkrijgenden, en gebruikers beroep kunnen instellen bij een onpartijdige geschillencommissie die een doeltreffend, snel en aan menselijke toetsing onderworpen oordeel geeft.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven over de toepassing van dit artikel.
8. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud verstaan een aanbieder van een dienst van de informatiemaatschappij die als belangrijkste of een van de belangrijkste doelstellingen heeft een grote hoeveelheid door de gebruikers van de dienst aangeboden werken van letterkunde, wetenschap of kunst op te slaan en toegankelijk te maken voor het publiek, waarbij hij deze werken ordent en promoot met een winstoogmerk. Aanbieders van diensten als online-encyclopedieën zonder winstoogmerk, onderwijs- of wetenschappelijke gegevensbanken zonder winstoogmerk, platforms voor het ontwikkelen en delen van opensourcesoftware, aanbieders van elektronische communicatiediensten, onlinemarktplaatsen en business-to-business clouddiensten en clouddiensten waarmee gebruikers informatie kunnen opslaan voor eigen gebruik, zijn geen aanbieders van een onlinedienst voor het delen van inhoud.
1. In afwijking van het in artikel 29c, tweede lid, bepaalde is een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud die zijn dienst minder dan drie jaar aanbiedt in de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte en een jaaromzet heeft van minder dan 10 miljoen euro, niet aansprakelijk voor de inbreuk op het openbaarmakingsrecht, indien hij aantoont dat:
1°. hij zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te verkrijgen; en
2°. hij, na ontvangst van een voldoende onderbouwde kennisgeving van de maker of zijn rechtverkrijgende, het gemelde werk snel van zijn website heeft verwijderd of de toegang daartoe onmogelijk heeft gemaakt.
2. De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud, bedoeld in het eerste lid, waarvan het gemiddelde aantal maandelijkse unieke bezoekers meer dan 5 miljoen bedraagt, berekend op basis van het voorafgaande kalenderjaar, is niet aansprakelijk voor de inbreuk op het openbaarmakingsrecht, indien hij aantoont dat:
1°. hij zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te verkrijgen; en
2°. hij, na ontvangst van een voldoende onderbouwde kennisgeving van de maker of zijn rechtverkrijgende, de gemelde werken snel van zijn website heeft verwijderd of de toegang daartoe onmogelijk heeft gemaakt en hij zich naar beste vermogen heeft ingespannen om te voorkomen dat de gemelde werken in de toekomst weer worden aangeboden.
3. Bij het bepalen of de aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud zijn verplichtingen uit het eerste en tweede lid is nagekomen, wordt gelet op het proportionaliteitsbeginsel onder meer rekening gehouden met de volgende elementen:
1°. het type, het publiek en de omvang van de diensten en het soort werken die door de gebruikers van de onlinedienst voor het delen van inhoud zijn aangeboden; en
2°. de beschikbaarheid van passende en doeltreffende middelen en de kosten daarvan voor de aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud.
Artikel 196c lid 1 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing, voor zover een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud de door de gebruikers van zijn dienst aangeboden werken van letterkunde, wetenschap of kunst openbaar maakt onder de in de artikelen 29c en 29d gestelde voorwaarden.
O
Na artikel 43g wordt een hoofdstuk ingevoegd, dat luidt:
1. Een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten die een niet-exclusieve licentie voor niet-commerciële doeleinden verleent aan een cultureel erfgoedinstelling als bedoeld in artikel 25a, tweede lid, voor het reproduceren en openbaar maken van niet in de handel verkrijgbare werken van letterkunde, wetenschap of kunst die permanent deel uitmaken van de collectie van die erfgoedinstelling, is bevoegd om ook de belangen te behartigen van makers of hun rechtverkrijgenden die de collectieve beheersorganisatie niet door middel van overdracht, licentieverlening of een andere overeenkomst hebben gemachtigd om de rechten ten behoeve van hen te beheren als het de uitoefening van dezelfde rechten betreft als in haar statuten vermeld, mits:
1°. de collectieve beheerorganisatie, op basis van haar machtigingen, voldoende representatief is voor de makers in het soort werken in kwestie en voor de rechten die het onderwerp uitmaken van de licentie; en
2°. alle makers of hun rechtverkrijgenden gelijk worden behandeld met betrekking tot de voorwaarden van de licentie.
2. Bevoegd tot het verlenen van een licentie als bedoeld in het eerste lid is de collectieve beheersorganisatie die representatief is voor het Rijk binnen Europa.
3. Een maker of zijn rechtverkrijgende kan zijn werk van letterkunde, wetenschap of kunst te allen tijde in het algemeen of voor specifieke gevallen uitsluiten van een door een collectieve beheersorganisatie aan een cultureel erfgoedinstelling te verlenen of verleende licentie, ook na het sluiten van de licentie of na het begin van het gebruik van het werk.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt een werk van letterkunde, wetenschap of kunst geacht niet in de handel verkrijgbaar te zijn indien na een redelijke inspanning te goeder trouw kan worden aangenomen dat het werk niet of niet meer via gebruikelijke handelskanalen beschikbaar is voor het publiek. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan bij algemene maatregel van bestuur nadere regels geven over wanneer een werk of een verzameling van werken wordt geacht niet in de handel verkrijgbaar te zijn.
5. Dit artikel is niet van toepassing op verzamelingen van werken van letterkunde, wetenschap of kunst die niet in de handel verkrijgbaar zijn, indien er aanwijzingen zijn dat de verzamelingen voornamelijk bestaan uit:
1°. werken die voor het eerst zijn gepubliceerd of, bij gebreke van publicatie, voor het eerst zijn uitgezonden in een staat die geen partij is bij de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, met uitzondering van cinematografische of audiovisuele werken;
2°. cinematografische of audiovisuele werken waarvan de producenten hun hoofdkantoor of hun gewone verblijfplaats hebben in een staat die geen partij is bij de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte; of
3°. werken van onderdanen van een staat die geen partij is bij de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, waarvan na een redelijke inspanning de plaats van eerste publicatie of uitzending overeenkomstig onderdeel 1°. dan wel hoofdkantoor of gewone verblijfplaats overeenkomstig onderdeel 2°. niet kon worden vastgesteld;
tenzij de collectieve beheersorganisatie op basis van haar machtigingen voldoende representatief is voor de makers of zijn rechtverkrijgenden van de staat die geen partij is bij de Europese Unie of Europese Economische Ruimte als bedoeld in onderdeel 1°. van het eerste lid.
Een overeenkomstig artikel 44 verleende licentie kan betrekking hebben op het gebruik door een cultureel erfgoedinstelling van niet in de handel verkrijgbare werken van letterkunde, wetenschap of kunst in alle lidstaten van de Europese Unie en Europese Economische Ruimte.
1. Een collectieve beheersorganisatie die licenties verstrekt als bedoeld in dit hoofdstuk, zorgt ervoor dat informatie met het oog op:
1°. de identificatie van de werken;
2°. de mogelijkheden van de makers of zijn rechtverkrijgenden als bedoeld in artikel 44, derde lid; en
3°. de partijen bij de verleende licenties, de gedekte grondgebieden en de toegestane gebruikswijzen;
ten minste zes maanden voordat de werken openbaar worden gemaakt door de cultureel erfgoedinstelling, te raadplegen is in het portaal dat is ingesteld en wordt beheerd door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie als bedoeld in Verordening (EU) nr. 386/2012.
2. Een collectieve beheersorganisaties die licenties verstrekt als bedoeld in dit hoofdstuk, treft aanvullende passende publicitaire maatregelen in het Rijk in Europa als dat noodzakelijk is om de algemene bekendheid van de makers of zijn rechtverkrijgenden met de regeling te vergroten. Indien er aanwijzingen zijn, zoals de oorsprong van de werken van letterkunde, wetenschap of kunst, om aan te nemen dat het bewustzijn van de makers of zijn rechtverkrijgenden doeltreffender elders zou kunnen worden verhoogd, dan strekken de in de eerste volzin bedoelde maatregelen zich ook daartoe uit.
1. Een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten die een niet-exclusieve licentie verleent voor het gebruik van werken van letterkunde, wetenschap of kunst, is bevoegd om binnen het Rijk in Europa op het overeenkomstig het tweede lid bepaalde toepassingsgebied ook de belangen te behartigen van makers of hun rechtverkrijgenden die de collectieve beheersorganisatie niet door middel van overdracht, licentieverlening of een andere overeenkomst hebben gemachtigd om de rechten ten behoeve van hen te beheren als het de uitoefening van dezelfde rechten betreft als in haar statuten vermeld, mits:
1°. de collectieve beheerorganisatie, op basis van haar machtigingen, voldoende representatief is voor de makers in het soort werken in kwestie, en voor de rechten die het onderwerp uitmaken van de licentie, binnen het Rijk in Europa;
2°. alle makers of hun rechtverkrijgenden gelijk worden behandeld inclusief met betrekking tot de voorwaarden van de licentie;
3°. de makers of hun rechtverkrijgenden die geen machtigingen hebben verleend te allen tijde in het algemeen of voor specifieke gevallen het gebruik van hun werken kunnen verbieden, ook na het sluiten van de licentie of na het begin van het gebruik van het werk; en
4°. de collectieve beheersorganisatie ervoor zorgt dat informatie betreffende de mogelijkheid om licenties te verlenen ingevolge dit artikel, de ingevolge dit artikel verleende licenties en de mogelijkheden van makers of hun rechtverkrijgenden als bedoeld in het eerste lid, onder 3°., ten minste zes maanden voordat de werken worden gebruikt, op een passende en doeltreffende wijze is te raadplegen.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt het toepassingsgebied van de licenties met een verruimde werking vastgesteld. Het toepassingsgebied wordt vastgesteld op basis van een verzoek van de collectieve beheersorganisatie. Het verzoek bevat de gronden voor de vaststelling van het toepassingsgebied. Alvorens het toepassingsgebied vast te stellen wordt advies gevraagd aan het College van Toezicht als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
P
In Hoofdstuk V. Bijzondere bepalingen betreffende filmwerken wordt na artikel 45g een artikel toegevoegd dat luidt:
Indien partijen over de beschikbaarstelling voor het publiek van een filmwerk op een video-on-demanddienst geen overeenstemming kunnen bereiken, kunnen zij beroep doen op één of meer bemiddelaars. De bemiddelaars helpen de partijen bij de onderhandelingen en het sluiten van overeenkomsten. In voorkomend geval kunnen de bemiddelaars daartoe voorstellen aan partijen doen.
Q
In artikel 45n worden de woorden «De artikelen 16b en 16c» vervangen door «De artikelen 15n, 16b en 16c en hoofdstuk IA».
R
Na artikel 47b wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
1. Het gebruik van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst dat uitsluitend dient ter toelichting bij het onderwijs op grond van artikel 16 door middel van een beveiligde elektronische omgeving wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte waar de onderwijsinstelling is gevestigd.
2. Het gebruik van een werk dat niet in de handel verkrijgbaar is door een cultureel erfgoedinstelling overeenkomstig het in artikel 18c bepaalde wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte waar die cultureel erfgoedinstelling is gevestigd.
De Wet op de naburige rechten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen n en o wordt na «producent van eerste vastleggingen van films,» telkens ingevoegd «uitgever van perspublicaties,».
2. Na onderdeel o worden vijf onderdelen toegevoegd, die luiden:
een verzameling die voornamelijk bestaat uit literaire werken van journalistieke aard maar ook andere werken of op grond van de Databankenwet of deze wet beschermde prestaties kan omvatten, en die
1°. een afzonderlijk element onder één titel vormt in een periodiek uitgegeven of regelmatig bijgewerkte publicatie, zoals een krant of een tijdschrift met een algemene of specifieke inhoud;
2°. als doel heeft het algemene publiek informatie te verstrekken over nieuws of andere onderwerpen; en
3°. via een medium wordt gepubliceerd op initiatief van en onder redactionele verantwoordelijkheid en controle van een dienstverlener;
periodieke publicaties die voor wetenschappelijke of academische doeleinden worden uitgegeven, zoals wetenschappelijke bladen, worden voor de toepassing van deze wet niet beschouwd als perspublicaties;
een aanbieder van een dienst van de informatiemaatschappij die als belangrijkste of een van de belangrijkste doelstellingen heeft een grote hoeveelheid door de gebruikers van de dienst aangeboden opnames van uitvoeringen, fonogrammen, eerste vastleggingen van films, opnames van programma’s, of reproducties daarvan, op te slaan en toegankelijk te maken voor het publiek, waarbij hij die op grond van deze wet beschermde prestaties ordent en promoot met een winstoogmerk; aanbieders van diensten als online-encyclopedieën zonder winstoogmerk, onderwijs- of wetenschappelijke gegevensbanken zonder winstoogmerk, platforms voor het ontwikkelen en delen van opensourcesoftware, aanbieders van elektronische communicatiediensten, onlinemarktplaatsen en business-to-business clouddiensten en clouddiensten waarmee gebruikers informatie kunnen uploaden voor eigen gebruik, zijn geen aanbieders van een onlinedienst voor het delen van inhoud;
een universiteit, inclusief de bibliotheken ervan, een onderzoeksinstelling of een andere entiteit die hoofdzakelijk tot doel heeft wetenschappelijk onderzoek te verrichten of onderwijsactiviteiten te verrichten die ook de verrichting van wetenschappelijk onderzoek omvatten:
1°. zonder winstoogmerk of door herinvestering van alle winst in haar wetenschappelijk onderzoek, of
2°. op grond van een door een staat die partij is bij de Europese Unie of Europese Economische Ruimte, erkende taak van algemeen belang;
op zodanige wijze dat de toegang tot de door zulk wetenschappelijk onderzoek voortgebrachte resultaten niet op preferentiële basis kan worden aangewend door een onderneming die een beslissende invloed heeft op dit soort organisatie;
een geautomatiseerde analysetechniek die gericht is op de ontleding van tekst en gegevens in digitale vorm om informatie te genereren zoals, maar niet uitsluitend, patronen, trends en onderlinge verbanden; en
een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
B
In artikel 1a wordt na de zinsnede «producent van eerste vastleggingen van films,» ingevoegd «uitgever van een perspublicatie».
C
In artikel 4, eerste lid, wordt «45g» vervangen door «45ga».
D
Na artikel 7a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
1. De uitgever van een perspublicatie heeft het uitsluitende recht om toestemming te verlenen voor een of meer van de volgende handelingen:
a. het reproduceren van zijn perspublicatie voor online gebruik door een dienstverlener van de informatiemaatschappij; en
b. het beschikbaar stellen voor het publiek van zijn perspublicatie voor online gebruik door een dienstverlener van de informatiemaatschappij.
2. Het in het eerste lid bedoelde uitsluitende recht om toestemming te verlenen is niet van toepassing op een of meer van de volgende handelingen:
a. het privé of niet commercieel gebruik van een perspublicatie door individuele gebruikers;
b. het hyperlinken naar een perspublicatie;
c. het gebruik van enkele woorden of heel korte fragmenten uit een perspublicatie; en
d. het gebruik van een werk, een opname van een uitvoering of een reproductie daarvan, een fonogram of een reproductie daarvan, een opname van een programma of een reproductie daarvan, een film of een reproductie daarvan, een perspublicatie of een reproductie daarvan, of een databank waarvan de beschermingsduur is verstreken en die is opgenomen in een perspublicatie.
3. Het in het eerste lid bedoelde recht om toestemming te verlenen kan niet worden ingeroepen tegen een maker, uitvoerende kunstenaar, producent van fonogrammen, omroeporganisatie, producent van eerste vastleggingen van films, en producent van een databank waarvan het werk, de opname van een uitvoering of een reproductie daarvan, het fonogram of een reproductie daarvan, de opname van een programma of een reproductie daarvan, de film of een reproductie daarvan, of databank is opgenomen in de perspublicatie.
4. Wanneer een werk, een opname van een uitvoering of een reproductie daarvan, een fonogram of een reproductie daarvan, een opname van een programma of een reproductie daarvan, een film of een reproductie daarvan, een perspublicatie of een reproductie daarvan, of een databank is opgenomen in een perspublicatie op basis van een niet-exclusieve licentie, dan mag het in eerste lid bedoelde recht om toestemming te verlenen niet worden ingeroepen jegens een dienstverlener van de informatiemaatschappij die voor het gebruik van die prestaties ook toestemming heeft verkregen.
5. De maker van een in een perspublicatie opgenomen werk van letterkunde, wetenschap of kunst krijgt een passend aandeel van de vergoeding die de uitgever ontvangt voor het gebruik van de perspublicatie door een dienstverlener van de informatiemaatschappij. Artikel 25g van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing.
E
In artikel 9, eerste lid, wordt na «7a» ingevoegd «, 7b».
F
In artikel 9c wordt na «7a» ingevoegd: «, 7b» en wordt na «film,» telkens ingevoegd «perspublicatie,».
G
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «7a» wordt ingevoegd «, 7b».
2. In onderdelen c en f wordt na de zinsnede «eerste vastlegging van een film» telkens ingevoegd «, perspublicatie,».
3. In onderdeel d wordt de zinsnede «in een film-, radio- of televisiereportage» vervangen door «in een foto-, film-, radio- of televisiereportage».
4. Onderdeel e komt te luiden:
e. de handelingen, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, die uitsluitend worden verricht ter toelichting bij het onderwijs, voor zover dit door het beoogde, niet commerciële doel wordt gerechtvaardigd; de artikelen 16, eerste lid, onder 1°, 2°, 4° en 5°, tweede, derde, vijfde en zesde lid, en 47c, eerste lid, van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van een uitvoering dient artikel 5 in acht genomen te worden.
5. Onderdeel f komt te luiden:
f. de reproductie van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, of opname van een programma, of een reproductie daarvan, door een cultureel erfgoedinstelling mits:
1°. de reproductie geschiedt met als doel het behoud van de opname van een uitvoering, het fonogram, de eerste vastlegging van een film, of de opname van een programma, of de reproductie daarvan, en de reproductie daarvoor noodzakelijk is; en
2°. de opname van een uitvoering, het fonogram, de eerste vastlegging van een film, of de opname van een programma, of de reproductie daarvan, permanent deel uitmaakt van de collectie van de cultureel erfgoedinstelling;
artikel 16n, tweede lid, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing;
6. In onderdeel l wordt de zinsnede «of eerste vastlegging van een film» vervangen door «, eerste vastlegging van een film of perspublicatie,».
7. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o door een puntkomma, worden drie onderdelen toegevoegd die luiden:
p. de reproductie van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, of opname van een programma, of een reproductie daarvan, door onderzoeksorganisaties en cultureel erfgoedinstellingen, die daartoe rechtmatig toegang hebben, om tekst- en datamining te verrichten met het oog op wetenschappelijk onderzoek; artikel 15n, tweede tot en met vierde lid, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing;
q. onverminderd het in onderdeel q bepaalde, de reproductie van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, perspublicatie of opname van een programma, of een reproductie daarvan, in het kader van tekst- en datamining door degene die daartoe rechtmatige toegang hebben en het naburige recht niet uitdrukkelijk op passende wijze is voorbehouden, zoals door middel van machinaal leesbare middelen bij een online ter beschikking gestelde opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, perspublicatie of opname van een programma, of reproductie daarvan; artikel 15o, tweede lid, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing; en
r. het voor niet-commerciële doeleinden beschikbaar stellen voor het publiek van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, perspublicatie of opname van een programma, of een reproductie daarvan, door een cultureel erfgoedinstelling mits:
1°. de op grond van deze wet beschermde prestatie niet in de handel is;
2°. de op grond van deze wet beschermde prestatie permanent deel uitmaakt van de collectie van de erfgoedinstelling;
3°. de op grond van deze wet beschermde prestatie beschikbaar wordt gesteld op een niet-commerciële website; en
4°. de naam van de rechthebbende wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt;
de artikelen 18c, tweede en derde lid, en 47c, tweede lid, van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing.
H
Artikel 11 komt te luiden:
Als inbreuk op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, en 8, wordt niet beschouwd het reproduceren van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, of opname van een programma, of een reproductie daarvan, mits het reproduceren geschiedt zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van een natuurlijke persoon die de reproductie vervaardigt; de artikelen 16c, tweede tot en met zevende lid, 16d tot en met 16ga, 17d en 35c van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing.
I
Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd dat luidt:
7. De rechten van uitgevers van perspublicaties vervallen door verloop van 2 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin de perspublicatie is openbaar gemaakt.
J
In de artikelen 15e, 15f, 16, 17 en 18a wordt na «7a» telkens ingevoegd «, 7b».
K
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt na «producent van films» ingevoegd «, uitgever van perspublicaties», wordt na «film» telkens ingevoegd «, perspublicatie», wordt na «films» ingevoegd «, perspublicaties» en wordt de zinsnede «artikel 10, onderdelen e, f, g, i en k,» vervangen door «artikel 10, onderdelen g, i en k,».
2. In het vierde lid wordt de zinsnede «artikel 10, onderdelen m en n,» vervangen door «artikel 10, onderdelen e, f, m, n, p en q,».
L
In artikel 19a wordt na het woord «films» ingevoegd «, perspublicaties» en wordt de zinsnede «de artikelen 2, 6, 7a en 8» vervangen door «de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8».
M
Na artikel 19a worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:
Een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud stelt de door de gebruikers van zijn dienst aangeboden opnames van uitvoeringen, fonogrammen, eerste vastleggingen van films, opnames van programma’s, of reproducties daarvan, beschikbaar voor het publiek of maakt die op grond van deze wet beschermde prestaties anderszins openbaar. De artikelen 17d, 29c, eerste tot en met zevende lid, 29d en 29e van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Op een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten die een niet-exclusieve licentie voor niet-commerciële doeleinden verleent aan een cultureel erfgoedinstelling voor het reproduceren, in het verkeer brengen, beschikbaar stellen voor het publiek of anderszins openbaar maken van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, perspublicatie of opname van een programma, of een reproductie daarvan, die permanent deel uitmaken van de collectie van die erfgoedinstelling en de op grond van deze wet beschermde prestaties niet in de handel verkrijgbaar zijn, zijn artikel 17d en de eerste paragraaf van hoofdstuk IVa van de Auteurswet van overeenkomstige toepassing.
2. Op een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten die een licentie een verruimde werking verleent voor het gebruik van op grond van deze wet beschermde prestaties, zijn de artikelen 17d en 45 van de Auteurswet van overeenkomstige toepassing.
N
Aan artikel 32 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
9. De voorgaande artikelen zijn op de uitgever van een perspublicatie van toepassing ingeval hij onderdaan is van of rechtspersoon is opgericht naar het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 dan wel in Nederland zijn zetel of gewone verblijfplaats heeft.
De Databankenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, eerste lid, worden onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel e door een puntkomma en onder vervanging van de punt van het slot van onderdeel f door een puntkomma drie onderdelen toegevoegd, die luiden:
een universiteit, inclusief de bibliotheken ervan, een onderzoeksinstelling of een andere entiteit die hoofdzakelijk tot doel heeft wetenschappelijk onderzoek te verrichten of onderwijsactiviteiten te verrichten die ook de verrichting van wetenschappelijk onderzoek omvatten:
1°. zonder winstoogmerk of door herinvestering van alle winst in haar wetenschappelijk onderzoek, of
2°. op grond van een door een staat die partij is bij de Europese Unie of Europese Economische Ruimte, erkende taak van algemeen belang;
op zodanige wijze dat de toegang tot de door zulk wetenschappelijk onderzoek voortgebrachte resultaten niet op preferentiële basis kan worden aangewend door een onderneming die een beslissende invloed heeft op dit soort organisatie;
een geautomatiseerde analysetechniek die gericht is op de ontleding van tekst en gegevens in digitale vorm om informatie te genereren zoals, maar niet uitsluitend, patronen, trends en onderlinge verbanden; en
een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
B
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Als inbreuk op rechten, bedoeld in artikel 2, wordt niet beschouwd:
a. opvragingen van een databank, bedoeld in artikel 2, door onderzoeksorganisaties en cultureel erfgoedinstellingen die daartoe rechtmatige toegang hebben, om tekst- en datamining te verrichten met het oog op wetenschappelijk onderzoek; artikel 15n, tweede tot en met vierde lid, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing;
b. onverminderd het in onderdeel a bepaalde, opvragingen van een databank, bedoeld in artikel 2, in het kader van tekst- en datamining door degene die daartoe rechtmatige toegang hebben en het databankenrecht niet uitdrukkelijk op passende wijze is voorbehouden, zoals door middel van machinaal leesbare middelen bij een online ter beschikking gestelde databank; artikel 15o, tweede lid, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing.
c. opvragingen en hergebruik van een databank, bedoeld in artikel 2, uitsluitend ter toelichting bij het onderwijs, voor zover dit door het beoogde, niet commerciële doel wordt gerechtvaardigd; de artikelen 16, eerste, onder 1°. tot en met 4°., vijfde en zesde lid, en 47c, eerste lid, van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing;
d. opvragingen van een databank, bedoeld in artikel 2, door cultureel erfgoedinstellingen mits:
1°. de opvragingen geschieden met als doel het behoud van de databank en de opvragingen daarvoor noodzakelijk zijn; en
2°. de databank permanent deel uitmaakt van de collectie van de cultureel erfgoedinstellingen;
artikel 16n, tweede lid, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing; en
e. het op een niet-commerciële website beschikbaar stellen voor het publiek van een databank, door een cultureel erfgoedinstelling mits:
1°. de databank niet in de handel is;
2°. de databank permanent deel uitmaakt van de collectie van de erfgoedinstelling;
3°. de databank beschikbaar wordt gesteld op een niet-commerciële website; en
4°. de naam van de producent of zijn rechtverkrijgende wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt;
de artikelen 18c, tweede en derde lid, en 47c, tweede lid, van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing.
C
In artikel 5, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «voor zover door het niet-commerciële doel gerechtvaardigd» vervangen door «voor zover door het niet-commerciële doel gerechtvaardigd onverminderd het in artikel 4a, onderdelen a en c, bepaalde; en».
D
In artikel 5a, vierde lid, wordt de zinsnede «voor het gebruik als omschreven in» vervangen door «voor doeleinden als omschreven in artikel 4a, onderdelen a tot en met d, en».
E
Na artikel 5b wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
1. Op een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten die een niet-exclusieve licentie voor niet-commerciële doeleinden verleent aan een cultureel erfgoedinstelling voor het opvragen en hergebruiken van een databank die permanent deel uitmaakt van de collectie van die erfgoedinstelling en die niet in de handel verkrijgbaar is, zijn artikel 17d en de eerste paragraaf van hoofdstuk IVa van de Auteurswet van overeenkomstige toepassing.
2. Op een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten die een licentie een verruimde werking verleent voor het opvragen en hergebruiken van een databank, zijn de artikelen 17d en 45 van de Auteurswet van overeenkomstige toepassing.
De Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 5j wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Ten aanzien van perspublicaties die vóór 6 juni 2019 zijn openbaar gemaakt, zijn de door deze wet te dien aanzien verleende rechten niet van toepassing.
Deze wet laat vóór het in artikel VI van deze wet te bepalen tijdstip verrichte exploitatiehandelingen, alsmede vóór dat tijdstip verworven rechten onverlet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven,
De Minister voor Rechtsbescherming,
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,