Gepubliceerd: 25 mei 2020
Indiener(s): Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: bestuur de nederlandse antillen en aruba
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35422-6.html
ID: 35422-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 25 mei 2020

Aanleiding

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties inzake het voorliggende wetsvoorstel. In het navolgende ga ik in op de vragen die in dit verslag zijn gesteld, waarbij zo veel mogelijk de volgorde van het verslag wordt aangehouden en de vragen zoveel mogelijk in samenhang worden behandeld.

Inhoudsopgave:

blz.

       

I.

Algemeen deel

2

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Aanleiding

0

 

3.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

0

 

4.

Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving

0

 

5.

Gevolgen

0

 

6.

Advies en consultatie

0

II.

Artikelsgewijs deel

0

   

Artikelen 3 en 4

0

   

Artikel 5

0

   

Artikel 15

0

I. Algemeen deel

1. Inleiding

De leden van de GroenLinks-fractie vragen om niet alleen over de voortgang te rapporteren, maar vooral ook over welke ervaringen breder in de constitutionele verhoudingen met Caribisch Nederland kunnen worden gebruikt om de onderlinge samenwerking en de kwaliteit van het lokaal bestuur verder te verbeteren.

De leden van de D66-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is rond het wetstraject tot wijziging van de WolBES. Kan de regering de Kamer informeren over de structurele veranderingen die nodig zijn in de relatie tussen Nederland en Sint Eustatius en die met dat wetsvoorstel worden beoogd en welk tijdpad wordt voorzien voor dat wetstraject, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Rijksvertegenwoordiger in dit wetsvoorstel een prominente plaats krijgt toebedeeld, zeker als de functie van regeringscommissaris na verloop van tijd wordt beëindigd. Hoe verhoudt deze sterke positie van de Rijksvertegenwoordiger zich tot de kabinetsreactie op de voorlichting van de Raad van State en het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 35 300 IV, nr. 11), waarin geschetst wordt dat bevoegdheden van de Rijksvertegenwoordiger juist overgeheveld worden naar de gezaghebber en op termijn gedacht wordt aan het opheffen van de functie van Rijksvertegenwoordiger, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie vragen ook welke structurele veranderingen er nodig zijn in de relatie tussen Nederland en Sint Eustatius na afloop van het bestuurlijk ingrijpen. Wat is het tijdpad dat de regering hierbij voor ogen staat, zo vragen die leden.

Het kabinet heeft met de kabinetsreactie op de voorlichting van de Raad van State en het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties1 onder andere de voorgenomen maatregelen uiteengezet rond de vormgeving van de Haagse coördinatie en de verbetering van de samenwerking tussen Europees en Caribisch Nederland en de kwaliteit van het lokale bestuur. Onder coördinatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) worden deze maatregelen uitgewerkt. Dit vergt een zorgvuldig opgezet traject, dat tevens ingaat op mogelijke aanpassingen van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES). De gemaakte keuzen in het wetsvoorstel herstel voorzieningen Sint Eustatius, toegelicht in de memorie van toelichting, lopen in dit verband niet vooruit op eventuele toekomstige aanpassingen van onder meer de WolBES. De bestuurlijke situatie van Sint Eustatius is een bijzondere casus op zichzelf. De algehele constitutionele verhoudingen met Caribisch Nederland, inclusief de onderlinge samenwerking en de kwaliteit van het lokale bestuur, beslaan een breder vraagstuk dan de specifieke situatie van Sint Eustatius en dus zal dit in breder verband worden betrokken.

2. Aanleiding

De leden van de VVD-fractie vragen welke verbeteringen zijn toe te schrijven aan het interim-bestuur en welke gewenste verbeteringen waren wel gewenst c.q. gepland maar niet succesvol ten uitvoering gebracht in deze periode.

Vanaf het begin van de bestuurlijke ingreep op Sint Eustatius in februari 2018 is uw Kamer middels periodieke voortgangsrapportages geïnformeerd over de stand van zaken van projecten, de geboekte resultaten en de bijkomende hobbels in de weg. Voor wat betreft doorgevoerde en geplande verbeteringen, wordt verwezen naar genoemde voortgangsrapportages.2 De vijfde voortgangsrapportage wordt vóór 1 juni aanstaande aan uw Kamer verzonden.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe, als er sprake is van een transitie naar de volgende fase van bestuur, de uitvoering van verbeteringen die onder Nederlands toezicht stonden en niet van de grond kwamen, wel succesvol zal kunnen zijn in de nieuwe bestuursvorm. Welke garanties geeft de nieuwe bestuursvorm op een succesvolle afronding van zaken die niet gelukt zijn in de eerste fase, zo vragen die leden.

De nieuwe bestuursvorm stelt de regeringscommissaris in de gelegenheid om ook na het aantreden van de eilandsraad zijn taken, waaronder de werkzaamheden wat betreft lopende en geplande projecten, te blijven uitvoeren, ditmaal in samenwerking met de eilandsraad en – op een later moment – de gedeputeerden. Door te voldoen aan de in de memorie van toelichting gestelde voorwaarden wordt een goede startpositie voor het lokale bestuur bewerkstelligd. Tot het moment dat er een nieuwe gezaghebber wordt benoemd, in de derde fase zoals beschreven in het wetsvoorstel (het voorgestelde artikel 16), maakt de regeringscommissaris deel uit van het eilandsbestuur en waarborgt hij de voortgang op de projecten. Wanneer het reguliere lokale bestuur in de derde fase voltallig is, is tevens aan alle verkiezingscriteria voldaan en is het aan het lokale bestuur om geboekte resultaten te borgen.

De leden van de VVD-fractie vragen wat het voordeel is van de transitie naar normaal bestuur in de vorm van dit wetsvoorstel ten opzichte van uitstel van de transitie. Kan uitstel van de transitie het toekomstige bestuur en de bevolking van Sint Eustatius helpen beter voorbereid te zijn op de transitie, zo vragen die leden.

Uitstel van transitie levert de facto op dat er meer tijd ontstaat voor de organisatie van de verkiezingen en voor het behalen van de criteria die als voorwaarden zijn verbonden aan het houden van verkiezingen (gereedmaken kiezersregister, afronden reorganisatie ambtelijk apparaat, afronden procedures en werkinstructies ambtelijke organisatie en griffie, instellen Rekenkamer, aanbieden/afronden opleidingsprogramma potentiele politici). Deze criteria maken deel uit van de twaalf criteria voor goed bestuur, geformuleerd in de tweede voortgangsrapportage van 14 november 2018.3 Indien dit najaar verkiezingen voor de eilandsraad worden gehouden, is er zowel voor de organisatie van de verkiezingen als voor het behalen van genoemde criteria voldoende tijd. Wanneer er meer tijd is in aanloop naar de verkiezingen levert dit de kans op om ook op de andere criteria die als voorwaarden aan de fases van het wetsvoorstel zijn verbonden verdere resultaten te boeken. Dit kan echter ook wanneer de wet al in werking is getreden.

De leden van de D66-fractie lezen dat te allen tijde voorkomen moet worden dat de ontstane situatie op het eiland van vóór de ingreep zich na terugkeer naar de reguliere bestuurlijke verhoudingen opnieuw gaat voordoen. Welke mogelijkheden heeft de regering op grond van dit wetsvoorstel om in te grijpen als de eerder ontstane situatie zich toch weer voordoet, dus zonder dat daarvoor een nieuw wetstraject hoeft te worden doorlopen, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de PvdA-fractie sluiten niet bij voorbaat uit dat in het proces van geleidelijke afbouw een uitzonderlijke situatie ontstaat die aanleiding kan zijn om de aan de reguliere organen toegekende bevoegdheden weer te ontnemen of deze te beperken. Bijvoorbeeld in het geval dat de bevoegdheden worden gebruikt op een manier die leiden tot een verslechtering van de situatie op Sint Eustatius en daarmee tot onrust onder de bevolking. Waarom is er niet voor gekozen deze mogelijkheid op te nemen naast de mogelijkheid om naar een volgende fase te gaan wanneer een voorgaande is afgerond en waarom wijkt de regering hier af van het advies van de Raad van State, die meent dat je dit ook nu kan regelen omdat voorkomen wordt dat in dergelijke uitzonderlijke gevallen weer de procedure van een tijdelijke wet, die hoogstwaarschijnlijk met grote spoed tot stand moet komen, moet worden gevolgd, zo vragen die leden.

De regering is er op gericht de kans op een situatie die vraagt om opnieuw ingrijpen zo klein mogelijk te maken. Het wetsvoorstel bevat daarom een aantal waarborgen:

  • Overgang naar de volgende fase kan pas plaatsvinden als concrete resultaten zijn behaald en wanneer de betreffende bevoegdheden naar verwachting duurzaam en naar behoren uitgeoefend worden.

  • Bevoegdheden van de eilandsraad en het bestuurscollege zijn in eerste instantie beperkt, omdat de taken in het kader van het financieel beheer en de organisatie van de griffie en het ambtelijk apparaat in een later stadium worden toegekend.

  • Een aanvullende goedkeuringsbevoegdheid voor alle besluiten van de eilandsraad en het bestuurscollege is belegd bij de regeringscommissaris. Als de regeringscommissaris geen toestemming geeft, treden de besluiten niet in werking. De belangen van inwoners en goed bestuur zijn opgenomen in de goedkeuringsgronden.

  • Na teruggave van het financieel beheer zijn alle besluiten van de eilandsraad, op basis van taken en/of bevoegdheden voortvloeiend uit de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (FinBES), ook onderhevig aan goedkeuring van de regeringscommissaris. Deze goedkeuringsclausule duurt voort totdat wordt besloten tot overgang naar fase 3, waarin de functie van gezaghebber wordt hersteld.

  • Bij ingang van de wet gelden ook de reguliere preventieve en repressieve toezichtsbevoegdheden uit de WolBES en medebewindswetgeving in geval van taakverwaarlozing, evenals de mogelijkheid van vernietiging van besluiten die in strijd zijn met het recht of het algemeen belang.

  • Omdat de regeringscommissaris ook na terugkeer van de eilandsraad en gedeputeerden in functie blijft, behoudt hij goed zicht op het functioneren en de beslissingen van beide organen en kan, indien de situatie daartoe aanleiding geeft, tijdig worden ingegrepen, in goed en snel overleg met het Ministerie van BZK.

  • Na vertrek van de regeringscommissaris verkrijgt de Rijksvertegenwoordiger de mogelijkheid om gebruik te maken van geïntensiveerde toezichtsbevoegdheden. Daartoe krijgt hij toegang tot alle informatie en kan hij aanwezig zijn bij alle (besloten) vergaderingen (het voorgestelde artikel 12, gewijzigd na het herstel van de functie van gezaghebber).

Gelet op de Grondwet kunnen bevoegdheden niet weer worden afgenomen nadat ze zijn toegekend zonder tussenkomst van de wetgever. Om te voorkomen dat bevoegdheden worden ingezet op een manier die niet ten goede komt aan het eiland of het collectief belang van de inwoners zorgen bovenstaande waarborgen voor de nodige grip op de bestuurlijke situatie.

Van belang is dat de waarborgen worden beschouwd als een vangnet en een juridisch handelingsperspectief, mocht de situatie daarom vragen. Goed bestuur laat zich niet alleen vangen in een wet. Van minstens zo groot belang is de bereidheid van de toekomstige eilandsraadsleden en gedeputeerden tot constructieve samenwerking en communicatie, zowel onderling als met de regeringscommissaris, en de bereidheid om hun taken en bevoegdheden uit te oefenen ten bate van het collectief belang van het openbaar lichaam en de inwoners van Sint Eustatius.

De leden van de D66-fractie vragen wat de regering tot nog toe heeft gedaan om de bevolking van Sint Eustatius te informeren over de plannen voor verlenging van de maatregelen, de wijziging in het bestuur en het voornemen tot een verkiezing van de leden van de eilandsraad in oktober 2020. Kan de regering aangeven of voor de voorgestelde plannen voldoende draagvlak bestaat onder de bevolking van Sint Eustatius, zo vragen die leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in hoeverre zij bij de voorbereidingen van dit wetsvoorstel de bevolking van Sint Eustatius heeft geraadpleegd en in hoeverre de uitkomst daarvan is betrokken bij het opstellen van dit wetsvoorstel.

De bevolking van Sint Eustatius is meermaals geïnformeerd over de voornemens om de bestuurlijke ingreep bij wet te verlengen en om eilandsraadsverkiezingen te organiseren. Beide voornemens zijn genoemd in de Kamerbrief van 24 september 2019, waarvan ook een Engelse versie beschikbaar is gesteld.4 Tijdens een Town hall meeting in september 2019 is de bevolking van Sint Eustatius verder geïnformeerd over de inhoud van deze brief. Vervolgens is het wetstraject van start gegaan, waarin de Maatschappelijk Raad van Advies, via de regeringscommissaris, is geconsulteerd. Als vanzelfsprekend leven er op Sint Eustatius verschillende beelden over de wenselijkheid van verkiezingen dit najaar die bovendien nog beïnvloed kunnen worden door recente ontwikkelingen, zoals het bekend worden van de details rond het voorliggende wetvoorstel. Voorts bleek, naast verschil van opvattingen over de tijdigheid van de voorgenomen verkiezingen, dat een meerderheid van de voormelde Raad voorstander is van een geleidelijke terugkeer naar reguliere verhoudingen. De reactie van de Maatschappelijke Raad van Advies is meegenomen in het verdere traject en opgenomen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn tevens beschikbaar in het Engels.

De bevolking van Sint Eustatius wordt in de aanloop naar de verkiezingen daarnaast meegenomen in een informatietraject, waarbij voorlichting wordt gegeven aan belangstellenden over de (basisprincipes omtrent de) verkiezingen en de verschillende bestuursorganen en diens bevoegdheden. Op 20 februari jl. vond de eerste sessie plaats, waarbij is benadrukt dat iedereen die daar wettelijk toe bevoegd is, zijn of haar actief dan wel passief kiesrecht kan uitoefenen en dat zowel bestaande als nieuwe politieke partijen worden aangemoedigd om mee te doen. Door de COVID-19 crisis wordt het informatietraject momenteel omgebouwd tot een digitale variant, waarbij het doel blijft om (potentiële) politici zo goed mogelijk te informeren over de mogelijkheden van de lokale politiek en hen de kans te bieden om daarover in gesprek te gaan met de experts van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Nederlands Instituut voor Meerpartijen Democratie (NIMD).

In de brief van 24 september 2019 is het vertrouwen uitgesproken dat in het najaar van 2020 sprake zal zijn van voldoende institutionele stabiliteit om verkiezingen voor de eilandsraad te organiseren, zo lezen de leden van de D66-fractie. Kan de regering aangeven hoe zij op dit moment aankijkt tegen de institutionele stabiliteit van Sint Eustatius, zo vragen die leden. De leden van de D66-fractie en de PvdA-fractie vragen of de regering nog steeds van mening is dat verkiezingen in het najaar in de rede liggen en zo ja, deze op zorgvuldige wijze kunnen worden georganiseerd. Wanneer verwacht de regering uiterlijk duidelijkheid te kunnen bieden – zowel aan de Kamer als aan de bevolking van Sint Eustatius – of de verkiezingen in oktober 2020 al dan niet kunnen doorgaan, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De regering geeft aan «zo spoedig mogelijk» na inwerkingtreding van het wetsvoorstel te komen tot verkiezing van de leden van de eilandsraad. De leden van de SGP-fractie begrijpen dat het niet mogelijk is om een concrete datum te noemen, maar vragen zich af of het niet toch goed is om aan te geven of bij dat «zo spoedig mogelijk» gedacht dient te worden aan een datum in de buurt van de eerdergenoemde datum in oktober of aan een datum die ligt in de buurt van de uiterste datum op grond van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint-Eustatius of zelfs een nog latere datum.

De regering merkt op dat de voortgang op de verschillende projecten op Sint Eustatius een stijgende lijn laat zien. Langzaam maar zeker worden op alle terreinen verbeteringen zichtbaar. Om die ontwikkeling niet teniet te doen, regelt de wet een geleidelijke terugkeer naar reguliere bestuurlijke verhoudingen. Bij de inwerkingtreding van de wet blijft het niet alleen mogelijk om die stijgende lijn voort te zetten, maar ook om de tot dan toe opgebouwde stabiliteit vast te houden en verder uit te breiden.

Zoals al eerder aan uw Kamer is aangegeven5, is het streven erop gericht om in het najaar van 2020 de eilandsraadsverkiezingen te organiseren. In dit kader wordt er voldoende rekening gehouden met het feit dat een tijdig besluit over de verkiezingsdatum van belang is voor de organisatie van de verkiezingen, het informatietraject in aanloop daarnaartoe, de registratie van aanduidingen van politieke partijen en het organiseren van campagnes. Het openbaar lichaam is zich reeds aan het voorbereiden op het kunnen houden van verkiezingen. Zoals te doen gebruikelijk adviseert het Ministerie van BZK het openbaar lichaam bij deze voorbereidingen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de werklast voor het huidige bestuur maar vooral voor de ambtenaren zwaar is. De leden van de D66-fractie vragen wanneer de regering verwacht dat de reorganisatie van het ambtelijk apparaat, inclusief ambtelijke procedures en werkinstructies is afgerond. Kan de regering aangeven hoe zij bij de bemensing van het ambtelijk apparaat van plan is lokaal talent op Sint Eustatius te benutten en wat zij doet om de kennis van de ambtenaren op het gewenste niveau te krijgen, zo vragen deze leden.

De afronding van de reorganisatie van het ambtelijk apparaat, inclusief ambtelijke procedures en werkinstructies, is voorwaardelijk voor het houden van eilandsraadsverkiezingen. De reorganisatie van het ambtelijk apparaat moet dan afgerond zijn. Hierbij wordt opgemerkt dat het gaat om de formele afronding van dit criterium. Voor de cultuuromslag, die tevens nodig is, is langer tijd nodig.

Het openbaar lichaam spant zich in om met de bemensing van de ambtelijke organisatie zoveel mogelijk lokaal talent aan te trekken. Gelet op de schaalgrootte van Sint Eustatius is dat echter niet altijd mogelijk en wordt er extern, maar zo mogelijk in de regio, geworven. In eerder toegezonden voortgangsrapportages is uw Kamer geïnformeerd over het meerjarig opleidingsprogramma voor ambtenaren. In het eerste kwartaal van 2020 is dit programma verder uitgebreid met verschillende trainingen voor managers, supervisors, projectmanagers, beleidsadviseurs, secretaresses.

De leden van de D66-fractie vragen naar de laatste stand van zaken wat betreft het op orde brengen van de bevolkingsadministratie, met het oog op het tijdig gereed zijn van het kiezersregister voor de verkiezingen.

Onlangs is het onderzoek naar de juistheid, actualiteit en volledigheid van de opgenomen gegevens in de PIVA van Sint Eustatius afgerond. Afgelopen maart is gestart met het corrigeren van de geconstateerde fouten. Daarnaast worden diverse nationaliteitsonderzoeken opgestart die enkele jaren in beslag kunnen nemen. Deze stappen hebben geen effect op de betrouwbaarheid van het kiezersregister. Het kiezersregister is gereed voor de verkiezingen.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering een tekort aan gekwalificeerde financiële medewerkers gaat aanpakken en op welke termijn.

Het openbaar lichaam spant zich in om met de bemensing van de ambtelijke organisatie zoveel mogelijk lokaal talent aan te trekken. Vanwege de schaalgrootte van Sint Eustatius is dat echter niet altijd mogelijk en wordt er extern, maar zo mogelijk in de regio, geworven. Financiële expertise is schaars. Gelet op het belang van ordentelijk financieel beheer voor het openbaar lichaam heeft dit vraagstuk de aandacht.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan aangeven of de Kamer voorafgaand aan ontvangst van de ontwerpbesluiten voor de voorhangprocedure ook de beschikking krijgt over de tussentijdse voortgangsrapportage, zodat de Kamer zich een goed oordeel kan vormen over de vraag of overgang naar een volgende fase tot volledig herstel van de bestuurlijke verhoudingen op Sint Eustatius aan de orde kan zijn.

De cyclus van periodieke voortgangsrapportages loopt door volgens het stramien dat sinds het begin van de bestuurlijke ingreep is aangehouden. Zoals eerder aangegeven, ontvangt uw Kamer de volgende voortgangsrapportage vóór 1 juni aanstaande.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de «wederopbouw» van het eiland zo lang duurt. Heeft dit vooral te maken met de kleinschaligheid en met de geïsoleerde ligging van Sint Eustatius, of ook met het feit dat de kleine eilandgemeenschap in het Caribisch gebied bestuurd wordt vanuit tien ministeries in Den Haag, zo vragen die leden. Waarom is niet beter nagedacht over de huidige positie van de Rijksdienst Caribisch Nederland, die door velen wordt gezien als een extra en overbodige bestuurslaag, zo vragen die leden.

De afronding van de wederopbouw van Sint Eustatius is van groot belang voor de bevolking en heeft structureel de aandacht. Voor de voortgang van projecten die onderdeel uitmaken van de wederopbouw van Sint Eustatius wordt verwezen naar de reeds toegezonden en nog toe te zenden voortgangsrapportages. Daarbij is tevens aandacht voor de moeilijkheden die zich bij de wederopbouw voordoen.

De samenwerking tussen de Rijksdienst Caribisch Nederland en de openbare lichamen en de positie van de Rijksvertegenwoordiger worden momenteel, in het kader van de kabinetsreactie op het advies van de Raad van State en het IBO van vorig jaar, nader bekeken. Dit is echter een ander traject, separaat aan dit wetstraject.

De leden van de SP-fractie vragen waarom er niet voor is gekozen om voormalige bestuurders op het eiland strafrechtelijk ter verantwoording te roepen.

De optie tot het doen van aangifte is toentertijd bekeken. In opdracht van de regeringscommissaris is ter plaatse een onderzoek ingesteld, waarna de resultaten aan de regeringscommissaris zijn overgedragen. De regeringscommissaris heeft de bevindingen vervolgens met het Openbaar Ministerie besproken. Het OM heeft hier geen verder gevolg aan gegeven.

De leden van de PvdA-fractie menen dat naast het verbeteren van het bestuur en de ondersteuning daarvan, het ook belangrijk is dat er verbetering is van het leefklimaat van de bevolking. Te denken valt aan de sociaaleconomische omstandigheden en de verbetering van infrastructurele voorzieningen. De leden van de PvdA-fractie vragen welke verbeteringen hier zijn doorgevoerd, in welke fase deze zich bevinden en wat er nog in concrete zin verbeterd moet worden.

Het gaat om de structurele verbeteringen die vanaf de bestuurlijke ingreep zijn ingezet. De leden van de PvdA-fractie vragen welke dat waren, wat is er bereikt en in welke fase deze zich nu bevinden. In het bijzonder noemen de leden van de PvdA-fractie nog het watertekort dat nog altijd niet is opgelost en wat helemaal een groot probleem is in een tijd waarin één van de voorzorgsmaatregelen om besmetting met het coronavirus te voorkomen het veelvuldig handen wassen is. Waarom is dit nog niet opgelost en op welke termijn zal dit opgelost zijn, zo vragen die leden.

De verbetering van het leefklimaat, onder andere wat betreft de sociaaleconomische omstandigheden, infrastructurele voorzieningen en drinkwater, is van groot belang voor Sint Eustatius en heeft de constante aandacht van de betrokken ministeries en de regeringscommissaris. Voor de laatste stand van zaken op deze onderwerpen wordt hierbij verwezen naar de voortgangsrapportage die vóór 1 juni aanstaande aan uw Kamer wordt verzonden.

Omstreeks de nu wettelijk voorgeschreven uiterlijke verkiezingsdatum, zal er naar verwachting nog geen einde zijn gekomen aan de grove taakverwaarlozing ten aanzien van de bestuurlijke taken, inclusief het financieel beheer. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe zich dit verhoudt met het uitgangspunt dat het bestuur van het openbaar lichaam Sint Eustatius duurzaam in staat is zijn taken zelf naar behoren te kunnen vervullen. Wat moet er gebeuren om daadwerkelijk een volledige normalisatie van de bestuurlijke situatie op Sint Eustatius te bereiken, zo vragen die leden.

Om een nieuw lokaal bestuur in staat te stellen zijn taken naar behoren uit te voeren, moet de bestuurlijke structuur, inclusief de ambtelijke organisatie en het financieel beheer, niet alleen op orde zijn, maar ook duurzaam zijn ingericht. Dan is het vervolgens aan de toekomstige bestuurders om de duurzame inrichting te onderhouden en het vertrouwen van de bevolking in de democratie en rechtsorde vorm te geven.

In de tweede voortgangsrapportage van 14 november 20186 zijn twaalf criteria geformuleerd die duurzaam moeten worden ingericht om tot goed bestuur te komen. Deze criteria zijn als voorwaarden verbonden aan de fases in het wetsvoorstel en worden op die manier stapsgewijs afgerond. Op het moment dat de reguliere bestuurlijke verhoudingen volledig zijn hersteld, is tevens aan de voorwaarden voor goed bestuur voldaan. Op dat moment is er een goede startpositie voor het bestuur bereikt en wordt een nieuw lokaal bestuur in staat geacht zelfstandig en naar behoren te kunnen functioneren.

Als de regering schrijft dat gezien de huidige situatie op Sint Eustatius en gelet op het tempo waarmee duurzame verbetering bewerkstelligd wordt, verlenging van de ingreep noodzakelijk is om de tot nu toe doorgevoerde verbeteringen duurzaam te borgen en verdere verbeteringen te realiseren, waarom is er dan voor gekozen verkiezingen nog dit jaar te houden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. De voorwaarden die gesteld zijn voor het houden van de verkiezingen betekenen een extra belasting bovenop het bereiken van de eerder gestelde doelen. Wat is de planning voor het behalen van deze resultaten en op basis waarvan is de planning realistisch te noemen, zo vragen die leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren prille vooruitgang op het eiland en vragen de regering in hoeverre het een reëel risico is dat na herstel van de voorzieningen de bestuurlijke verhoudingen verstoord raken. Heeft de regering overwogen om de maatregelen te verlengen en de termijn voor verkiezingen op een later moment voor te stellen en zo nee, waarom niet, zo vragen deze leden.

De regering kiest ervoor om verkiezingen voor een nieuwe eilandsraad te organiseren en tegelijkertijd de ingreep te verlengen en de huidige voorzieningen geleidelijk af te bouwen, waardoor de regeringscommissaris ook na de verkiezingen deel blijft uitmaken van het eilandsbestuur. Zo is het mogelijk om bereikte resultaten duurzaam te borgen en nieuwe resultaten te boeken en om tegelijkertijd de bevolking perspectief te bieden en een eigen vertegenwoordiging te laten kiezen. Beide aspecten worden van groot belang geacht. De geleidelijke afbouw van de voorzieningen, zoals nu geregeld in het wetsvoorstel, garandeert de doorloop van projecten en tevens de nodige grip op nog te behalen resultaten en de bestuurlijke situatie.

Zoals reeds aangegeven, maken de voorwaarden die zijn gesteld aan het houden van verkiezingen deel uit van de twaalf criteria voor goed bestuur, geformuleerd in de tweede voortgangsrapportage van 14 november 2018. Deze projecten kennen daarmee inmiddels al een langere doorlooptijd en vormen een nodige, maar geen extra, belasting.

De leden van de SGP-fractie vragen zich af wat de precieze stand van zaken is rond het actualiseren van de verordeningen en de gemeentelijke administratie. Ook vragen zij aandacht voor de precieze situatie ten aanzien van het opleiden van (potentiële) politici. In hoeverre vindt er op dat gebied al concreet iets plaats, zo vragen die leden. De leden van de D66-fractie constateren dat vanaf de eerste helft van 2020 opleidingsprogramma’s voor potentiële politici worden aangeboden. Kan de regering aangeven wat deze opleidingsprogramma’s inhouden, hoelang deze opleidingsprogramma’s duren en of zij een verplichtend karakter hebben en, zo ja, waarom, zo vragen die leden.

De leden van de D66-fractie vragen hoe aan deze programma’s bekendheid wordt gegeven, wie deze opleidingsprogramma’s verzorgt en of zij met het oog op de aankomende verkiezingen reeds aangeboden worden aan potentiële politici. Is de regering bereid om – met het oog op de toekomst – via talentontwikkelingsprogramma’s jongvolwassenen op Sint Eustatius te enthousiasmeren voor grotere maatschappelijke en politieke betrokkenheid, zo vragen die leden.

Van de ongeveer 100 regelingen is de helft herzien. Met de huidige planning is de verwachting dat alle niet-financiële regelingen uiterlijk half oktober zijn opgeschoond. Verordeningen op financieel terrein zijn naar verwachting vóór aanvang van 2021 herzien, vereenvoudigd of gemoderniseerd. Hiervoor is specialistische expertise ingehuurd.

Van de 17 administraties van het openbaar lichaam is ongeveer de helft operationeel. De overige administraties zijn in elk geval operationeel vóór aanvang van de tweede fase van de wet.

In samenwerking met de VNG en het NIMD wordt de komende maanden onderzocht hoe de verschillende opleidingsprogramma’s vorm moeten krijgen. Ook hier geldt dat binnen de kaders van de maatregelen omtrent COVID-19 naar de mogelijkheden wordt gekeken. Na de kandidaatstelling worden de eerste opleidingsdagen georganiseerd, met als doel om (potentiële) politici voor te bereiden op een rol als eilandraadslid. Op basis van de behoeften en waarnemingen worden de opleidingsdagen voor (potentiële) politici op maat gemaakt. Na de verkiezingen zullen tevens opleidingsdagen aangeboden worden aan de gekozen politici. Voorafgaand aan ieder moment van opleiden wordt gekeken naar de behoeften van deelnemers, zodat zij de kans krijgen om hun taak en functie op specifieke punten steeds beter uit te kunnen oefenen. Het openbaar lichaam spant zich in om de nodige ruchtbaarheid aan de programma’s te geven.

Voorafgaand hieraan is op 20 en 21 februari jl. een eerste informatiebijeenkomst georganiseerd waar de Kiesraad, de VNG en het NIMD presentaties hebben verzorgd over de rol van eilandsraadslid en hoe men zich verkiesbaar kan stellen. Ook hebben geïnteresseerden de kans gekregen om in een besloten setting met deze partijen in gesprek te gaan over hun politieke ambities. Dit traject is niet specifiek gericht op één doelgroep, maar informeert een breed publiek over de mogelijkheden van de lokale politiek.

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is rondom het kiezersregister. Kan nader worden ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot de voorbereidingen van de geplande verkiezingen, zo vragen die leden.

Het kiezersregister is gereed voor de verkiezingen. Het openbaar lichaam is zich reeds aan het voorbereiden op het kunnen houden van verkiezingen. Zoals te doen gebruikelijk adviseert het Ministerie van BZK het openbaar lichaam bij deze voorbereidingen.

De leden van de VVD-fractie vragen of verlenging van het wetsvoorstel bij koninklijk besluit geschiedt of dat er een wetsvoorstel wordt ingediend.

De wet vervalt op 1 september 2024. Indien op die datum het in artikel 16 bedoelde koninklijk besluit (herstel gezaghebber) nog niet is vastgesteld, kan voor die datum bij koninklijk besluit de werking van de wet eenmalig met maximaal een jaar worden verlengd, indien hieraan voorafgaand een standpunt over het voornemen tot verlenging of een wetsvoorstel daaromtrent bij de Staten-Generaal is ingediend (het voorgestelde artikel 21, tweede lid).

De leden van de CDA-fractie en D66-fractie vragen of politieke partijen überhaupt aan de eilandsraadsverkiezingen zullen willen deelnemen, gelet op de beperkte bevoegdheden. De leden van de D66-fractie vragen of het informatietraject dat de regering op Sint Eustatius – in samenwerking met de Kiesraad, de VNG en het NIMD – is gestart, heeft geleid tot belangstelling van potentiële politici.

Hoewel eilandsraadsleden en gedeputeerden aanvankelijk een beperkt aantal bevoegdheden hebben, ontwikkelt dit zich tot het totaalpakket aan bevoegdheden. Zo worden de bevoegdheden van de eilandsraad al in de tweede fase verruimd. De aanvankelijke beperking van bevoegdheden betekent geenszins dat de eilandsraadsleden geen bevoegdheden van betekenis hebben. Op het moment van aantreden, krijgt de eilandsraad een aantal controlerende bevoegdheden, het amendements- en initiatiefrecht en de bevoegdheid om verordeningen vast te stellen. De eilandsraad controleert daarmee het bestuurlijk optreden van de regeringscommissaris en kan met de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen invloed uitoefenen op het bestuur van het eiland.

Op de dag van kandidaatstelling zal blijken of en in welke mate er animo bestaat om deel te nemen aan de eilandsraadverkiezingen. Een indicatie daarvoor kan ook worden verkregen na de uiterste datum van de registratie van aanduidingen waarmee politieke groeperingen boven de kandidatenlijst willen worden vermeld. Burgers en politici worden in aanloop naar de verkiezingen zo veel als mogelijk meegenomen in de informatievoorziening. Tijdens de eerste informatiesessie (20 en 21 februari jl.) over de verkiezingen werd er door zowel gevestigde als potentiële politieke spelers belangstelling getoond. Op een later moment dit jaar wordt aan potentiële politici nog een opleidingsprogramma aangeboden. Het is uiteraard geheel aan de politici van Sint Eustatius zelf om wel of niet mee te doen aan de verkiezingen.

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat politieke partijen zich opnieuw moeten registreren bij de Kiesraad om kandidaten verkiesbaar te kunnen stellen voor de eilandsraad en zo ja, waarom. Hoe verhoudt zich dat tot de verkiezingen voor het kiescollege voor de Eerste Kamer, toen deze partijen zich niet afzonderlijk hoefden te registreren, en kan de regering zich voorstellen dat deze bepaling de indruk wekt dat de regering reeds langer bestaande politieke partijen op Sint Eustatius buiten wil sluiten en is dit werkelijk de bedoeling en is het niet aan burgers en aan politieke stromingen om hier zelf keuzes in te maken, zo vragen die leden.

Reeds geregistreerde politieke partijen hoeven hun aanduiding niet opnieuw voor deze eilandsraadsverkiezingen te registreren. Zowel bestaande als nieuwe politieke partijen zijn welkom om deel te nemen. Er is geen reden om aan te nemen dat het bestaande register van aanduidingen ten behoeve van de verkiezing van de leden van de eilandsraad van Sint Eustatius niet gebruikt kan worden.

Een verzoek tot registratie moet uiterlijk de 42e dag voor de dag van de kandidaatstelling ontvangen zijn bij het centraal stembureau. Een registratie van de aanduiding van een politieke groepering die heeft plaatsgevonden voor een eerdere eilandsraadverkiezing van Sint Eustatius is geldig voor de volgende eilandsraadverkiezing, zolang de registratie niet is geschrapt door het centraal stembureau (artikel Ya 13 jo. G 3, zevende lid, van de Kieswet).

In antwoord op de relatie tot de registratie voor de verkiezing van het kiescollege voor de Eerste Kamer geldt voor het Caribisch deel van Nederland dat de aanduidingen die ten behoeve van de verkiezing van de leden van de eilandsraad zijn geregistreerd doorwerking hebben naar de verkiezing van de leden van het kiescollege voor de Eerste Kamer (art. Ya 25, eerste lid, Kieswet). Oftewel: een aanduiding die ten behoeve van de eilandsraadsverkiezing is geregistreerd kon in 2019 ook bij de kiescollegeverkiezing worden gebruikt. Andersom kan dat overigens niet.

De leden van de CDA-fractie vragen of de eilandsraad wel van start kan gaan zonder eilandgriffier. Zou het niet verstandig zijn om voor deze functie nu al een kwartiermaker aan te trekken, zo vragen die leden.

Het voorgestelde artikel 5 bepaalt dat na de dag waarop de benoemde leden tot de eilandsraad zijn toegelaten de eilandsraad zo spoedig mogelijk een eilandgriffier benoemt. Krachtens de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius voert de eilandsecretaris momenteel de werkzaamheden van de griffier uit. Hier vloeit uit voort dat de eilandsecretaris de komst van de eilandsraad voorbereidt en eventueel de selectieprocedure voor een griffier opstart. In aanloop naar de verkiezingen is het mogelijk dat er een bestuursadviseur dan wel kwartiermaker wordt aangesteld die, ter ondersteuning van de eilandsecretaris, toeziet op de griffie. Er is echter geen garantie dat de nieuwe eilandsraad de kwartiermaker tevens zal benoemen tot griffier.

Het aanbod van opleidingsprogramma’s voor potentiële politici is welkom, maar is de daaraan verbonden verplichting wel democratisch, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Kan de regering een voorbeeld van Nederlandse bodem geven waarin opleidingseisen gesteld worden aan kandidaat-volksvertegenwoordigers en is dat niet een verantwoordelijkheid van politieke partijen zelf en zou het niet verstandiger zijn dit als aanbod en niet als verplichting te presenteren, zo vragen die leden.

Het volgen dan wel afronden van de opleidingsprogramma’s die worden aangeboden aan potentiële politici, eilandsraadsleden en gedeputeerden is niet verplicht. Het feit dat afronding van de aangeboden programma’s als voorwaarde aan de overgang naar fase 2.1 van het wetsvoorstel, waarin de taken en bevoegdheden ten opzichte van de ambtelijke organisatie en rechtspositionele beslissingen van de eilandsraad en het bestuurscollege worden hersteld, is verbonden, doet daar niet aan af. De opleidingsprogramma’s worden aangeboden om de principes van goed bestuur en democratische processen zo goed mogelijk te borgen. Potentiële politici, eilandsraadsleden en gedeputeerden kunnen daar naar eigen inzicht gebruik van maken.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering te duiden welke taak en bevoegdheden de nieuw op te richten «Burgerparticipatieraad» krijgt, zeker in relatie tot de eilandsraad. Wordt in de kleine gemeenschap die Sint Eustatius is het speelveld niet erg druk, als naast de eilandsraad ook nog een Burgerparticipatieraad actief is, zo vragen die leden.

Bij terugkeer van de eilandsraad kan de regeringscommissaris het draagvlak van zijn optreden peilen bij de eilandsraad en de eilandsraad kan met het reguliere vragen- en interpellatierecht en moties een standpunt innemen over het gevoerde bestuur van de regeringscommissaris. In aanvulling hierop is de Burgerparticipatieraad van toegevoegde waarde in het inzichtelijk maken van hetgeen er leeft onder de inwoners, wat zij belangrijk vinden en wat zij van het bestuur verwachten. Omdat het niet wenselijk is om naast de eilandsraad, een orgaan met wettelijke grondslag, de Burgerparticipatieraad tevens van een wettelijke status te voorzien, wordt het bestaan van de Burgerparticipatieraad niet in de wet geborgd. Dit in tegenstelling tot de huidige Maatschappelijke Raad van Advies, die krachtens de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius is opgericht.

De Burgerparticipatieraad moet de lokale democratie versterken door het bestuur gevraagd en ongevraagd van advies te voorzien. De inbreng van leden helpt het openbaar lichaam om een krachtige overheid te zijn die concreet bijdraagt aan het oplossen van maatschappelijke problemen. De Burgerparticipatieraad vervult als zodanig de rol van klankbord. De leden van de Burgerparticipatieraad hebben geen beslissingsbevoegdheid of het recht om antwoorden te krijgen op al hun vragen. De adviezen van de Burgerparticipatieraad zijn niet bindend.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de Burgerparticipatieraad wordt samengesteld. Hoe wordt gegarandeerd dat de bevolking hierin goed is vertegenwoordigd, zo vragen die leden.

De regeringscommissaris draagt er zorg voor dat de leden van de Burgerparticipatieraad een afspiegeling zijn van de diverse groepen en sociale lagen uit de Statiaanse maatschappij. Te denken valt aan deelnemers van verschillende leeftijden, bijvoorbeeld uit het bedrijfsleven, het onderwijs, de kerk en de gezondheidszorg.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regeringscommissaris als voorzitter van de eilandsraad voor de agendering van een mogelijk strijdig besluit de mogelijkheid heeft om in overleg te treden met de leden van de eilandsraad over de voorgenomen besluitvorming. Deze leden vragen de regering waarom dit overleg in dergelijke gevallen niet verplicht plaatsvindt.

De regeringscommissaris treedt in overleg met de eilandsraad wanneer hij dat nodig acht. De mogelijkheid van overleg wordt dus naar eigen inzicht van de regeringscommissaris toegepast en behoeft daarom geen (wettelijke) verplichting. Aanvullend zijn er voldoende waarborgen die ervoor zorgen dat besluitvorming niet tegen de belangen van het eiland ingaat. Zo is de goedkeuringsbevoegdheid van de regeringscommissaris bedoeld als vangnet waarmee geboekte voortgang en positieve ontwikkelingen op het eiland juridisch gewaarborgd kunnen worden.

De leden van de D66-fractie lezen dat beslissingen over benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren bij de regeringscommissaris blijven totdat de politieke ambtsdragers en ambtenaren het aangeboden opleidingsprogramma hebben afgerond en het personeelsbeleid op orde is. Deze leden vragen waarom afronding van het opleidingsprogramma voor politieke ambtsdragers in deze noodzakelijk is, nu de eilandsraad in deze fase ook al een griffier voor de ambtelijke organisatie zal hebben benoemd.

De afzonderlijke regeling van het herstel van taken en bevoegdheden met betrekking tot beslissingen over benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren stelt de regeringscommissaris in de gelegenheid om ook na het aantreden van de eilandsraad zijn werkzaamheden op het terrein van duurzame verbetering van de ambtelijke organisatie te blijven uitvoeren. Daar komt bij dat het nemen van beslissingen over benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren grote impact kan hebben op de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheden worden daarom in de tweede fase van de wet hersteld. De eilandgriffier ondersteunt de eilandsraad, de eilandsraad heeft daarom reële zeggenschap over de kandidaat. Het besluit tot aanstelling van een eilandgriffier is echter wel onderhevig aan de goedkeuring van de regeringscommissaris. In de tweede fase van het wetsvoorstel is naar verwachting aan meer voorwaarden voor goed bestuur voldaan, zoals opleiding en ordentelijk personeelsbeleid, en worden de taken en bevoegdheden met betrekking tot beslissingen over benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren ingezet in het belang van een goed functionerende ambtelijke organisatie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering helderheid te geven hoe de afzonderlijke bevoegdheden van de eilandsraad, het bestuurscollege en de gezaghebber enerzijds en die van de regeringscommissaris anderzijds zich tot elkaar verhouden. Om welke bevoegdheden gaat het precies, kunnen die bevoegdheden met elkaar in conflict komen en zo ja, hoe worden deze conflicten beslecht, zo vragen die leden.

In zijn algemeenheid wordt opgemerkt dat de regeringscommissaris zich blijft inzetten om op transparante wijze en in goed overleg met de toekomstige ambtsdragers, inwoners en het maatschappelijk middenveld, zijn taken uit te oefenen en om gezamenlijk te werken aan goed bestuur van Sint Eustatius.

Ten aanzien van de exacte taakverdeling en de verhouding tussen enerzijds de eilandelijke ambtsdragers en anderzijds de regeringscommissaris moeten de verschillende fasen ten aanzien van het herstel van de bevoegdheden worden bezien.

Een eerste fase betreft het door middel van verkiezingen terugkeren van de eilandsraad. De artikelen 74 (schorsing gezaghebber), 75 (benoembaarheid gezaghebber), 77 tot en met 80 (rechtspositionele bepalingen gezaghebber), 82 tot en met 87 en 89 (rechtspositionele bepalingen gezaghebber) van de WolBES zijn op de (plaatsvervangend) regeringscommissaris van toepassing. Besluiten houdende de benoeming, bevordering, schorsing of ontslag van de eilandgriffier behoeven de goedkeuring van de regeringscommissaris. Voorts heeft de regeringscommissaris in deze fase alle bevoegdheden die «normaliter» aan het bestuurscollege of de gezaghebber zijn opgedragen. Ook de taken en bevoegdheden met betrekking tot de griffie, de ambtelijke organisatie en de financiën zijn aan de regeringscommissaris opgedragen. Voorts behoeven eilandsverordeningen, behoudens die op grond van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de goedkeuring van de regeringscommissaris.

In de tweede fase, het terugkeren van het bestuurscollege en de eilandgedeputeerden, zullen de taken en bevoegdheden die op grond van de WolBES door deze ambtsdragers worden opgepakt, niet meer door de regeringscommissaris worden uitgevoerd. Voorts is het toezicht door de regeringscommissaris gewijzigd. In deze fase moet in de gevallen, bedoeld in de artikelen 35, vierde lid, 105, tweede lid, 123, tweede lid, en 168, derde lid, (goedkeuring eilandsverordeningen) van de WolBES, goedkeuring worden verleend door de regeringscommissaris. Voorts behoeven besluiten van het bestuurscollege, met uitzondering van de voorgestelde artikelen 5, tweede lid, 7 en 8, goedkeuring door de regeringscommissaris.

Indien de eilandsraad en het bestuurscollege hun taken hebben hervat, heeft de regeringscommissaris geen rol meer ten aanzien van de griffie en de ambtelijke organisatie. Dit geldt ook ten aanzien van de financiële taken en bevoegdheden. Zodra de gezaghebber zijn taken hervat, is de functie van regeringscommissaris niet langer nodig en wordt zijn benoeming beëindigd.

De regeringscommissaris is te allen tijde verantwoording verschuldigd aan de Minister van BZK. Zo er al bevoegdheden zouden zijn die met elkaar in conflict komen, dan zal de Minister van BZK hierin een bemiddelende rol op zich nemen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe precies toezicht wordt gehouden op de wijze waarop de regeringscommissaris zijn/haar taak uitoefent en hoe wordt voorkomen dat de eilandsraad al te zeer in zijn functioneren wordt beperkt. Tot slot vragen deze leden in dit verband hoe verschillen van inzicht tussen de eilandsraad en de regeringscommissaris in wat precies in het belang is van het eiland en de eilandbewoners, worden beslecht.

Voorop staat dat de regeringscommissaris namens de regering optreedt en verantwoording verschuldigd is aan de Minister van BZK. Dit brengt mee dat hij zijn aanwijzingen opvolgt en op zijn verzoek inlichtingen verstrekt. Deze verantwoordingsplicht staat er niet aan in de weg dat de regeringscommissaris na het aantreden van de eilandsraad gehouden is de vragen van de leden van de eilandsraad te beantwoorden en inlichtingen te verstrekken over zijn beleid, met inachtneming van de kaders van de WolBES. De eilandsraad kan zo de regeringscommissaris kenbaar maken wat wenselijke beleidsvoornemens zijn en wat het draagvlak is voor het gevoerde bestuur. Een dergelijke goed functionerende professionele verhouding wordt wenselijk geacht vanaf het moment van aantreden van de eilandsraadsleden.

Naast de beperkingen die krachtens de wet gelden, wordt de eilandsraad alleen in zijn handelen beperkt wanneer de regeringscommissaris geen goedkeuring verleent aan een besluit van de eilandsraad. Dit gebeurt niet willekeurig, maar volgens een wettelijk kader waar het wetsvoorstel in voorziet (zie het voorgestelde artikel 10). Hierbij wordt opgemerkt dat de regeringscommissaris als voorzitter van de eilandsraad voor de agendering van een mogelijk strijdig besluit de mogelijkheid heeft om in overleg te treden met de leden van de eilandsraad over de voorgenomen besluitvorming. De goedkeuringsbevoegdheid is bedoeld als vangnet waarmee geboekte voortgang en positieve ontwikkelingen op het eiland juridisch gewaarborgd kunnen worden. De regeringscommissaris maakt die afweging. Uit het voorgaande volgt dat eventuele verschillen van inzicht tussen de eilandsraad en de regeringscommissaris in wat precies in het belang is van het eiland en de inwoners allereerst op basis van goede samenwerking en goed overleg beslecht kunnen worden. Wanneer dit niet lukt, heeft de regeringscommissaris het laatste woord.

De leden van de SP-fractie vragen waarom niet is gekozen voor een verkiezing in het najaar van 2020 van leden van een adviesraad die meer dan nu de regeringscommissaris kan «adviseren» en die in het gekozen groeimodel geleidelijk ook meer bevoegdheden kan krijgen.

Het idee achter het wetsvoorstel herstel voorzieningen Sint Eustatius is dat tegelijkertijd met de verlenging van de ingreep de reguliere bestuurlijke verhoudingen stapsgewijs worden hersteld. Alles zal in het werk worden gesteld om een lokaal bestuur zo snel als mogelijk weer zelfstandig, op basis van vervulde voorwaarden van goed bestuur, te kunnen laten functioneren en daarmee de lokale democratie te herstellen. Het recht om een eigen vertegenwoordiging te kunnen kiezen en om verkiesbaar te stellen, is wezenlijk voor de bevolking. Het herstel van deze democratische rechten moet dan ook zo snel mogelijk plaatsvinden.

Gelet op de bestuurlijke situatie van vóór de ingreep wordt er momenteel alles aan gedaan om te voorkomen dat een dergelijke situatie zich na terugkeer van de reguliere bestuurlijke verhouding opnieuw voordoet. De tot nu toe doorgevoerde verbeteringen en nog te bereiken resultaten moeten tevens duurzaam worden geborgd. De geleidelijke afbouw van de ingreep biedt zowel nieuwe als gevestigde politieke spelers de kans een plek in te nemen in het eilandsbestuur en, met de fasering mee, te ontwikkelen tot een zelfstandig functionerend bestuur. Op deze wijze wordt geïnvesteerd in de volksvertegenwoordigers die na afloop van de ingreep zelf de kar gaan trekken.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het opschonen van de bevolkingsadministratie is voltooid. Wat is het oordeel over het beheren van administraties als de belastingadministratie en kadasterfunctie, in welke fase bevindt zich de aanpassing van de onjuiste en verouderde verordeningen, is de reorganisatie van het ambtelijk apparaat aangepast en voorzien in de juiste procedures en werkinstructies, zijn de beleidskaders openbaar lichaam beschreven, hoe ziet de ordening van het toezicht- en handhavingsinstrumentarium er uit, wat is de stand van zaken omtrent het digitaliseren en centraliseren financiële processen, hoe ver is de inrichting van de planning- en controlcyclus conform de FinBES, zijn de acties uit het Plan van Aanpak financieel beheer voltooid en hoe ver is het met het instellen van de rekenkamer(functie), zo vragen die leden. De leden van de PvdA-fractie vragen voorts wat de concreet meetbare doelen per afzonderlijk criterium zijn aan de hand waarvan bepaald kan worden of het doel is bereikt en wat nu de stand van zaken is met betrekking tot de gestelde doelen. En wat was de beginsituatie per gesteld doel op het moment van overname en wat is de situatie per gesteld doel op dit moment en tot welke – voor de bevolking – merkbare en meetbare resultaten heeft het verbeterproces tot nu toe geleid, zo vragen die leden.

Hieronder volgt een beknopte stand van zaken. Nadere informatie inzake genoemde projecten volgt in de eerstvolgende voortgangsrapportage, die vóór 1 juni aanstaande aan uw Kamer wordt verzonden.

Onlangs is het onderzoek naar de juistheid, actualiteit en volledigheid van de opgenomen gegevens in de PIVA van Sint Eustatius afgerond. Afgelopen maart is gestart met het corrigeren van de geconstateerde fouten. Daarnaast worden diverse nationaliteitsonderzoeken opgestart die enkele jaren in beslag kunnen nemen. Deze stappen hebben geen effect op de betrouwbaarheid van het kiezersregister. Het kiezersregister is gereed voor de verkiezingen.

Administraties openbaar lichaam: van de 17 administraties van het openbaar lichaam is ongeveer de helft operationeel. De overige administraties zijn in elk geval operationeel vóór aanvang van de tweede fase van de wet.

Verordeningen: van de ongeveer 100 regelingen is de helft herzien. Met de huidige planning is de verwachting dat alle niet-financiële regelingen uiterlijk half oktober zijn opgeschoond. Verordeningen op financieel terrein zijn naar verwachting vóór aanvang 2021 zijn herzien, vereenvoudigd of gemoderniseerd. Hiervoor is specialistische expertise ingehuurd.

Reorganisatie ambtelijk apparaat, inclusief procedures en werkinstructies: na het effectueren van de reorganisatie op 1 september 2019 is de interne doorstroom op functies voltooid. Het openbaar lichaam spant zich momenteel in om een aantal openstaande vacatures, waaronder enkele sleutelfuncties, te vervullen. Een aantal adviesfuncties wordt naar verwachting vóór de zomer ingevuld, waardoor de professionalisering van het ambtenarenapparaat een volgende fase in kan gaan. Voor de verdere implementatie van de reorganisatie is een verandermanager aangesteld die dit proces op gestructureerde wijze begeleidt. De beschrijving van procedures en werkinstructies wordt vóór de verkiezingen afgerond.

Beleidskaders openbaar lichaam: er is een inventarisatie gedaan van beleidskaders die ontbreken. Voor de twee grootste directies, sociaal en infrastructuur, zijn er beleidskaders opgesteld. Andere directies volgen nog. Ter afronding wordt er tevens een masterplan geschreven waarin de verschillende beleidskaders in samenhang worden bezien.

Toezicht- en handhavingsinstrumentarium en toerusting openbaar lichaam: in het eerste kwartaal van 2020 zijn toezichthouders voor afvalstoffen benoemd. Voor de inspectie van de hotels, restaurants en supermarkten krijgen inspecteurs, opgeleid tot bijzondere agent (BAV Pol), assistentie en training van Korps Politie Caribisch Nederland.

Meerjarig opleidingsprogramma ambtenaren en politici: het opleidingsprogramma voor ambtenaren loopt meerjarig door. In het eerste kwartaal van 2020 is dit programma verder uitgebreid met verschillende trainingen voor managers, supervisors, projectmanagers, beleidsadviseurs en secretaresses. Door de maatregelen in verband met COVID-19 zijn de trainingen in het tweede kwartaal afgebroken dan wel uitgesteld. Indien mogelijk worden trainingen online voortgezet, dit wordt momenteel voorbereid.

In samenwerking met de VNG en het NIMD wordt de komende maanden onderzocht hoe de verschillende opleidingsprogramma’s vorm moeten krijgen. Na de kandidaatstelling worden de eerste opleidingsdagen georganiseerd, met als doel om (potentiële) politici voor te bereiden op een rol als eilandraadslid. Op basis van de behoeften en waarnemingen worden de opleidingsdagen voor (potentiële) politici op maat gemaakt. Na de verkiezingen zullen tevens opleidingsdagen aangeboden worden aan de gekozen politici. Voorafgaand aan ieder moment van opleiden wordt gekeken naar de behoeften van deelnemers, zodat zij de kans krijgen om hun taak en functie op specifieke punten steeds beter uit kunnen oefenen.

Digitaliseren en centraliseren financiële processen, planning- en controlcyclus conform de FinBES en Plan van Aanpak financieel beheer: de digitalisering van de financieel administratie is per 1 april jl. afgerond. Overig wijzigingsbeheer vindt volgens een vaste procedure plaats. Het IT-beheer wordt ingericht en er wordt een audit door de Auditdienst Rijk, met betrekking tot de inrichting en het beheer van toegang tot het financiële systeem voorbereid.

De begroting 2020 van het openbaar lichaam is in december 2019 ingediend en goedgekeurd. De 1e uitvoeringsrapportage 2020 is op 28 april jl. door het Bestuurscollege vastgesteld. Hiermee is aansluiting verkregen op de reguliere Planning & Control cyclus zoals de FinBES voorschrijft. Tezamen met de investeringsbegroting 2020 en de afronding per 1 april van de digitalisering van de financiële administratie is dit een forse stap voorwaarts in dit traject.

Rekenkamer: op 14 april jl. is de Verordening Rekenkamer openbaar lichaam Sint Eustatius vastgesteld. Daarmee is de juridische basis gelegd en kan de Rekenkamer van start. De Rekenkamer Sint Eustatius wordt in eerste instantie opgezet en voor maximaal twee jaar bemenst door deskundigen van de Rekenkamer Rotterdam. Op 14 mei jl. zijn deze tijdelijke rekenkamerleden door de regeringscommissaris beëdigd. Vanwege de COVID-19 crisis starten zij op afstand met het opzetten van de Rekenkamer en een eerste onderzoeksprogramma. Parallel zullen op het eiland of in de regio rekenkamerleden geworven worden die door de deskundigen van de Rekenkamer Rotterdam worden opgeleid.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er gedurende het proces dat moet leiden tot herstel van taken en democratie wel voldoende gedacht is vanuit het perspectief en de bijzondere situatie van eilandbewoners. En op welke manier is dat perspectief meegenomen en is er rekening behouden met de bijzondere situatie van eilandbewoners, zo vragen die leden.

Net zoals de bestuurlijke ingreep in het belang van de inwoners van Sint Eustatius is gedaan, is dit traject ook met oog op datzelfde belang ingevuld. Te allen tijde moet voorkomen worden dat de ontstane situatie op het eiland van vóór de ingreep zich na terugkeer naar de reguliere bestuurlijke verhoudingen opnieuw voordoet. Het wetsvoorstel beoogt de kans op terugval daarom zo klein mogelijk de maken en bevat daartoe een heel aantal waarborgen.

Het wetsvoorstel regelt ook dat beslissingen van het bestuur in het algemene belang van het eiland en haar inwoners worden genomen. De regeringscommissaris heeft in dat kader de bevoegdheid om zijn goedkeuring te onthouden aan besluiten van de eilandsraad en de gedeputeerden, maar alleen volgens het wettelijk kader dat beoogt dat besluiten uitsluitend ten positieve en in het belang van het eiland worden gemaakt. Middels de Burgerparticipatieraad en de Centrale Dialoog kunnen burgers daarnaast hun stem laten horen. Op die manier worden het algemeen belang en de voortgang op het eiland bewaakt door zowel de regeringscommissaris als de bevolking zelf.

Als voorkomen moet worden dat de ontstane situatie op het eiland van vóór de ingreep zich na terugkeer naar de reguliere bestuurlijke verhoudingen opnieuw voordoet, is het dan niet belangrijk om eerst de gestelde twaalftal criteria afgerond te hebben of dat deze zich ten minste in de afrondende fase bevinden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Om een nieuw lokaal bestuur in staat te stellen zijn taken naar behoren uit te voeren, moet de bestuurlijke structuur, inclusief de ambtelijke organisatie en het financieel beheer, niet alleen op orde zijn, maar ook duurzaam zijn ingericht. Dan is het vervolgens aan de toekomstige bestuurders om de duurzame inrichting te onderhouden en het vertrouwen van de bevolking in de democratie en rechtsorde te behouden.

De twaalf criteria waaraan moet zijn voldaan om aan de voorwaarden voor goed bestuur te kunnen voldoen zijn als voorwaarden verbonden aan de verschillende fases in het wetsvoorstel. Bij overgang naar de volgende fase moet telkens zijn voldaan aan enkele criteria, zodat op het moment dat de gezaghebber aantreedt en de functie van de regeringscommissaris niet langer nodig is aan alle twaalf criteria is voldaan. Daarmee is de grove taakverwaarlozing op alle terreinen beëindigd. Op dat moment zijn de reguliere bestuurlijke verhoudingen hersteld en kan alleen de Rijksvertegenwoordiger nog gebruik maken van geïntensiveerde toezichtsbevoegdheden.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de eventuele toepassing van de artikelen 223 en 231 van de WolBES betekent voor het herstel van de lokale democratie. Met de eerstvolgende verkiezingen zal de dan gekozen eilandsraad nog niet alle bevoegdheden krijgen die normaal aan de gekozen volksvertegenwoordiging toekomen. In hoeverre heeft de regering onderzocht of politieke partijen of organisaties onder die voorwaarden aan die verkiezingen willen deelnemen, zo vragen die leden.

Op de dag van kandidaatstelling zal blijken of en in welke mate er animo bestaat om deel te nemen aan de eilandsraadverkiezingen. Een indicatie daarvoor kan ook worden verkregen na de uiterste datum van de registratie van aanduidingen waarmee politieke groeperingen boven de kandidatenlijst willen worden vermeld. Burgers en politici worden in aanloop naar de verkiezingen zo veel als mogelijk meegenomen in de informatievoorziening. Tijdens de eerste informatiesessie (20 en 21 februari jl.) over de verkiezingen werd er door zowel gevestigde als potentiële politieke spelers belangstelling getoond. Op een later moment dit jaar wordt aan potentiële politici tevens een opleidingsprogramma aangeboden. Het is uiteraard geheel aan de politici van Sint Eustatius zelf om wel of niet mee te doen aan de verkiezingen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er voldoende is geïnvesteerd in het betrekken van jongeren bij de politiek. Is er voldoende geïnvesteerd in het opleiden van (nieuwe) politici en zo ja, met welk resultaat, zo vragen die leden. De leden van de PvdA-fractie vragen voorts of zich nieuwe partijen hebben gemeld die graag mee zouden willen doen aan de verkiezingen en hebben zij voldoende tijd om zich voor te bereiden. In hoeverre is er sprake van een overgangstermijn wanneer er sprake is van de oprichting van een eilandsraad zonder dat deze de feitelijk bevoegdheden heeft om het eiland te besturen en is er de facto dan geen sprake van verlenging van de huidige situatie, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Het informatietraject dat belangstellenden over de verkiezingen informeert, is bedoeld voor een breed publiek en niet specifiek gericht op één doelgroep, zoals jongeren. Het heeft als doel om de bevolking breed te informeren over de mogelijkheden van de lokale politiek.

Op het moment van aantreden, krijgt de eilandsraad een aantal controlerende bevoegdheden, het amendements- en initiatiefrecht en de bevoegdheid om verordeningen vast te stellen. De eilandsraad controleert daarmee het bestuurlijk optreden van de regeringscommissaris en kan middels het vaststellen van verordeningen beslissingen nemen die impact hebben op het eiland. Omdat dit wel degelijk bevoegdheden van betekenis zijn, waarmee de eilandsraad in samenwerking met de regeringscommissaris een beleid kan voeren, is er geen sprake van het simpelweg verlengen van de huidige situatie. Aangezien stapsgewijs wordt toegewerkt naar de situatie waarin een lokaal bestuur in staat wordt geacht zelfstandig te kunnen functioneren, waarbij telkens meer bevoegdheden worden toegekend, is er zeker sprake van een overgangstermijn.

De leden van de PvdA-fractie vragen ook waarom na de installatie van de eilandsraad de maatschappelijke adviesraad zal worden opgeheven. Waarom is er gekozen voor een andersoortig maatschappelijk adviesorgaan, wat zijn de formele bevoegdheden hiervan, zullen de adviezen openbaar zijn, zal de samenstelling van een ander soortig maatschappelijke adviesorgaan een representatieve vertegenwoordiging van de bevolking zijn, hoe groot is het beoogde aandeel jongeren in een andersoortig maatschappelijk adviesorgaan, en het percentage vrouwen, en maken ook vertegenwoordigers van (kleine) bedrijven en ondernemingen hier deel van uit, zo vragen die leden.

De leden van de PvdA-fractie vragen of handhaving van de maatschappelijke adviesraad in de eerste periode niet een steviger fundament zou geven aan de geleidelijke afbouw en daarmee in positieve zin zou bijdragen aan het daarvoor noodzakelijke maatschappelijk draagvlak. Of is het de bedoeling dat een andersoortig maatschappelijk adviesorgaan deze rol gaat invullen en zo ja, hoe dan, zo vragen die leden.

De Maatschappelijke Raad van Advies is bij aanvang van de bestuurlijke ingreep in het leven geroepen om de regeringscommissaris van gevraagd en ongevraagd advies te voorzien en heeft een wettelijke grondslag in de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius. Op die manier wordt de regeringscommissaris, in een situatie zonder eilandsraad, geadviseerd over de in de lokale samenleving bestaande opvattingen ten aanzien van bestuurlijke aangelegenheden.

Na het herstel van de eilandsraad is de Maatschappelijke Raad van Advies niet langer nodig om de regeringscommissaris te kunnen adviseren en het draagvlak van zijn optreden te verzekeren. De regeringscommissaris kan draagvlak peilen bij de eilandsraad en de eilandsraad kan met het reguliere vragen- en interpellatierecht en moties een standpunt innemen over het gevoerde bestuur van de regeringscommissaris.

Om in gesprek te blijven met inwoners en het maatschappelijk middenveld, in aanvulling op de eilandsraad, stelt de regeringscommissaris een Burgerparticipatieraad in, die de huidige Maatschappelijke Raad van Advies zal vervangen op het moment dat de nieuwe eilandsraad is aangetreden. Gelet op het herstel van de eilandsraad heeft de Burgerparticipatieraad, in tegenstelling tot de Maatschappelijke Raad van Advies, geen wettelijke grondslag. Het is van belang dat het helder is voor het openbaar lichaam wat de bewoners van Sint Eustatius bezighoudt en de Burgerparticipatieraad is hier van toegevoegde waarde. De leden van de Burgerparticipatieraad zijn een afspiegeling van de diverse groepen en sociale lagen uit de Statiaanse maatschappij. Te denken valt aan deelnemers van verschillende leeftijden, bijvoorbeeld uit het bedrijfsleven, het onderwijs, de kerk en de gezondheidszorg.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in te gaan op de zorg die inwoners uitten dat de eilandsraad niet de volledige bevoegdheden krijgt zoals die er voor het bestuurlijk ingrijpen wel waren en dat dit niet tot voldoende animo zal leiden voor mensen om zich kandidaat te stellen. Kan de regering schetsen waarom zij voor de variant met beperkte bevoegdheden heeft gekozen, en aangeven wat hiervan de meerwaarde is uit het oogpunt van democratische controle op de besluiten die zullen worden genomen, zo vragen die leden.

Bij het aantreden van de eilandsraad en, op een later moment, de gedeputeerden zijn hun taken en bevoegdheden beperkt. Zo worden de taken en bevoegdheden in het kader van het financieel beheer en de organisatie van de griffie en het ambtelijk apparaat afzonderlijk, in de tweede fase van het wetsvoorstel, hersteld. Omdat het de verwachting is dat voor de duurzame verbetering van het financieel beheer en de ambtelijke organisatie meer tijd nodig is, stelt dit de regeringscommissaris allereerst in de gelegenheid om ook na het aantreden van de eilandsraad zijn werkzaamheden op deze terreinen te blijven uitvoeren. Ten tweede kan uitoefening van genoemde taken en bevoegdheden grote impact hebben op de ambtelijke en bestuurlijke organisatie. Gelet op de geleidelijke afbouw van de ingreep en de stapsgewijze opbouw van zelfstandigheid van het eilandsbestuur is het gerechtvaardigd om taken en bevoegdheden met zwaarwegende effecten op een later moment te herstellen. Middels de waarborgen in de wet die al eerder toegelicht zijn, is er de nodige grip op de bestuurlijke situatie mogelijk en zijn beslissingen van de eilandsraad en gedeputeerden onderworpen aan de goedkeuring van de regeringscommissaris. Dat neemt niet weg dat de kans op eventuele schade door verkeerde inzet van bevoegdheden zoveel mogelijk vooraf moet worden beperkt. Op die manier wordt tevens terugval naar de situatie van vóór de ingreep zoveel mogelijk uitgesloten.

Zoals eerder gemeld, zal op de dag van kandidaatstelling blijken of en in welke mate er animo bestaat om deel te nemen aan de eilandsraadverkiezingen. Een indicatie daarvoor kan ook worden verkregen na de uiterste datum van de registratie van aanduidingen waarmee politieke groeperingen boven de kandidatenlijst willen worden vermeld. Burgers en politici worden in aanloop naar de verkiezingen zo veel als mogelijk meegenomen in de informatievoorziening.

Het valt de leden van de SGP-fractie op dat in artikel 10 van de Wet taakverwaarlozing Sint Eustatius een bepaling is opgenomen om te voorkomen dat documenten vernietigd worden. In de toelichting op dit voorstel stelt de regering dat een vergelijkbare regeling nu niet nodig is. Deze leden vragen zich af waarom niet. Moet er – zolang nog niet de normale situatie is teruggekeerd – niet voor worden gezorgd dat de documenten bewaard en/of gearchiveerd blijven of zijn er andere regelingen die waarborgen dat er geen sprake zal zijn van vernietiging, zo vragen die leden. De leden van de SGP-fractie vragen hoe bijvoorbeeld wordt gewaarborgd dat documenten van het (nieuwe) eilandsbestuur bewaard blijven.

Artikel 10 van de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius is toentertijd opgenomen met oog op de uitzonderlijkheid van de bestuurlijke ingreep. Het doel van deze bepaling was te voorkomen dat bestuurders of ambtenaren van Sint Eustatius, na het openbaar worden van de Tijdelijke wet, zouden overgaan tot vernietiging van papieren stukken en digitale (archief)stukken. De initiële uitzonderlijkheid van die situatie is nu niet meer aan de orde. Het is daarom niet langer noodzakelijk om te regelen dat de, in dit geval, regeringscommissaris alle maatregelen neemt die noodzakelijk zijn ter voorkoming van de vernietiging van documenten die berusten bij het eilandsbestuur.

De leden van de SGP-fractie vragen zich af of er juist nu er nog sprake is van een instabiele situatie met mogelijk ook wantrouwen, geen behoefte is om te voorzien in een gestructureerde vorm van overleg met de maatschappelijke organisaties of de bevolking voor bijvoorbeeld de regeringscommissaris. Is de regering niet van mening dat juist nu er klachten zijn over het functioneren van deze maatschappelijke adviesraad in de beginperiode van de maatregelen tegen taakverwaarlozing, het goed zou kunnen zijn om dit orgaan nog gedurende kortere of langere tijd in stand te laten? Zo niet, is het dan niet noodzakelijk om de Burgerparticipatieraad uitdrukkelijk in de wet op te nemen, zo vragen die leden.

Om te blijven voorzien in een gestructureerde vorm van overleg tussen het bestuur en maatschappelijke organisaties en/of de bevolking wordt de Burgerparticipatieraad in het leven geroepen. Deze vervangt de huidige Maatschappelijke Raad van Advies wanneer deze vervalt bij inwerkingtreding van de wet. Omdat er op dat moment wederom sprake is van een eilandsraad is het niet wenselijk om de Burgerparticipatieraad tevens te voorzien van een wettelijke grondslag.

Naast de Burgerparticipatieraad is de «Central Dialogue Statia» (Centrale Dialoog) opgericht. De Centrale Dialoog biedt een vorm van gestructureerd overleg met lokale overheid, Kamer van Koophandel en vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers en zal zich met name richten op sociaaleconomische thema’s die op het eiland spelen. Bovendien kan de Centraal Dialoog advies uitbrengen aan het Rijk, bijvoorbeeld wanneer ontwerpwetsvoorstellen voor consultatie worden voorgelegd.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering geen gehoor heeft gegeven aan het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State om een regeling te treffen voor taakverwaarlozing. Zij vragen zich af wat dan nu de precieze mogelijkheden zijn indien een van de bestuursorganen niet naar behoren zou gaan functioneren. Is het dan nog wel mogelijk om snel en adequaat maatregelen te treffen? Is de regeling ten aanzien van goedkeuring wel een voldoende waarborg nu bijvoorbeeld een eilandsverordening als zodanig niet verkeerd hoeft te zijn, maar de wijze waarop het bestuur de regeling tot stand heeft gebracht onjuist is, zo vragen die leden.

Zoals ook al eerder op vragen van de leden van de D66-fractie is gemeld, bevat het wetsvoorstel een heel aantal waarborgen dat ervoor zorgt dat de inzet van teruggegeven bevoegdheden geen negatieve gevolgen heeft voor het eiland en de inwoners van Sint Eustatius en niet ten nadele komt van tot dan toe doorgevoerde verbeteringen. Met zijn bevoegdheid tot het wel of niet goedkeuren van besluiten van bestuursorganen betrekt de regeringscommissaris alle relevante aspecten.

Indien toch sprake is van een eilandsverordening die in werking treedt, maar in strijd met het recht of het algemeen belang blijkt, dan kan de regeringscommissaris als ultimum remedium deze aandragen voor vernietiging met toepassing van artikel 223 van de WolBES. Als de eilandsraad taken die voorvloeien uit medebewindswetgeving niet of niet naar behoren uitoefent, kan de regeringscommissaris – in zijn taakuitoefening van het bestuurscollege – tevens in de plaats treden met toepassing van artikel 230 van de WolBES.

De regering geeft aan dat de eilandsraad zelf een regeling kan treffen ten aanzien van moties. De leden van de SGP-fractie vragen zich af in hoeverre dergelijke moties ook uitspraken zouden kunnen bevatten over het financiële beleid of de werking van de griffie, voor zover het betreft het adviseren van de regeringscommissaris op deze terreinen.

In de fase waarbij alleen nog de taken en bevoegdheden van de eilandsraad zijn hersteld, voert de regeringscommissaris nog steeds de taken van het bestuurscollege en de gezaghebber uit. De regeringscommissaris is gehouden na het aantreden van de eilandsraad de vragen van de leden van de eilandsraad te beantwoorden en inlichtingen te verstrekken over zijn beleid, met inachtneming van de kaders van de WolBES. De eilandsraad kan zo de regeringscommissaris kenbaar maken wat wenselijke beleidsvoornemens zijn en wat het draagvlak is voor het gevoerde bestuur.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de bevoegdheden ten aanzien van de griffie alleen in zijn geheel kunnen vervallen. Zij vragen zich af of het niet gewenst is nog een mogelijkheid open te laten dat de taken in eerste instantie alleen gedeeltelijk overgedragen worden.

In de tweede fase van het wetsvoorstel, indien aan de gestelde voorwaarden is voldaan en de werkzaamheden van de regeringscommissaris op dit terrein zijn afgerond, worden de taken en bevoegdheden van de eilandsraad en het bestuurscollege, die zien op het stellen van regels over de griffie en de verdere ambtelijke organisatie en beslissingen over benoeming, schorsing en ontslag van ambtenaren, hersteld. Op dat moment mag worden verondersteld dat de lokale ambtsdragers in staat zijn gesteld om genoemde taken en bevoegdheden uit te oefenen. Een gedeeltelijke overdracht geniet om die reden niet de voorkeur.

De leden van de SGP-fractie vragen zich af of er bij de regeling rond de overdracht van financiële bevoegdheden geen afzonderlijke regeling nodig is voor de afronding van bijvoorbeeld lopende rapportages of een boekjaar door de regeringscommissaris. Betekent de voorgestelde regeling anders niet dat de eilandsraad en het bestuurscollege meteen ook verantwoordelijk zijn voor beslissingen waar zij zelf geen zeggenschap in hadden, zo vragen die leden.

De geleidelijke afbouw van de ingreep brengt als vanzelf met zich mee dat een lokaal bestuur op het moment van overdracht de taken en bevoegdheden van de regeringscommissaris overneemt. Dit betekent automatisch dat het eilandsbestuur de zeggenschap verkrijgt over zaken waar het vanaf de aanvang van de ingreep niet bij betrokken is geweest. Dit gegeven is inherent aan een bestuurlijke ingreep en de beëindiging ervan. De overdracht van taken en bevoegdheden, ook op het terrein van het financieel beheer, behoeft daarom geen afzonderlijke regelingen.

Het herstel van de positie van de gezaghebber is in het voorliggende wetsvoorstel het eindpunt van het herstel van de verhoudingen. In dat geval komen ook de wettelijke bepalingen voor andere domeinen te vervallen. De leden van de SGP-fractie vragen zich af of het ook denkbaar is dat de gezaghebber wél terugkeert, maar er nog onvoldoende ontwikkelingen zijn op het terrein van het financieel beheer. Moet er voor een dergelijke bepaling geen voorziening worden getroffen, zo vragen die leden.

Volgens de fasering in het wetsvoorstel treedt de gezaghebber niet aan voordat de grove taakverwaarlozing op alle terreinen is beëindigd en er sprake is van volledig herstel. De implementatie van alle ondersteunende maatregelen op het gebied van het financieel beheer, de bestuurlijke structuur en het ambtelijk apparaat is dan voltooid. Tevens moet voorafgaand aan de benoeming van de gezaghebber zijn gebleken dat het bestuurscollege naar behoren en langs de lijnen van de WolBES en FinBES functioneert en dat ook de verwachting is dat een gezaghebber zijn taken en bevoegdheden naar behoren kan vervullen. Tot aan dit moment is overgang naar deze fase niet verantwoord. Dit betekent dat het financieel beheer op dat moment in elk geval op voldoende niveau is gebracht en het geen afbreukrisico vormt voor een lokaal eilandsbestuur. Het eilandsbestuur wordt ermee in staat gesteld zelf zijn taken uit te kunnen voeren.

In paragraaf 3.2.6 wordt gesproken over de eerste reguliere verkiezingen in 2023. De leden van de SGP-fractie vragen wat de betekenis is van de anderhalf jaar na de eerste reguliere verkiezingen als die pas in 2027 plaats zouden vinden. Moet in dat geval de regeringscommissaris ook aanblijven tot ná die periode, zo vragen die leden.

Als de eilandsraadsleden binnen een periode van twee jaar voorafgaand aan de volgende reguliere eilandsraadsverkiezingen, in maart 2023, worden gekozen, worden de verkiezingen in maart 2023 op Sint Eustatius overgeslagen (zie het voorgestelde artikel 4, tweede lid). De eerstvolgende reguliere eilandsraadsverkiezingen vinden dan plaats in 2027.

De in paragraaf 3.2.6 genoemde anderhalf jaar ziet op de periode vanaf de eerstvolgende reguliere eilandsraadsverkiezingen in maart 2023 tot aan het verval van de nieuwe wet. De geïntensiveerde bevoegdheden van de Rijksvertegenwoordiger vervallen daarmee ook. Die anderhalf jaar houdt geen verband met de verkiezingen in 2027. De regeringscommissaris blijft aan zo lang als nodig, maar tot het moment dat er een gezaghebber aantreedt. Behalve het moment van verval van de wet alsmede de mogelijkheid tot verlenging van een jaar is er aan het aftreden van de regeringscommissaris geen tijdstip verbonden.

4. Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving

De antwoorden op de vragen van de leden van de D66-fractie zijn opgenomen in paragraaf 1 onder «Inleiding».

5. Gevolgen

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af hoelang het regime van de bestuurlijke ingreep nog zal gelden.

Aan de geleidelijke afbouw van de bestuurlijke ingreep is geen tijdspad verbonden. De fases volgen elkaar op wanneer aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Om geen (extra) tijdsdruk te leggen op nog te behalen resultaten worden de stappen richting het einde van de ingreep gezet op basis van de geboekte voortgang. De afbouw richt zich daarmee op het behalen van kwaliteit van de voorwaarden van goed bestuur en niet op snelheid.

Hoewel de fasering geen deadlines kent, bepaalt het voorgestelde artikel 21 dat de wet op 1 september 2024 vervalt en zo nodig met maximaal een jaar wordt verlengd.

De leden van de SP-fractie vragen naar de stand van zaken van de uitvoering van de motie Van Raak/Bosman (Kamerstuk 2018/19, 35 000 IV, nr. 19) over de viering van de First Salute op 16 november 2026.

Een half jaar geleden heeft hierover een gesprek plaatsgevonden tussen de deputy chief of mission van de ambassade van de VS en ambtenaren van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit gesprek was een eerste verkenning van de mogelijkheden. De uitkomsten zijn teruggekoppeld aan Washington om te bezien welke ideeën haalbaar zijn en voor welke ideeën draagvlak bestaat aan beide kanten van de oceaan. Het idee van een gezamenlijk viering is enthousiast ontvangen. Een vervolggesprek moet nog plaatsvinden. Het is derhalve niet opportuun om vooruit te lopen op een dergelijk vervolggesprek, maar de gedachtewisseling hierover wordt zeker voortgezet.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat in het wetsvoorstel de ontwikkelingen als gevolg van de COVID-19 crisis niet zijn meegenomen, noch de eventuele (vertragende) gevolgen van de te nemen en genomen maatregelen. In hoeverre dient dit meegenomen te worden? Wat zijn de gevolgen hiervan voor dit wetsvoorstel? Hoe groot is het risico dat de bevolking nu vooral bezig is met het doorstaan van deze crisis en de bijbehorende maatregelen, het (dreigend) verlies aan inkomen en/of banen in plaats van verkiezingen, zo vragen die leden.

De gevolgen van de COVID-19-crisis betekenen een extra belasting voor Sint Eustatius. De afgelopen maanden hebben, net als in Nederland en andere Koninkrijksdelen, veelal in het teken gestaan van het aanpassen van de zorgvoorzieningen en de samenleving om de risico’s van het COVID-19 virus te minimaliseren. Het openbaar lichaam heeft begin maart een Taskforce gevormd en op 13 maart jl. opgeschaald naar crisisniveau 3, gebruikmakend van het crisisbeleidsplan voor orkanen. In samenwerking met de BES-eilanden en de landen in het Koninkrijk is de regeringscommissaris aan de slag gegaan met het invoeren van beperkende maatregelen van het economisch en maatschappelijk leven, zoals het uitvaardigen van noodverordeningen en de handhaving daarvan. Het bestuur heeft bovendien een aantal bijstandsverzoeken ingediend naar aanleiding waarvan zij ook de benodigde hulp van het kabinet krijgt, zoals de tijdelijke inzet van een crisiscoördinator en de mobilisatie van een hospitainer unit met zes isolatieplaatsen. In de volgende voortgangsrapportage, die vóór 1 juni aanstaande aan uw Kamer wordt verzonden, wordt uitgebreid op de genomen maatregelen ingegaan.

Zoals eerder gesteld, hebben de maatregelen omtrent het virus de nodige effecten op het informatie- en opleidingstraject. Het heeft het openbaar lichaam daarnaast veel tijd en energie gekost om de crisis het hoofd te bieden, tijd en energie die daarom niet in de lopende trajecten is gaan zitten hetgeen mogelijk gevolgen heeft voor de voortgang. Op dit moment is er nog geen reden om aan te nemen dat de verkiezingen niet dit najaar kunnen plaatsvinden of dat er niet voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden voor het houden van verkiezingen.

Het Ministerie van BZK volgt nadrukkelijk de mogelijke effecten van de COVID-19-crisis op de organisatie van de verkiezingen. Het meest wenselijk is dat de verkiezingen zonder beperkingen kunnen plaatsvinden. Voor het scenario dat er beperkingen gelden, zoals de maatregel dat tussen personen 1,5 meter afstand moet worden gehouden, zal met het openbaar lichaam worden geïnventariseerd wat dit betekent voor het verkiezingsproces. Deze inventarisatie vindt de komende weken plaats.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering te reflecteren op het toekomstperspectief voor het eiland Sint Eustatius over pakweg vijf jaar. Hoe ziet de regering de bestuurlijke, financiële, sociale en fysieke situatie van het eiland dan voor zich en wat is er voor nodig om dat te bereiken, zo vragen die leden.

Het uitgangspunt voor de bestuurlijke ingreep is nog steeds dat deze zo kort als mogelijk, maar zo lang als nodig voortduurt. In de nieuwe fase die deze wet inluidt, wordt gericht op een gestage afbouw van de bestuurlijke ingreep en het voldoen aan de voorwaarden voor goed bestuur. Een nieuw bestuur wordt dan in staat gesteld zonder al aanwezige afbreukrisico’s te functioneren en beslissingen te nemen in het belang van het eiland en haar inwoners, binnen de wettelijke kaders die gelden voor de Caribisch Nederland. Hoewel de precieze duur hiervan niet te voorspellen valt, is dat hetgeen waar de komende tijd naartoe wordt gewerkt.

Zoals eerder gemeld, heeft het kabinet met de kabinetsreactie op de voorlichting van de Raad van State en het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties7 onder andere de voorgenomen maatregelen uiteengezet rond de vormgeving van de Haagse coördinatie en de verbetering van de samenwerking tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland en de kwaliteit van het lokale bestuur. Onder coördinatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) worden deze maatregelen uitgewerkt. Dit vergt een zorgvuldig opgezet traject, dat tevens ingaat op mogelijke aanpassingen van de WolBES.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen daarnaast te schetsen welke effecten van de coronacrisis nu zichtbaar zijn op het eiland, welke scenario’s zijn voorbereid en of er sprake is van voldoende bestuurskracht om deze effecten aan te pakken. Daarbij vragen deze leden of het praktisch mogelijk is de verkiezingen voor de eilandsraad voor te bereiden en doorgang te laten vinden onder de huidige omstandigheden. De leden vragen in dit kader ook hoe het is gesteld met de bestuurskracht op het eiland Sint Eustatius.

COVID-19 treft Sint Eustatius momenteel hard. De stevige maatregelen die het eilandsbestuur neemt om de crisis het hoofd te bieden, worden door de bevolking van Sint Eustatius goed ontvangen en de regeringscommissaris houdt het Ministerie van BZK en de bevolking hiervan ook voortdurend op de hoogte. Zoals eerder aangegeven gaat de volgende voortgangsrapportage verder in op alle genomen maatregelen.

6. Advies en consultatie

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting (blz. 23) dat de overgang van fases van herstel van de bestuurlijke en democratische situatie op Sint Eustatius plaatsvindt zodra de positieve vervulling van op voorhand geformuleerde criteria daar aanleiding toe geeft. Fases volgen elkaar op, op basis van criteria, niet op basis van een tijdpad. Daar staat tegenover dat het wetsvoorstel wel het eindmoment van alle fases vastlegt, namelijk 1 september 2024, maximaal te verlengen tot 1 september 2025. Op welke wijze gaat de regering bevorderen en garanderen dat vóór die einddatum de noodzakelijke fases afgerond worden, is er sprake van een planning, is die al opgesteld en welke rol zal de eilandsraad hebben bij het inrichten van de planning en het accorderen van het behalen van een fase, zo vragen die leden.

Als niet aan alle voorwaarden voor goed bestuur is voldaan, kan niet verondersteld worden dat een lokaal bestuur zelfstandig en naar behoren kan functioneren. De inspanningen zijn erop gericht om zo snel als redelijkerwijs mogelijk aan deze voorwaarden te voldoen en de ingreep te beëindigen. Daarbij is het van belang dat genoemde voorwaarden duurzaam worden ingericht en dat geboekte resultaten worden geborgd.

De criteria die in de tweede voortgangsrapportage van 14 november 20188 zijn geformuleerd, zijn als voorwaarden toebedeeld aan de fases in het wetsvoorstel. Die verdeling is gemaakt op basis van de grootte en mogelijke duur van de onderliggende projecten. De belangen van de bevolking van Sint Eustatius en het boeken van de nodige resultaten staan hierbij blijvend centraal. De regeringscommissaris spant zich daarnaast in om een goede samenwerking met de nieuwe eilandsraad tot stand te brengen. Bij de beslissing tot het behalen van een fase is de input van het eilandsbestuur van waarde. Gelet op de bestuurlijke verhoudingen, ook op basis van de wet, ligt de beslissing van overgang naar een volgende fase bij het kabinet.

Zoals eerder gemeld is aan de geleidelijke afbouw van de bestuurlijke ingreep geen tijdspad verbonden. De fases volgen elkaar op wanneer aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Om geen (extra) tijdsdruk te leggen op nog te behalen resultaten worden de stappen richting het einde van de ingreep gezet op basis van de geboekte voortgang. De afbouw richt zich daarmee primair op het behalen van kwaliteit van de voorwaarden van goed bestuur en niet op snelheid.

Hoewel de fasering geen deadlines kent, bepaalt het voorgestelde artikel 21 dat de wet op 1 september 2024 vervalt en zo nodig met maximaal een jaar wordt verlengd.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de voortgang op de twaalf verbetercriteria niet door alle inwoners van Sint Eustatius positief beoordeeld wordt. Hoe analyseert de regering de oorzaken van het gebrek aan voortgang op Sint Eustatius, wat is de rol van Nederland daarin, zou een grotere betrokkenheid van de inwoners van Sint Eustatius, in het bijzonder van de eilandsraad, juist niet kunnen bijdragen aan verantwoordelijkheid en versnelling en welke rol zal de eilandsraad hebben bij het beoordelen of voldoende voortgang is bereikt, teneinde te kunnen doorgaan naar een volgende fase zoals omschreven in het wetsvoorstel, zo vragen die leden.

De voortgangsrapportages die halfjaarlijks aan uw Kamer worden verzonden, gaan in op de ontwikkelingen op het eiland en de bijkomende moeilijkheden. Die rapportages gaven al aan dat de achterstanden op het eiland groter waren dan aanvankelijk gedacht. Deze achterstanden worden, ook nu, ingehaald, maar dit vergt veel inspanningen van betrokkenen.

Vanuit haar rol zal de eilandsraad betrokken zijn bij het bestuur van het eiland, hetgeen naar verwachting – ook binnen een context met aanvankelijk beperkte bevoegdheden – een passend gevoel van verantwoordelijkheid en eigenaarschap met zich meebrengt.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Maatschappelijke Raad van Advies op- en aanmerkingen heeft gemaakt bij het wetsvoorstel. Zo had men vragen over het voorziene tijdpad aangezien de fases elkaar opvolgen op basis van criteria en niet een uiterste datum bevatten. Overgang van fases zou gepaard moeten gaan met duidelijke mijlpalen in de tijd. Ook lezen deze leden dat de Maatschappelijke Raad van Advies aangeeft dat het op voorhand duidelijk dient te zijn hoe en door wie de criteria – op objectieve wijze – worden beoordeeld. De meerderheid van de leden van de Raad heeft aangegeven de voorgenomen verkiezingen in het najaar van 2020 aan de ambitieuze kant te vinden. De start van de opleiding voor potentiële politici op korte termijn wordt daarom als noodzakelijk gezien. Ook is aangegeven dat groepen binnen de gemeenschap zich van hun stemrecht beroofd voelen. Wat is de reactie van de regering op deze op- en aanmerkingen, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Deze leden van de Groenlinks-fractie hebben begrip voor de wens van de Maatschappelijke Raad van Advies om zo concreet mogelijke mijlpalen in de tijd en criteria daarvoor te formuleren. Zij vragen de regering daar waar mogelijk in te voorzien.

Allereerst vormen de verkiezingen dit najaar een mijlpaal in de tijd. Op basis van resultaat wordt de volgende stap richting beëindiging van de ingreep gezet. Wat betreft de objectieve beoordeling van het feit of wel of niet aan een criterium is voldaan, geldt dat de regeringscommissaris verantwoordelijk is voor de voortgang van de desbetreffende projecten. Uiteindelijk is het echter aan het kabinet om te beslissen of er voldoende resultaat is bereikt.

Voor wat betreft de planning van de verkiezingen in het najaar van dit jaar is er momenteel geen reden om aan te nemen dat dit streven niet reëel is. In aanloop naar de verkiezingen zal potentiële politici, in aanvulling op het informatietraject voor alle belangstellenden, een opleidingsprogramma worden aangeboden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat precies onder «voldoende institutionele stabiliteit» moet worden verstaan en waarvan het precies afhangt of in het najaar van 2020 kan worden besloten tot het organiseren van eilandsraadsverkiezingen. Wordt dat bepaald aan de hand van de in de memorie van toelichting opgenomen schematische weergave van de fasering (paragraaf 3.2.8) of gelden hiervoor nog andere voorwaarden, zo vragen die leden.

De institutionele stabiliteit die nodig is op Sint Eustatius om de bestuurlijke ingreep overbodig te maken, ontwikkelt zich geleidelijk. In voormelde brief van 24 september 2019 aan uw Kamer is het vertrouwen uitgesproken dat in het najaar van 2020 sprake zal zijn van voldoende institutionele stabiliteit om verkiezingen voor de eilandsraad te organiseren. De criteria die als voorwaarden aan de verschillende fases zijn verbonden, zijn ondersteunend aan die ontwikkeling. Indien aan de voorwaarden voor het houden van verkiezingen in 2020 is voldaan, is er de overtuiging dat er verkiezingen kunnen plaatsvinden. De schematische weergave van de voorwaarden en fasering in paragraaf 3.2.8 van de memorie van toelichting kan hierbij als leidraad dienen.

De leden van de PvdA-fractie zijn ervan overtuigd dat om een daadwerkelijk duurzame oplossing te bereiken, de bevolking betrokken zal moeten zijn bij de voorgestelde wijzigingen. In hoeverre is dat bij het voorliggende wetsvoorstel gedaan en op welke manier is de bevolking betrokken, is dat alleen via de maatschappelijke adviesraad, en is de samenstelling van de maatschappelijke adviesraad een representatieve vertegenwoordiging van de bevolking, en hoe functioneerde de maatschappelijke adviesraad, zo vragen die leden.

Gelet op de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius kan de samenstelling van de Maatschappelijke Raad van Advies representatief worden genoemd voor het eiland. De Raad functioneert volgens de letter van die wet. Voor nadere informatie met betrekking tot het functioneren van de Maatschappelijke Raad van Advies in de afgelopen periode wordt verwezen naar de periodieke voortgangsrapportages die aan uw Kamer zijn verzonden.9

Zoals eerder gemeld, stelt de regeringscommissaris een Burgerparticipatieraad in om in gesprek te blijven met inwoners en het maatschappelijk middenveld en hen direct bij het beleid te betrekken. Deze vervangt de huidige Maatschappelijke Raad van Advies wanneer deze vervalt bij inwerkingtreding van de wet. De samenstelling van de Burgerparticipatieraad is eveneens een afspiegeling van de diverse groepen en sociale lagen uit de Statiaanse maatschappij.

II. Artikelsgewijs deel

Artikelen 3 en 4

De leden van de CDA-fractie vragen de regering uit te leggen hoe zij gekomen is tot het noemen van de datum van 21 oktober 2020 als mogelijke verkiezingsdag. Hoe verhoudt deze datum zich tot het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van het voorliggende wetsvoorstel, wanneer vinden de eerstvolgende verkiezingen voor de eilandsraad op Bonaire en Saba plaats en is gelet op de huidige beperkingen in het maatschappelijke leven ten gevolge van de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus de datum van 21 oktober 2020 nog een haalbare optie, zo vragen die leden.

Het streven is erop gericht om de eilandsraadsverkiezingen dit najaar te organiseren. De datum van 21 oktober 2020 is in de Kamerbrief van 24 september 2019 genoemd als streefdatum en is gekozen op basis van haalbaarheid van de gestelde voorwaarden.

Hoewel de COVID-19-crisis een extra belasting betekent voor Sint Eustatius is er voor nu geen reden om aan te nemen dat de verkiezingen niet dit najaar kunnen plaatsvinden of dat er niet voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden voor het houden van verkiezingen. Ter zake wordt verwezen naar de eerstvolgende voortgangsrapportage, die vóór 1 juni aanstaande naar uw Kamer wordt gezonden.

De leden van de SGP-fractie vragen ten aanzien van artikel 3 of het logisch is om het onderzoek van de geloofsbrieven te laten plaatsvinden door de voor de eilandsraad gekozen leden. Zou het niet voor de hand liggen een dergelijke bevoegdheid te beleggen bij de regeringscommissaris of bij een ander orgaan om te voorkomen dat de te benoemen leden over hun eigen geloofsbrieven adviseren, zo vragen die leden.

Het geloofsbrievenonderzoek omvat méér dan een oordeel over de toelaatbaarheid van de benoemden, voor zover zij hun benoeming hebben aangenomen, tot lid van het vertegenwoordigend orgaan. Op grond van artikel V 4, eerste en derde lid, van de Kieswet omvat het tevens een oordeel over het verloop van de verkiezing en een beslechting van eventuele geschillen die daaromtrent zijn gerezen. In Nederland is het finale oordeel daarover altijd door gekozen volksvertegenwoordigers geveld.

Doorgaans wordt het geloofsbrievenonderzoek uitgeoefend door de zittende leden van het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing is gehouden. In dit bijzondere geval is dit niet mogelijk, omdat er op dit moment geen eilandsraad is. Daarom is, in aansluiting op de huidige Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius, ervoor gekozen om het geloofsbrievenonderzoek te beleggen bij de benoemde leden van de eilandsraad. De gekozen oplossing leidt er inderdaad toe dat de benoemden mede over hun eigen toelaatbaarheid beslissen. In een situatie waarbij een zittend lid van een vertegenwoordigend orgaan zich voor een nieuwe periode verkiesbaar heeft gesteld, doet zich evenwel feitelijk eenzelfde situatie voor.

Artikel 5

Ten aanzien van artikel 5 vragen de leden van de SGP-fractie of deze regeling ook onverkort geldt ten aanzien van de benoeming van een nieuwe eilandgriffier.

Ja, bedoelde regeling geldt ook onverkort ten aanzien van de benoeming van een nieuwe eilandsgriffier.

Artikel 15

In het in artikel 15 genoemde nieuwe artikel 10a wordt gesproken over goedkeuring van besluiten met financiële gevolgen. De leden van de SGP-fractie vragen of dit wel voldoende duidelijk is. Hebben (vrijwel) alle besluiten niet bepaalde financiële gevolgen, zo vragen die leden.

Met de term «besluiten met financiële gevolgen» is aangesloten bij en verwezen naar hoofdstuk III, afdeling 1, van de FinBES, alwaar de term ook in het opschrift van die afdeling is genoemd.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops