Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2020
Op 9 april 2020 is de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming (Kamerstuk 35 424) (hierna: Tijdelijke wet) in werking getreden na een bijzonder snel wetgevingstraject. Het doel van de tijdelijke wet was om besluitvorming door volksvertegenwoordigingen mogelijk te blijven maken. Tegelijk met de inwerkingtreding van de tijdelijke wet is de evaluatiecommissie tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming (hierna: Evaluatiecommissie) ingesteld om tijdens de looptijd te leren van de ervaringen en lessen te kunnen delen. Op 7 december 2020 heeft de Evaluatiecommissie het derde en voorlopig laatste rapport opgeleverd dat ik u hierbij aanbied1. De Evaluatiecommissie stond onder voorzitterschap van prof.dr. Klaartje Peters en bestond daarnaast uit prof.mr. Geerten Boogaard, prof.dr. Bibi van den Berg en mr. Lianne Kalken. Ik wil hen danken voor de inspanningen die zij hebben verricht.
Bij aanvang van de werkzaamheden door de Evaluatiecommissie was de verwachting dat de Tijdelijke wet in het najaar van 2020 zou zijn vervallen en dat de Evaluatiecommissie dan een eindevaluatie zou uitvoeren. De ontwikkelingen rondom het coronavirus hebben er echter toe geleid dat de wet meermalen is verlengd, en dat er momenteel een voorstel voorligt om de Tijdelijke wet voor de derde maal te verlengen, tot 1 maart 2021. Dit derde rapport is daarom geen eindevaluatie, maar beantwoordt wel enkele evaluatieve vragen en is het laatste rapport van de Evaluatiecommissie. De verwachting is dat er bij nieuwe verlengingen geen wezenlijk andere inzichten of ervaringen zullen zijn, waardoor het beeld dat de commissie inmiddels heeft opgehaald goed zicht geeft op de vergaderpraktijk onder de tijdelijke wet.
De Evaluatiecommissie concludeert dat de Tijdelijke wet aan de verwachtingen heeft voldaan. De doelstelling is gehaald om op decentraal niveau digitale vergaderingen van de volksvertegenwoordigingen mogelijk te maken die in grote lijnen cyberveilig en rechtmatig zijn. Ook concludeert de commissie dat de tijdelijke wet een gemengd beeld laat zien op de politiek-bestuurlijke effecten die de tijdelijke wet heeft gehad op vergaderingen van volksvertegenwoordigende organen. De commissie meent zowel negatieve als positieve effecten te zien.
Uit het evaluatierapport blijkt dat fysiek vergaderen ook in de praktijk de voorkeur blijft houden. Aanwijzingen daarvoor zijn volgens de Evaluatiecommissie de tegenzin waarmee de meeste volksvertegenwoordigingen tijdelijk zijn overgestapt op digitale beraadslaging en besluitvorming, evenals de snelheid waarmee teruggegaan is naar fysieke vergaderingen zodra dat mogelijk was. Dit wijst er op dat ook daadwerkelijk voldaan is aan het uitgangspunt dat fysiek vergaderen de norm blijft.
Gebruik van de Tijdelijke wet
Bijna alle gemeenteraden, provinciale staten en algemene besturen van waterschappen hebben inmiddels digitaal vergaderd. De commissie meldt dat voor 12 gemeenteraden geldt dat niet digitaal is vergaderd. De belangrijkste redenen hiervoor zijn dat de raad digitaal vergaderen niet wenselijk vond of dat er een coronaproof vergaderlocatie beschikbaar was. Meer dan 90% van de volksvertegenwoordigende organen heeft ook een besluitvormende vergadering langs digitale weg gehouden. De eilandsraden die ook gebruik konden maken van deze tijdelijke wet hebben dat niet gedaan. Overigens geldt voor ruim 80% van de genoemde organen dat zij sinds half maart een fysieke vergadering in de eigen vergaderzaal hebben gehouden, waarbij in de meeste gevallen wel aanpassingen zijn doorgevoerd. Voor 15% van de gemeenteraden en 2 provincies is het niet mogelijk gebleken in de eigen zaal te vergaderen. Tevens is veel vergaderd op externe locaties. Dit geldt voor 34% van de gemeenten en meer dan de helft van de provincies en waterschappen. Voor 28 gemeenten en 3 provincies bleken financiële overwegingen in de weg te staan aan het gebruik van een externe locatie en voor 3 gemeenten en 3 waterschappen waren de kosten voor aanpassing de reden om de eigen zaal niet te gebruiken.
Onder de gemeentegriffiers was tot mei 52% positief over de Tijdelijk wet. Bij de laatste enquête was dit 58%. Tevens gaf de meerderheid (55%) van de gemeentegriffiers aan dat ze positiever over de Tijdelijke wet zijn gaan denken. Tot slot vindt 71% van de gemeentegriffiers dat digitale (besluitvormende) vergaderingen in de toekomst mogelijk moeten blijven. Deze positieve beelden zijn niet enkel te vinden onder gemeentegriffiers, maar worden ook breed gedeeld door volksvertegenwoordigers vanuit provincies en waterschappen.
Uit voorliggend rapport blijkt dat onder griffiers en decentrale volksvertegenwoordigers een grote mate van tevredenheid bestaat met de regeling in de tijdelijke wet. 88% van de ondervraagde raadsleden blijkt voor een permanente regeling te zijn van digitaal vergaderen. Een meerderheid van de raadsleden (51%) is daarbij vooral voor een regeling voor noodgevallen.
Verkenning permanente regeling
De Evaluatiecommissie meent dat de Tijdelijke wet zijn doel heeft gediend. De Tijdelijke wet is langer nodig dan voorzien. Een van de adviezen van de Evaluatiecommissie is dan ook een begin te maken met een structurele inpassing van het digitale vergaderen in de wet. Vanuit juridisch perspectief is er volgens de Evaluatiecommissie geen reden om de mogelijkheid om bij uitzondering een vergadering in een digitale omgeving bijeen te roepen, niet blijvend te regelen. Daarbij komt volgens de Evaluatiecommissie dat vanwege het coronavirus een digitale vergadervoorziening voorlopig nog nodig zal zijn en er zouden in de toekomst vergelijkbare crises zich voor kunnen doen. Tevens zijn er volgens de Evaluatiecommissie andere bijzondere situaties te bedenken, zoals het moeten dichten van een gat in het bestemmingsplan in het zomerreces, waarin digitale vergaderingen in de toekomst nog eens gewenst kunnen zijn om een rechtmatig besluit te nemen.
Het advies van de evaluatiecommissie om een begin te maken met een structurele inpassing van het digitale vergaderen neem ik ter harte, ook gelet op de steun onder griffiers en raadsleden die hiervoor blijkt uit dit rapport. Voor het maken van de permanente regeling kan de Tijdelijke wet als uitgangspunt dienen. De evaluatie van de Tijdelijke wet biedt concrete handvatten en verbeterpunten voor de verdere uitwerking daarvan. Ik zal daarom de mogelijkheden voor een permanente regeling verkennen. Specifiek zal ik bij die verkenning kijken naar drie vraagstukken:
– De technische vereisten voor digitaal vergaderen, zoals een betere geschiktheid van de vergader- en stemsystemen, extra eisen voor besloten vergaderingen en geheime documenten en extra waarborgen ten aanzien van de democratische inbedding van de decentrale politiek door het verzekeren van toegang van journalisten en ondersteuning te bieden bij het organiseren van inspraak.
– Beslisregels voor de vergaderwijze. Waarbij het regelen hiervan in eventuele wetgeving een optie kan zijn.
– Hoe om te gaan met hybride vergaderingen.
Ten aanzien van hybride vergaderingen geeft de Evaluatiecommissie aan dat er nog geen communis opinio heerst onder volksvertegenwoordigers en ondersteuners op dit punt. Tevens wordt aangedragen dat de praktische mogelijkheden voor hybride vergaderen op dit moment nog niet maximaal benut worden. Volgens de Evaluatiecommissie is het daarom nog niet het moment om een algemene regel voor hybride vergaderingen voor decentrale volksvertegenwoordigingen te formuleren.
Tegelijkertijd heeft de evaluatiecommissie voorbeelden van gemengde vergaderingen gezien waarin de techniek, de vergaderopstelling en de vergaderorde feitelijk als een gelijk speelveld oogde. De enquêtegegevens van zowel de volksvertegenwoordigers als de ondersteuners met ervaring in gemengd vergaderen laten zien dat gemengd vergaderen inderdaad lang niet altijd per se als een ongelijk speelveld wordt ervaren, en een aanzienlijk deel van de griffiers denkt dat met technische middelen veel kan worden bereikt. Daarom adviseert zij nader onderzoek naar de effecten van hybride vergaderen, en daarbij expliciet de vraag mee te nemen onder welke randvoorwaarden én in welke situaties dit incidenteel dan wel structureel mogelijk zou moeten zijn. Om dit te onderzoeken acht ik het voorstelbaar dat er experimenteerruimte wordt geboden om in situaties waarin ook digitaal vergaderd mag worden ervaringen op te doen met hybride vergaderen.
Naar aanleiding van de evaluatie van de Tijdelijke wet en de positieve reacties vanuit griffiers en decentrale volksvertegenwoordigers ga ik eerst in gesprek met gemeenten, provincies en waterschappen en de beroeps- en belangenverenigingen van de politieke ambtsdragers over de wijze waarop een permanente regeling ingevuld kan worden. Begin maart 2021 zal ik u informeren over het draagvlak hieromtrent. Ik zal uw Kamer dan ook het proces schetsen hoe ik tot de beantwoording van de vraagstukken met betrekking tot de technische vereisten, beslisregels voor de vergaderwijze en hybride vergadervormen kom en wanneer een wetsvoorstel te verwachten is.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren