Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 1 april 2020 en het nader rapport d.d. 10 april 2020, aangeboden aan de Koning door de Minister van voor Rechtsbescherming. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2020, no. 2020000538, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met het doorvoeren van enkele noodzakelijke reparaties en andere kleine wijzigingen (Reparatiewet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen), met memorie van toelichting.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 16 maart 2020, nr. 2020000538, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 1 april 2020, nr. W16.20.0055/II, bied ik U hierbij aan.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om enkele technische correcties aan het wetsvoorstel toe te voegen. Zo is een samenloopbepaling toegevoegd ter correctie van foutieve verwijzingen in het wetsvoorstel verwijzingsportaal bankgegevens (Kamerstukken 35 238) en is een voorziening getroffen om de definitie van «jaar» weer gelijkluidend te bepalen in het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. Aanvullend is gefaseerde inwerkingtreding mogelijk gemaakt om de uitvoeringsorganisaties de gelegenheid te bieden zich waar nodig langer op bepaalde wijzigingen voor te bereiden.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Ik moge U hierbij verzoeken het gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker