Nr. 7 VERSLAG

Vastgesteld 18 maart 2022

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zullen beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

   

Inleiding

1

Algemeen

2

Hoofdlijnen van het voorstel

6

Uitvoerings- en handhavingsaspecten en gevolgen van het voorstel

9

Financiële gevolgen

12

Constitutionele paragraaf

14

Consultatie

14

Artikelsgewijs deel

15

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefvoorstel van de leden Klaver en Ouwehand tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten. Deze leden hebben daar enkele vragen over.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel voor de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten. Deze leden onderschrijven de noodzaak om de problematiek met vuurwerk rondom de jaarwisseling te bestrijden. Het grote aantal slachtoffers van vuurwerkletsel, het geweld tegen hulpverleners en de schade aan het milieu en de leefomgeving zijn onacceptabel. De vraag is of dit verbod daarvoor de beste oplossing is. Daarover hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen de initiatiefnemers nog enkele kritische vragen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Klaver en Ouwehand voor een vuurwerkverbod voor consumenten. Zij danken de initiatiefnemers voor hun inzet voor een veiligere en schonere jaarwisseling. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben het initiatiefwetsvoorstel in verband met de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten van de leden Klaver en Ouwehand gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Klaver en Ouwehand voor een consumentenverbod op vuurwerk. Er is een stijgende lijn in het aantal incidenten, zoals geweld tegen hulpverleners, en gewonden en zelfs doden als gevolg van vuurwerk. Daarnaast kleven er andere nadelen aan vuurwerk, zoals milieuschade, slechte luchtkwaliteit en stress bij dieren en kwetsbare mensen. Al deze ongewenste gevolgen van consumentenvuurwerk rechtvaardigen volgens deze leden een verbod. Zij hebben nog enkele vragen aan de initiatiefnemers. Zij zien uit naar de beantwoording van de vragen en wensen de initiatiefnemers veel succes bij de verdere behandeling van hun wetsvoorstel.

De leden van de Groep Van Haga hebben met teleurstelling kennisgenomen van het onderhavige initiatiefwetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel. Deze leden delen van harte de wens om de overlast, vervuiling en gezondheidsschade door het afsteken van vuurwerk verder te beperken. Zij hebben nog wel enkele vragen.

Het lid van de BBB-fractie heeft met stijgende verbazing kennisgenomen van het onzalige en volstrekt ongefundeerde initiatiefwetsvoorstel van de leden Klaver en Ouwehand voor een vuurwerkverbod voor consumenten. Kortom, volgens dit lid is voorliggend wetsvoorstel onzalig, ongewenst en onuitvoerbaar. Laten we onze tijd besteden aan het bestrijden van echte problemen.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie merken op dat de initiatiefnemers aangeven dat de wijze waarop de jaarwisseling wordt beleefd een zware belasting is voor de openbare orde en de rechtsorde, de veiligheid, de volksgezondheid en het milieu. Deze leden lezen dat wordt verwezen naar het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) uit december 2017. Op basis van dat rapport is reeds besloten een verbod in te stellen voor vuurpijlen, singleshots en knalvuurwerk, met ingang van de jaarwisseling 2020/2021. Dat verbod is nog niet in de praktijk toegepast door de bijzondere omstandigheden van de coronapandemie. Deze leden vragen de initiatiefnemers of zij kunnen aangeven op basis waarvan zij stellen dat met een algeheel verbod aantoonbare effecten te verwachten zijn die niet al toe te schrijven zijn aan het reeds ingestelde gedeeltelijke verbod op vuurpijlen, singleshots en knalvuurwerk.

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij veel van de incidenten rond oud en nieuw vuurwerk een prominente rol speelt. Deze leden herkennen de zorgen in het kader van de openbare orde rondom de jaarwisseling en de veiligheid van hulpdiensten, zoals politie, brandweer en ambulancepersoneel. Zij vragen de initiatiefnemers daarom naar het verwachte effect van dit initiatiefwetsvoorstel op de door de initiatiefnemers beschreven zware omstandigheden waaronder hulpverleners hun werk moeten doen. Kunnen de initiatiefnemers aangeven bij welke incidenten daadwerkelijk sprake was van gebruik van of geweld met vuurwerk dat nu bij het voorliggende wetsvoorstel verboden wordt? Kunnen de initiatiefnemers reflecteren op de afgelopen twee jaarwisselingen, waarin een vuurwerkverbod gold en waar ongeregeldheden plaatsvonden?

De leden van de VVD-fractie merken op dat tijdens de jaarwisselingen 2020–2021 en 2021–2022 specifieke vuurwerkverboden zijn ingesteld in verband met de coronapandemie. Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat, om een goed beeld te krijgen van de effecten van het verbod op knalvuurwerk, singleshots en vuurpijlen, het verstandig zou zijn om een aantal jaarwisselingen zonder «corona-effect» te bezien en daarna het beleid te evalueren alvorens het eventueel aan te passen? Deze leden zijn benieuwd naar de argumentatie van de initiatiefnemers.

De leden van de VVD-fractie lezen in het voorstel dat er lokaal maatregelen genomen kunnen worden. Zo kunnen gemeenten krachtens het Vuurwerkbesluit via hun algemene plaatselijke verordening (APV) delen van of hun gehele grondgebied vuurwerkvrij verklaren. Deze leden lezen in een reactie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat burgemeesters, verantwoordelijk voor orde, veiligheid en handhaving, nooit voorstander zijn geweest van een lokaal vuurwerkverbod. Hoe verklaren de initiatiefnemers dan de stijging van het aantal vuurwerkvrije zones binnen een gemeente en in gemeenten als geheel?

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat gemeenten in de brief oproepen tot het met klem tegengaan van illegale vuurwerkimport uit het buitenland. Kunnen de initiatiefnemers reflecteren op de aanwezigheid van illegaal vuurwerk tijdens de afgelopen vijf jaarwisselingen? Hoeveel illegaal vuurwerk heeft de politie onderschept in de afgelopen vijf jaarwisselingen? De leden van de VVD-fractie hebben van politievertegenwoordigers begrepen dat ook daar grote zorgen zijn over de toename van de handel en import van illegaal zwaar vuurwerk, wanneer het initiatiefvoorstel tot een totaal vuurwerkverbod wordt aangenomen. Op welke manier hebben de initiatiefnemers daar rekening mee gehouden?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorhanden hebben en afsteken van vuurwerk voorbehouden moet zijn aan professionals. Realiseren de initiatiefnemers zich dat voor het organiseren van lokale vuurwerkshows volstrekt onvoldoende professionals zijn en dat het nogal wat vraagt om professioneel afsteker te mogen zijn in de zin van certificering en ervaring? Hebben de initiatiefnemers enig idee hoeveel vuurwerkshows er periodiek gehouden moeten worden om bij de jaarwisseling in alle gemeenten minimaal één professionele vuurwerkshow te kunnen organiseren?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorhanden hebben en afsteken van vuurwerk voorbehouden moet zijn aan professionals. Wat is het argument hiervoor? Zijn de initiatiefnemers van plan om de gemeenten op te dragen om een professionele vuurwerkshow te organiseren? Hoe kijken initiatiefnemers aan tegen het feit dat een professionele vuurwerkshow in combinatie met een vuurwerkverbod zal leiden tot veel verplaatsingen van bewoners binnen een gemeente? Wat is nodig in het kader van crowdcontrol? Hoe worden deze risico’s beheerst?

De leden van de D66-fractie merken op dat het wetsvoorstel is geschreven na de jaarwisseling van 2019–2020, en recent is aangepast met ook een verwijzing naar de jaarwisselingen 2020–2021 en 2021–2022. Deze leden achten het van belang extra aandacht aan deze jaarwisselingen te besteden, omdat bij beide tijdelijk een geheelverbod op consumentenvuurwerk van toepassing was.

De leden van de D66-fractie merken op dat een van de risico’s van een geheelverbod is dat consumenten meer (zwaar) illegaal vuurwerk kopen en afsteken. De indieners stellen dat de «ervaringen van de jaarwisseling van 2020–2021 hebben laten zien dat het gevaar van een waterbedeffect, waarbij er een verschuiving plaatsvindt naar illegaal en zwaar vuurwerk, niet is opgetreden.». Zij erkennen weliswaar dat zwaar illegaal vuurwerk met dit wetsvoorstel niet verdwenen zal zijn, maar gaan niet in op het feit dat het gebruik daarvan ook zou kunnen toenemen, zoals afgelopen jaarwisseling het geval leek. Zeker omdat de indieners – terecht – vuurwerkletsel aanhalen als onderbouwing voor een geheelverbod, dient het gevaar van meer en vooral zwaarder letsel door een toename van zwaar illegaal vuurwerk in beschouwing te worden genomen. Hebben de indieners ook gekeken naar zwaar letsel dat de afgelopen twee jaarwisselingen werd veroorzaakt, in vergelijking met de jaarwisselingen daarvoor? Kunnen de indieners reflecteren op het risico dat het gebruik van zwaar illegaal vuurwerk en daarmee het risico op meer zwaar letsel zal toenemen?

De leden van de D66-fractie merken op dat een tweede risico bij een geheelverbod is dat consumenten vuurwerk in de grensregio’s in Duistland en België kopen. Ook dat gebeurde afgelopen jaarwisseling. In reactie op de burgermeesters van de G4 die deze zorg aankaarten, stellen de indieners dat er afspraken gemaakt kunnen worden met Duitsland en België dat geen vuurwerk mag worden verkocht aan Nederlandse ingezetenen. Kunnen de initiatiefnemers dit voorstel verder toelichten?

De leden van de CDA-fractie merken op dat in 2015 het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling op de lijst heeft gezet van Nederlandse tradities. Deze leden onderschrijven dit besluit. Veel mensen steken samen met familie, vrienden en buren tijdens de jaarwisseling vuurwerk af in de nabije omgeving van hun huis en zien dit als een mooie afsluiting van het jaar. Kunnen de initiatiefnemers het zich voorstellen dat veel Nederlanders die op verantwoorde wijze siervuurwerk afsteken het onwijs jammer zouden vinden als zij dat tijdens de jaarwisseling niet meer mogen afschieten, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie zijn niet blind voor de grote overlast en schade die wordt aangericht door vuurwerk en delen de opvatting van de initiatiefnemers dat de jaarwisseling zo veilig mogelijk moet plaatsvinden. Bij veel van de incidenten rond oud en nieuw speelt vuurwerk een prominente rol. Dit gebeurt vooral door illegaal/verboden vuurwerk en door vuurwerk dat buiten de toegestane afsteektijd wordt afgestoken. Deze leden zijn van mening, ondanks dat zij de mogelijkheid voor gemeenten om tot een lokaal (gebieds)verbod te besluiten steunen, dat een landelijk vuurwerkverbod dit probleem niet oplost. Relschoppers zullen hun (illegale) vuurwerk over de grens halen. Met het invoeren van een vuurwerkverbod worden daarmee niet de overlastveroorzakers, maar juist de meerderheid gehoorzame vuurwerkliefhebbers benadeeld. Deze leden vragen de indieners in te gaan op de discrepantie die er lijkt te zitten tussen de oorzaak van de onveiligheid, het afsteken van illegaal, zwaar vuurwerk, en het voorstel dat met name ziet op het verbieden van regulier consumentenvuurwerk.

De leden van de CDA-fractie merken op dat naar aanleiding van de grootschalige ongeregeldheden tijdens de laatste pre-corona jaarwisseling (2019–2020) het toenmalige kabinet is gekomen met een verbod voor vuurwerk uit categorie F3. Deze leden hebben voor dit verbod gestemd en daartoe zelf voorstellen gedaan. Sindsdien heeft er geen «normale» jaarwisseling meer plaatsgevonden vanwege de coronamaatregelen. Deze leden vragen de initiatiefnemers waarom zij niet wachten met aanvullende maatregelen, totdat er een evaluatie heeft plaatsgevonden van een «normale» jaarwisseling waarin het verbod op vuurwerk uit categorie F3 in de praktijk is gebracht. Delen de indieners de opvatting dat het instellen van minder verstrekkende maatregelen, mits effectief, de voorkeur verdient boven generiekere maatregelen?

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de schaal waarop natuur en milieu worden verstoord naar het oordeel van de initiatiefnemers onaanvaardbaar is en een algemeen vuurwerkverbod voor consumenten rechtvaardigt. Het uitgangspunt is: zo veilig, zo stil en zo dier- en milieuvriendelijk als mogelijk. Deze leden vragen de initiatiefnemers in dat kader waarom in het wetsvoorstel vuurwerkshows wel worden toegestaan. Indien iedere gemeente een eigen vuurwerkshow gaat organiseren, wellicht in elke kern, welke milieuwinst levert dit wetsvoorstel dan op, zo vragen deze leden. Kunnen de indieners met praktische voorbeelden nader duiden welke organisaties of beroepsuitoefenaars dergelijke shows zouden kunnen organiseren en of deze groep zodanig omvangrijk is dat elke gemeente in staat zou moeten kunnen worden geacht een publiekstrekkende vuurwerkshow te kunnen organiseren tijdens de jaarwisseling?

De leden van de SP-fractie willen allereerst benoemen dat het maken van een initiatiefwetsvoorstel een prachtig, maar tijdrovend instrument is voor volksvertegenwoordigers om zaken te agenderen. Deze leden benadrukken dat deze inzet gewaardeerd wordt. Zij zijn met de indieners van mening dat de jaarwisseling geen excuus mag zijn om zaken te vernielen, hulpverleners aan te vallen of op een andere manier te zorgen voor overmatige overlast. Dat de jaarwisseling vaak onrustig verloopt en er veel vuurwerkletsel ontstaat, is reden tot zorg en ook reden om in te grijpen. Tegelijkertijd zijn er veel mensen die waarde hechten aan de traditie van het vuurwerk afsteken met de jaarwisseling. De afgelopen twee jaren is de jaarwisseling anders verlopen vanwege de coronapandemie en gold er een tijdelijk algeheel vuurwerkverbod. Deze leden constateren dat dit afgelopen jaarwisseling niet nageleefd werd en handhaving vrijwel onmogelijk was voor de overvraagde hulpverleners. Kunnen de initiatiefnemers aangeven waarom zij denken dat een algeheel verbod in de toekomst wel het voor hen gewenste effect zou bereiken?

De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemers naar de effecten die zij verwachten van het gedeeltelijke vuurwerkverbod dat in 2020 is ingegaan, maar nog niet in praktijk tot uitwerking is gekomen door de tijdelijke algehele verboden. Erkennen de initiatiefnemers dat hier nog geen enkele ervaring mee is opgedaan, terwijl er toen niet voor niets voor is gekozen om vuurwerk waaraan de meeste nadelen zaten (zoals knalvuurwerk en vuurpijlen) te verbieden? Waarom zouden we niet willen weten of dat voldoende effect gaat hebben? Waarom is volgens de initiatiefnemers hun wetsvoorstel nu noodzakelijk?

De leden van de Groep Van Haga constateren dat de initiatiefnemers beogen om de overlast van vuurwerk met een totaalverbod terug te dringen. Zo lezen deze leden dat de belasting op de zorg teruggedrongen kan worden. Zo zouden er tijdens de jaarwisseling van 2020–2021 70% minder vuurwerkslachtoffers zijn op de spoedeisende hulp en huisartsenposten ten opzichte van het jaar ervoor. Zijn de initiatiefnemers er echter mee bekend dat artsen hebben aangegeven dat de extra druk op bijvoorbeeld de spoedeisende hulp door vuurwerkslachtoffers verwaarloosbaar is? Daarnaast zijn deze leden ook benieuwd of de initiatiefnemers een overzicht kunnen geven van de zware verwondingen door vuurwerk in recente jaren zonder een vuurwerkverbod. Daarbij zijn deze leden in het bijzonder benieuwd of deze zware verwondingen zijn veroorzaakt door legaal of illegaal vuurwerk.

De leden van de Groep Van Haga erkennen dat vuurwerk voor overlast kan zorgen, maar zien ook dat dit vooral wordt veroorzaakt door illegaal vuurwerk. Deze leden vrezen echter dat er makkelijker naar zwaar vuurwerk zal worden gegrepen wanneer er een totaalverbod wordt ingesteld. Dit vuurwerk zorgt voor de meest zware schade en zware verwondingen. De initiatiefnemers stellen dat zij geen toename verwachten in het gebruik van zwaar illegaal vuurwerk. Deze leden vragen: kunnen de initiatiefnemers dit uitgebreider onderbouwen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de indieners veel problemen tijdens de jaarwisseling op het conto van het afsteken van vuurwerk schrijven. Delen de indieners de analyse dat een deel van de problemen te wijten kan zijn aan het afsteken van nu legaal vuurwerk, maar dat een deel van de problemen zal blijven bestaan, ook na het voorgestelde verbod? Kunnen de indieners nader aangeven in hoeverre de geschetste problemen opgelost zullen worden door het voorgestelde verbod, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de indieners positieve effecten van de vuurwerkverboden in de afgelopen jaarwisselingen memoreren. Deze leden willen erop wijzen dat tijdens deze jaarwisselingen in verband met de coronacrisis ook sprake was van contactbeperkende maatregelen. Kunnen de indieners nader aangegeven in hoeverre de genoemde positieve effecten toe te schrijven zijn aan het vuurwerkverbod dan wel aan de contactbeperkende maatregelen? In dit verband willen deze leden er ook op wijzen dat bij de afgelopen jaarwisseling ten opzichte van de jaarwisseling ervoor sprake was van twee keer zoveel vuurwerkongevallen, terwijl bij beide jaarwisselingen een vuurwerkverbod gold. Wat kan dit zeggen over de effectiviteit van het voorgestelde vuurwerkverbod, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de indieners de conclusie van het RIVM (mei 2021) waarderen dat de emissies naar het milieu door het afsteken van vuurwerk rond de jaarwisseling leiden tot beperkte, meestal tijdelijke effecten op de kwaliteit van het oppervlaktewater, de bodem en de lucht.1

Hoofdlijnen van het voorstel

De leden van de VVD-fractie lezen dat met dit wetsvoorstel het «met het oog op de openbare orde en veiligheid voor personen en goederen» alleen nog in georganiseerd en professioneel verband mogelijk wordt om vuurwerk af te steken. Deze leden lezen dat met het initiatiefwetsvoorstel niet alle incidenten rond de jaarwisseling zullen worden voorkomen. Vanuit de sector hebben deze leden vernomen dat bijvoorbeeld geweldsincidenten tegen hulpverleners veelal gepaard gaan met illegaal knalvuurwerk in plaats van legaal siervuurwerk, dat de schade voornamelijk veroorzaakt wordt door vernielingen en autobranden, waarbij de relatie met toegestaan siervuurwerk niet voor de hand ligt en dat ook het aandeel letsel als gevolg van legaal siervuurwerk maar marginaal is. Herkennen de initiatiefnemers deze kritiek op het initiatiefwetsvoorstel en in hoeverre achten zij dit ondanks die kritiek toch proportioneel?

De leden van de D66-fractie merken op dat vuurwerk bij de jaarwisseling voor veel mensen een waardevolle traditie is. Deze leden zijn van mening dat elke mogelijke vorm van een vuurwerkverbod gepaard zou moeten gaan met het bieden van alternatieven. Bij het geldende verbod is er bewust voor gekozen om knalvuurwerk en pijlen te verbieden, maar siervuurwerk wel toe te blijven staan. Deze vorm is door de geheelverboden in verband met corona bij de laatste twee jaarwisselingen nooit in de praktijk gebracht. Hoe duiden de indieners het gegeven dat het verbod op pijlen en knalvuurwerk in die zin nog geen kans heeft gekregen? Zou met een eventueel verdergaand verbod niet gewacht moeten worden op de uitwerking van dit gedeeltelijke verbod?

De leden van de D66-fractie merken op dat de initiatiefnemers in dat kader op de mogelijkheden voor gemeenten wijzen om vuurwerkshows of innovatieve spektakelshows te organiseren.

Kunnen de indieners toelichten wat zij bedoelen met innovatieve spektakelshows? In hoeverre biedt dit ook een alternatief voor kleinere gemeenten met beperkt budget, zodat niet alleen mensen in de grote steden nog van (de mooie kant van) vuurwerk kunnen genieten?

De leden van de D66-fractie merken op dat de initiatiefnemers met betrekking tot vuurwerkshows wijzen op reeds bestaande mogelijkheden voor professionele partijen om vuurwerk af te steken op basis van een vergunning, die zij met deze wijziging ongemoeid laten. Hebben de indieners een beeld van hoeveel professionele partijen er in Nederland zijn die vuurwerkshows kunnen organiseren en over een vergunning beschikken? Is hun inschatting dat bij een eventueel geheelverbod op consumentenvuurwerk er voldoende professionele partijen zijn om te voldoen aan de vraag die er zal ontstaan vanuit gemeenten naar de organisatie van vuurwerkshows?

De leden van de PVV-fractie constateren dat de initiatiefnemers het advies van de Raad van State ten aanzien van illegaal vuurwerk niet onderschrijven. Deze leden vragen om een deugdelijke onderbouwing van de conclusie van de initiatiefnemers dat er geen toename zal zijn van illegaal vuurwerk.

De leden van de PVV-fractie vragen aan de initiatiefnemers of zij beseffen dat zij een Nederlandse traditie afschaffen, namelijk oud en nieuw, met het invoeren van een algemeen vuurwerkverbod.

De leden van de PVV-fractie vragen zich af hoe een algemeen vuurwerkverbod recht doet aan de eerder genomen stappen om vuurpijlen en knalvuurwerk te verbieden, zoals dat twee jaar geleden werd ingesteld. Voorts constateren deze leden dat de effecten van deze maatregelen onvoldoende bestudeerd kunnen zijn vanwege het invoeren van de twee tijdelijke vuurwerkverboden. Deze leden vragen aan de initiatiefnemers hierop te reageren.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Raad van State erop wijst dat een totaalverbod het probleem met illegaal vuurwerk niet oplost. Mogelijkerwijs leidt een totaalverbod juist tot meer illegaal vuurwerk, met als gevolg onveilige situaties en letsel en een grotere inspanning voor toezichthouders en handhavers. De initiatiefnemers stellen dat zij deze verschuiving tijdens de jaarwisseling van 2020–2021 niet hebben gezien. Deze leden zijn benieuwd hoe de initiatiefnemers terugkijken op de recente jaarwisseling (2021–2022), waarbij deze verschuiving wel duidelijk zichtbaar was.

De leden van de SGP-fractie constateren dat onderzoek leert dat sommige soorten F2-vuurwerk relatief weinig slachtoffers veroorzaken, zoals grondbloemen, en in het kader van handhaving mogelijk ook goed te onderscheiden zijn van andere vuurwerksoorten. Hoe kijken de indieners hiertegen aan? Is overwogen om dergelijke soorten uit te zonderen, zo vragen deze leden. Waarom is deze mogelijkheid die via een positieflijst en nadere inkadering ervan geboden zou kunnen worden, uiteindelijk niet benut?

De leden van de SGP-fractie horen graag hoe groot de indieners het risico achten dat door minder controle op vuurwerkstromen meer zwaar illegaal vuurwerk afgestoken zal worden en/of dat vuurwerk dat uit het buitenland gehaald wordt op een onveilige manier opgeslagen zal worden met bijbehorende risico’s.

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat sinds december 2020 een aangescherpt vuurwerkbeleid geldt voor F3-vuurwerk waarbij knalvuurwerk, vuurpijlen en singleshots verboden zijn. Dit is het vuurwerk dat na het illegale vuurwerk voor de meeste overlast en ongelukken zorgde. Door het algehele tijdelijke vuurwerkverbod voor de jaarwisseling van 2020–2021 en 2021–2022 in verband met de coronacrisis, zijn de gevolgen van dit nieuwe beleid nog niet bekend. Het overgaan op een algemeen verbod zonder dat de gevolgen van het aangescherpte beleid in kaart zijn gebracht, is daarmee volgens dit lid voorbarig en doet geen recht aan de aanpassingen en investeringen die ondernemers hebben gedaan om ook met de nieuwe regels te kunnen ondernemen in de vuurwerkbranche.

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat de discussie rondom vuurwerk momenteel niet zuiver wordt gevoerd, doordat het verschil tussen legaal en illegaal vuurwerk vaak naar de achtergrond verdwijnt. Door een relatief kleine groep Nederlanders wordt (illegaal) vuurwerk afgestoken buiten de toegestane uren en gebruikt voor vandalisme en andere doeleinden waar vuurwerk niet voor bedoeld is. Het staat voorop dat gedrag en gebruik van vuurwerk dat andere mensen in gevaar brengt en tot overlast leidt, moet worden aangepakt, zoals dat voor elk ongewenst gedrag geldt volgens dit lid. Een algeheel verbod is echter disproportioneel en zal ook niet leiden tot het gewenste effect, omdat deze groep mensen vaak al gebruikmaakt van illegaal vuurwerk. In omliggende landen zal het vuurwerkbeleid niet worden aangepast, waardoor er ook met een vuurwerkverbod niks verandert in het aanbod van illegaal vuurwerk.

Het lid van de BBB-fractie vindt vuurwerk afsteken tijdens de jaarwisseling een Nederlandse traditie die behoort tot het cultureel erfgoed. Ook de verbinding die vuurwerk tijdens de jaarwisseling met zich meebrengt en het feit dat veel mensen genieten van het mooie vuurwerk is voor dit lid een belangrijke afweging. In landen met een vuurwerkverbod blijkt het aantal vernielingen en rellen tijdens de jaarwisseling niet af te nemen, integendeel. En daar zit juist de grootste schade voor mens en eigendommen.

Uitvoerings- en handhavingsaspecten en gevolgen van het voorstel

De leden van de VVD-fractie lezen dat de korpschef van de nationale politie aangeeft dat lokale vuurwerkverboden leiden tot een lappendeken en zorgen voor onoverzichtelijke situaties. Deze leden vragen de initiatiefnemers in hoeverre zich dat verhoudt tot andere lokale bevoegdheden en regelingen die gehandhaafd dienen te worden. Is het niet zo dat elke lokale invulling van de APV in de ogen van de nationale politie gezien kan worden als lappendeken? Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoe bij andere uiteenlopende lokale regelgevingsvraagstukken gehandhaafd wordt? Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat handhaving veel meer een vraagstuk is voor besluitvorming in de driehoek, waarbij juist altijd van maatwerk sprake is?

De leden van de VVD-fractie horen van verschillende kanten dat een verbod op siervuurwerk zal leiden tot een toename van de import en verkoop van illegaal zwaar vuurwerk. Is het de initiatiefnemers bekend welke reactie de nationale korpschef heeft ten aanzien van deze zorg? Op welke manier regelt het initiatiefwetsvoorstel de handhaving van deze bovengenoemde toename, zowel lokaal als landelijk, en zijn de initiatiefnemers zich bewust van deze mogelijke consequenties van dit initiatiefwetsvoorstel?

De leden van de D66-fractie achten de handhaafbaarheid van het verbod een belangrijke overweging bij dit wetsvoorstel. De indieners stellen in dat kader dat lokale verboden, waar het Vuurwerkbesluit nu al ruimte voor biedt, verwarrend werken en zorgen voor een waterbedeffect. Kunnen de indieners daar voorbeelden van geven? Hoe vaak hebben gemeenten gebruikgemaakt van de mogelijkheid om krachtens het Vuurwerkbesluit hun hele grondgebied vuurwerkvrij te verklaren en wat waren in die situaties de ervaringen?

De leden van de D66-fractie vinden het feit dat de politie pleit voor een geheelverbod, omdat dat beter te handhaven zou zijn dan bijvoorbeeld een gedeeltelijk verbod of een plaatselijk verbod, een belangrijke afweging. Tegelijkertijd constateren deze leden ook dat de politie zich afgelopen jaarwisseling gedwongen zag veel capaciteit in te zetten op het beschermen van hulpverleners en op de excessen in het misbruik van vuurwerk. Op het merendeel van het afgestoken vuurwerk werd daardoor niet gehandhaafd. Kunnen de indieners op dat gegeven reflecteren? Hoe denken zij dat bewerkstelligd kan worden dat een verbod ook daadwerkelijk wordt nageleefd?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de initiatiefnemers stellen dat er op dit moment onder twee derde van de Nederlandse bevolking draagvlak bestaat voor een landelijk verbod op het afsteken van vuurwerk. Deze leden zijn benieuwd naar de onderbouwing van dit getal. Hebben de initiatiefnemers meerdere bronnen geraadpleegd om tot deze constatering te komen? En hebben zij ook kennisgenomen van de uitkomsten van de StemWijzer van vorig jaar, waaruit blijkt dat een meerderheid van de ruim 2,1 miljoen gebruikers van de StemWijzer geen verbod op siervuurwerk wil? Hoe reflecteren de indieners op het onderzoek? En welke invloed heeft dit op de stelling dat de samenleving het verbod als rechtvaardig en proportioneel beoordeelt? Welke invloed zou een beperkte handhaving van een algeheel vuurwerkverbod volgens de indieners hebben op het brede nalevingsgedrag van burgers? Oftewel, hoe realistisch achten de indieners de situatie dat burgers af blijven zien van het afsteken van een beperkte hoeveelheid siervuurwerk, als zij rondom zich grote hoeveelheden, vrij eenvoudig (illegaal) verkregen, vuurwerk afgestoken zien worden?

De leden van de SP-fractie vragen de indieners om in te gaan op het gebrek aan handhavingscapaciteit. Zij lezen dat de initiatiefnemers ervan overtuigd zijn dat een algemeen verbod een aanzienlijke vermindering van letsel, overlast en vernielingen betekent en het lokale gezag en de politie helpen bij de aanpak van illegaal vuurwerk en het handhaven van de openbare orde en de rechtsorde. Hoewel deze leden begrijpen dat een algeheel verbod makkelijker te handhaven is dan een gedeeltelijk verbod, zien zij ook de verschuiving van legaal naar illegaal vuurwerk als risico, wat de handhaving dan weer zal bemoeilijken. Kunnen de initiatiefnemers daarop ingaan en kunnen zij aangeven waar hun overtuiging op gebaseerd is?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af welke lessen de initiatiefnemers hebben getrokken uit het verloop van de oudejaarsavond de afgelopen twee jaar, toen er ook een vuurwerkverbod gold. Er waren grote problemen met de handhaving van het verbod. Veel gemeenten hadden te weinig capaciteit voor een actieve handhaving en hebben dit ook vooraf gecommuniceerd.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de initiatiefnemers aannemen dat, in de loop der jaren, door normbesef en sociale controle handhaving een stuk makkelijker zal worden. Hoewel het klopt dat er inmiddels een meerderheid van de samenleving voorstander is van een volledig vuurwerkverbod, is dit een zwaar gepolariseerd onderwerp in de samenleving. Tegenstanders van het verbod zijn dan wel in de minderheid, zij hebben het gevoel dat er met een verbod een belangrijke traditie wordt afgenomen. Dat maakt handhaving door middel van sociale controle lastig en zorgt potentieel voor nóg diepere kloven in de samenleving. Hebben de initiatiefnemers aandacht voor deze polarisatie en emoties van tegenstanders? Zo ja, welke ideeën hebben zij om meer draagvlak te creëren onder tegenstanders van het verbod?

De leden van de ChristenUnie-fractie delen de notie met de Raad van State dat een zo volledig en duidelijk mogelijk vuurwerkverbod, zonder uitzonderingen in de vuurwerkcategorie type 2, een eerste noodzakelijke basis vormt om goed te kunnen handhaven. Zij zijn dus blij met de gemaakte aanpassingen in het wetsvoorstel. Zij vragen zich af hoe de initiatiefnemers staan tegenover de, onder andere in de media, veelgenoemde zorg dat een vuurwerkverbod zal zorgen voor minder zicht op de markt en dus meer illegaal en gevaarlijk vuurwerk. Klopt dit in de ogen van de initiatiefnemers? Zo nee, waarom niet en, zo ja, hoe gaan zij om met dit probleem?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich tevens af hoe er omgegaan moet worden met kleine gemeenten die de middelen niet hebben voor een alternatieve, professionele vuurwerkshow. Deze gemeenten kampen veelal ook al met een handhavingsvraagstuk én het vinden van voldoende draagvlak voor de maatregel. Welke ideeën hebben de initiatiefnemers om deze gemeenten te ondersteunen?

De leden van de Groep Van Haga hebben weinig vertrouwen in de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van dit wetsvoorstel. Een verbod in Nederland betekent niet dat burgers niet meer aan vuurwerk kunnen komen. Onze buurlanden verkopen namelijk nog steeds vuurwerk, en deze leden constateren dat vele burgers hier tijdens de vorige jaarwisseling hun vuurwerk hebben gekocht. Dit vuurwerk is vaak ook nog vele malen zwaarder dan het vuurwerk dat in Nederland is toegestaan. Deze leden vragen zich dan ook af of de initiatiefnemers denken dat de import van buitenlands vuurwerk zal toenemen en hoe zij deze invoer van buitenlands vuurwerk willen aanpakken. Dit neerleggen bij ondernemers in buurlanden is wat deze leden betreft niet de bedoeling.

Daarnaast zijn de leden van de Groep Van Haga benieuwd naar de handhaving van het afsteken van vuurwerk. Deze leden zijn van mening dat handhaving van dit verbod nagenoeg onmogelijk is. De capaciteit om dit verbod te handhaven is bij lange na niet toereikend genoeg. Bij de vorige jaarwisseling was er sprake van een vuurwerkverbod, maar toch werden er grote hoeveelheden vuurwerk afgestoken. De initiatiefnemers benoemen dat de kans op naleving van het verbod het grootst is wanneer de samenleving het verbod als rechtvaardig ziet. Zijn de initiatiefnemers er echter van op de hoogte dat een groot deel van de samenleving dit verbod helemaal niet rechtvaardig vindt? Kunnen de initiatiefnemers daarom ook aangeven hoeveel capaciteit de handhaving van dit verbod vraagt en waar zij deze capaciteit vandaan willen halen?

De leden van de SGP-fractie willen erop wijzen dat in omliggende landen en via internet nog steeds F2-vuurwerk gekocht kan worden. Handhaving van het voorgestelde verbod zal van onder meer de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de politie extra capaciteit vergen. Kunnen de indieners nader inzicht geven in de extra handhavingscapaciteit die nodig zal zijn, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat tijdens de afgelopen jaarwisseling ondanks het verbod nog relatief veel vuurwerk afgestoken werd. Als ook geen sprake meer is van coronamaatregelen, zal de druk om ondanks het verbod toch vuurwerk af te steken weer groter zijn. Deze leden vonden de reactie van de indieners op de kritische vragen van de Raad van State op dit punt nog onvoldoende. Zij horen graag nader wat dit betekent voor de handhavingsopgave. In hoeverre zijn gemeenten en politie in staat of worden zij in staat gesteld om hier invulling aan te geven?

De leden van de SGP-fractie horen graag of het mogelijk is om een handhavings- en uitvoeringstoets uit te laten voeren door de ILT en de politie.

Het lid van de BBB-fractie wijst ook nog graag op het verbod van de afgelopen twee jaar. Ondanks dit verbod is er toch veel illegaal vuurwerk afgestoken. Ook bleek het feit dat het niet mogelijk was om vuurwerk in Nederland te kopen, eenvoudig te kunnen worden omzeild, doordat vuurwerk in Duitsland en België gekocht kon worden. Volgens dit lid ligt een betere handhaving op illegaal vuurwerk dan ook meer voor de hand dan een verbod op (sier)vuurwerk.

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat het verbieden van legaal siervuurwerk geen effect heeft op het voorkomen van agressie tegen hulpverleners (voornamelijk politie). Ook tijdens de jaarwisseling 2020/2021 was er ondanks het verbod helaas sprake van agressie en werd de politie bekogeld met illegaal vuurwerk, stenen en andere voorwerpen. In de Jaarwisselingsrapportage politie 2020–2021 staat dat het aantal incidenten met geweld tegen politieambtenaren (GTPA) met 29,3% is gestegen ten opzichte van de afgelopen vier jaar. Tijdens de jaarwisseling 2021–2022 is dit nog eens met 19,8% gestegen. Het aantal incidenten in het kader van veilige publieke taken (VPT) is tijdens de jaarwisseling 2020–2021 met 10% gestegen ten opzichte van de afgelopen vier jaar en tijdens de jaarwisseling 2021–2022 zelfs met 144,4%. Een vuurwerkverbod leidt daarom volgens dit lid niet tot een afname van geweldsincidenten; het aantal is zelfs gestegen. Geweldsincidenten zijn geen vuurwerkprobleem, maar een gedragsprobleem. De mentaliteit van de onruststokers is de grootste factor bij de gepleegde overtredingen, niet het legale siervuurwerk.

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat ook het organiseren van een vuurwerkshow en de financiering hiervan niet zomaar rond is en vraagt om nadere uitwerking. Ook zijn er onvoldoende gecertificeerde vuurwerkprofessionals beschikbaar om in de behoefte van vuurwerkshows te kunnen voorzien. Vuurwerkverboden blijken niet te handhaven. Als zelfs de politie zegt dat vuurwerkverboden niet te handhaven zijn, waarom dan toch dit voorstel doorzetten, vraagt dit lid zich af. We hebben al genoeg wetten met uitvoeringsproblemen.

Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie lezen in deze paragraaf de financiële gevolgen voor de sector en de compensatievoorstellen die gedaan zijn in het kader van het tijdelijk verbod in verband met corona voor de jaarwisselingen van 2020–2021 en 2021–2022. Nemen de initiatiefnemers zich voor de sector te compenseren voor gederfde inkomsten ten gevolge van het wetsvoorstel? Welke overgangstermijn hebben de initiatiefnemers voor ogen voor deze sector? Kunnen de initiatiefnemers aangeven welke relatie er ligt tussen de compensatie voor deze twee jaarwisselingen en de financiële gevolgen van het initiatiefwetsvoorstel? Met welke intentie hebben de initiatiefnemers de compensatie van de afgelopen twee jaren opgenomen in de toelichting?

De leden van de VVD-fractie lezen ook dat verzekeraars de schade tijdens de jaarwisseling van 2019–2020 schatten op minimaal 15 miljoen euro. Kunnen de initiatiefnemers aangeven of dit een representatief bedrag is voor meerdere jaren? Is het hun bekend in hoeverre dit bedrag wijzigt als gevolg van het initiatiefwetsvoorstel? Is het onderscheid aan te geven in hoeverre schade het gevolg is van illegaal vuurwerk, reeds verboden knalvuurwerk, singleshots en vuurpijlen of van vuurwerk dat door dit initiatiefvoorstel verboden kan gaan worden?

De leden van de VVD-fractie lezen dat in het wetsvoorstel de suggestie wordt gedaan om lokaal met vuurwerkshows te gaan werken en dat gemeenten ruimhartig voorzien moeten worden van budget om evenementen te organiseren tijdens de jaarwisseling. Deze leden vragen zich af waarom het in de ogen van de initiatiefnemers een overheidstaak is deze evenementen te organiseren. Van welke begroting gaat dit budget en hoe vindt de verdeling van dit budget plaats? Oud en nieuw is nou juist een feest waarbij inwoners in vele gemeenten elkaar op straat opzoeken en dat samen met buren en vrienden gevierd wordt. Welke ruimhartige vergoeding voor gemeenten is in de ogen van de initiatiefnemers aan de orde en welke randvoorwaarden stellen zij zich daarbij voor?

De leden van de VVD-fractie lezen in een reactie van Stichting ONL voor Ondernemers zorgen over het wetsvoorstel. Deze leden herkennen de kritiek op het tempo van de invoering van de wet en het feit dat daardoor voor de sector weinig tijd is om te anticiperen. Hoe kijken de initiatiefnemers naar compensatie van de ondernemers die grote investeringen hebben moeten doen in bijvoorbeeld opslagbunkers en veilige transportmiddelen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de kosten van noodzakelijke medische hulp niet berekend zijn en dat de bijdrage voor gemeentelijke evenementen rond de jaarwisseling en de wegvallende maatschappelijke kosten nader bepaald moeten worden. Deze leden vinden dat daarmee de financiële gevolgen van dit voorstel onvoldoende zichtbaar zijn en dat het beoordelen van het wetsvoorstel op basis van financiële gronden daarmee lastig is. Zijn de initiatiefnemers dat met deze leden eens en zien zij mogelijkheden om alsnog invulling te geven aan een gedegen financiële beoordeling?

De leden van de D66-fractie merken op dat de indieners verwijzen naar eerdere compensatie voor de vuurwerkbranche, maar niet ingaan op compensatie samenhangend met dit wetsvoorstel. Vanuit het beginsel van behoorlijk bestuur achten deze leden het van belang dat, bij het al dan niet wijzigen van de regels omtrent de verkoop van vuurwerk, rekening gehouden wordt met de inkoop door vuurwerkhandelaren. Zijn de initiatiefnemers van mening dat de vuurwerkbranche gecompenseerd moet worden voor reeds gemaakte kosten en het mislopen van inkomsten, mocht het verbod er komende jaarwisseling komen? Zo ja, hoe hoog ramen zij deze kosten en op welke manier zien zij compensatie voor zich? Met welke middelen dienen deze kosten gedekt te worden?

De leden van de PVV-fractie constateren dat de financiële gevolgen voor de vuurwerkbranche desastreus zullen zijn. Dat de initiatiefnemers geen deugdelijke onderbouwing leveren voor compensatie van deze sector is een grote schande. Deze leden verzoeken dan ook uitdrukkelijk aan de initiatiefnemers om met een financiële onderbouwing te komen om te voorkomen dat een sector volledig financieel uitgekleed wordt.

De leden van de CDA-fractie verzoeken de indieners in te gaan op de inbreng van ONL voor Ondernemers over het Initiatiefwetsvoorstel van de leden Klaver en Ouwehand in verband met de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten (d.d. 15 maart 2022), voor zover deze ziet op de financiële gevolgen voor ondernemers in de vuurwerkbranche, de suggestie van het ingezetenencriterium en de vraag of het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) door de indieners gevraagd is onderzoek te doen naar de gevolgen voor ondernemers in de vuurwerkbranche.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben ook een vraag voor ondernemers in de vuurwerkbranche. Voor veel kleine winkels, zoals fietsenmakers of tijdschriftenverkopers, was de jaarlijkse omzet uit vuurwerkverkoop een belangrijke aanvulling op de inkomsten uit het dagelijkse assortiment. Hebben de initiatiefnemers er zicht op in hoeverre kleine ondernemers zich na de besluiten van de afgelopen jaren hebben voorbereid op een permanent vuurwerkverbod?

De leden van de Groep Van Haga missen in het initiatiefwetsvoorstel aandacht voor de impact op ondernemers in de vuurwerkbranche. Deze leden vinden het dan ook enigszins stuitend dat er zo met deze ondernemers wordt omgegaan. Deze leden vragen zich af of het de initiatiefnemers überhaupt duidelijk is wat de implicatie van dit verbod zal zijn voor ondernemers en werknemers in deze branche. Weten zij bijvoorbeeld hoeveel faillissementen dit wetsvoorstel gaat opleveren? Daarnaast beogen de initiatiefnemers dit wetsvoorstel al voor de volgende jaarwisseling implementeren. De vuurwerkbranche zit echter nog met enorme voorraden als gevolg van het vuurwerkverbod van de twee vorige jaarwisselingen. Zijn de initiatiefnemers van mening dat deze voorraden en kosten die hiervoor zijn gemaakt volledig gecompenseerd moeten worden bij een verbod?

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat de veiligheidsregels niet alleen zijn aangescherpt voor het afsteken van vuurwerk, maar ook voor het verkopen en opslaan van vuurwerk. Om te kunnen voldoen aan alle geldende veiligheidseisen heeft de vuurwerkbranche veel investeringen gedaan. Vuurwerkverkopers hebben bijvoorbeeld geïnvesteerd in bewaarplaatsen om vuurwerk veilig in op te kunnen slaan en in sprinklerinstallaties. Deze investeringen zijn gedaan met het oog op toekomstig rendement dat uit vuurwerkverkoop wordt gehaald. Het nu alsnog verbieden ervan getuigt van een weinig betrouwbare overheid. Hier kan dit lid dan ook niet achter staan.

Het lid van de BBB-fractie noemt als extra argument om tegen het vuurwerkverbod te zijn dat in het midden- en kleinbedrijf voor veel ondernemers de vuurwerkverkoop belangrijk is voor het voortbestaan van hun onderneming. Een vuurwerkverbod is daarmee ook een aanslag op de leefbaarheid op het platteland en in de woonwijken.

Constitutionele paragraaf

De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers beargumenteren dat er geen inmenging is op het recht van eigendom, aangezien zij stellen dat het voorgestelde verbod een gerechtvaardigd algemeen belang dient en proportioneel is. Deze leden lezen dat initiatiefnemers stellen dat het voorstel proportioneel is, omdat het slechts consumenten raakt en professionele partijen nog wel vuurwerk mogen afsteken. Realiseren de initiatiefnemers zich dat door het ontbreken van voldoende gecertificeerde professionals er substantieel minder vuurwerk zal worden afgestoken dan voorheen en er wel degelijk ook beargumenteerd kan worden dat er geen sprake is van een proportioneel voorstel? Deze leden vragen de initiatiefnemers om een reactie op dit punt.

Consultatie

De leden van de VVD-fractie lezen in het voorstel dat er 14.907 reacties zijn binnengekomen tijdens de consultatie. Deze leden zien dat het merendeel van de reacties zich tegen het voorstel keert. Kunnen de initiatiefnemers aangeven waarom deze betrokken burgers en organisaties tegen het voorstel zijn? Deze leden lezen in de reacties dat ook slachtoffers van vuurwerk tegen een algeheel verbod zijn. Kunnen de initiatiefnemers aangeven hoe het kan dat sommige slachtoffers van vuurwerkincidenten toch niet voor een algeheel verbod zijn? Zijn de initiatiefnemers bereid de reacties van de betrokken burgers en organisaties te clusteren en te rangschikken, zodat ook statistisch conclusies getrokken kunnen worden? Deze leden kunnen zich voorstellen dat het effect van het initiatiefwetsvoorstel in een grote stad anders uitwerkt en anders beleefd wordt dan in een kleiner dorp in het buitengebied.

De leden van de VVD-fractie lezen dat diverse organisaties die het welzijn van dieren behartigen advies hebben uitgebracht. Deze leden vragen zich af of in deze adviezen aandacht is voor het effect van het reeds aanwezige verbod op knalvuurwerk, singleshots en vuurpijlen en in hoeverre betrokken organisaties voor dierenwelzijn onderscheid maken tussen de hinder voor dieren ten gevolge van legaal siervuurwerk ten opzichte van reeds verboden knalvuurwerk, singleshots, vuurpijlen en illegaal zwaar vuurwerk.

De leden van de VVD-fractie lezen in de reactie van de VNG dat gemeenten graag betrokken worden bij de noodzakelijke verdere uitwerking van de uitvoerings- en handhavingsaspecten van dit voorstel. Zij lezen dat gemeenten daarbij ook denken aan een alternatief. Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat de zorgen van de gemeenten over uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid reëel zijn en dat zij in de consultatie eerder betrokken hadden moeten worden? Zijn initiatiefnemers bereid alsnog de VNG te consulteren en het voorstel aan te houden, totdat helder is op welke manier de door de VNG beschreven risico’s voor handhaving en uitvoering kunnen worden beheerst?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers door de uitgebrachte consultatieadviezen gesterkt zijn in hun opvatting dat het, met het oog op het welzijn van mens, dier, natuur en milieu, tijd is voor een algemeen vuurwerkverbod. Deze leden vragen zich af welke consultatie die opvatting sterkt, daar waar het gaat over natuur en milieu. Zijn de initiatiefnemers zich bewust van het feit dat het RIVM stelt dat de vervuiling van de lucht marginaal is ten gevolge van het afsteken van vuurwerk en in geen verhouding staat tot bijvoorbeeld de luchtvervuiling van andere bronnen? In hoeverre hebben de initiatiefnemers meegewogen dat er sinds enkele jaren geen plastic meer in vuurwerk verwerkt zit?

De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemers met welke partijen is overlegd en aan wie advies is gevraagd over dit wetsvoorstel. Kunnen bijvoorbeeld de adviezen vanuit de handhaving gedeeld worden?

De leden van de Groep Van Haga lezen dat de ontvangen adviezen overwegend negatief waren. Dit staat in contrast met het feit dat de initiatiefnemers zich gesterkt voelen door de uitgebrachte adviezen. Deze leden zouden dan ook graag zien dat er uitgebreider wordt ingegaan op deze uitspraak, waarbij er meer aandacht wordt besteed aan de negatieve adviezen en hoe deze zich volgens de initiatiefnemers verhouden tot de kleine hoeveelheid positieve adviezen.

Het lid van de BBB-fractie heeft gezien dat een ruime meerderheid van de resultaten van de internetconsultatie het verbod afwijst. De vuurwerkcategorie F2 bestaat al uit siervuurwerk waarbij de risico’s op letsel laag zijn. Dit lid is van mening dat er geen activiteit is in Nederland waarbij het risico op letsel nul is, zelfs het reizen naar de Tweede Kamer brengt risico’s met zich mee.

Het lid van de BBB-fractie wil dat dit wetsvoorstel ter advisering wordt aangeboden aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR), zodat beter inzicht wordt verkregen in de te verwachten effecten van dit wetsvoorstel op de regeldruk en uitvoering voor gemeenten. Het is onduidelijk welke kosten met dit wetsvoorstel gepaard gaan voor de gemeenten, ook rond het bieden van alternatieven. Op dit moment is de financiële situatie in veel gemeenten al buitengewoon kwetsbaar. Ook ontbreekt een nadere onderbouwing van de te verwachten implementatie- en regeldrukkosten.

Artikelsgewijs deel

Artikel I en II

De leden van de VVD-fractie hebben gelezen dat het wetsvoorstel op advies van de Raad van State is gewijzigd, waarna in artikel II wordt voorgesteld een overtreding van de Wet milieubeheer onder te brengen in de Wet economische delicten. Deze leden constateren dat daarmee de straf op het overtreden van het voorgestelde verbod kan oplopen tot zes jaar gevangenisstraf en/of een geldboete van de vijfde categorie. Ter vergelijking, de strafmaat op het in bezit hebben van consumentenvuurwerk buiten de toegestane periode rondom de jaarwisseling bedraagt een boete van € 100 en de boete voor het afsteken van illegaal vuurwerk bedraagt € 400. Deze leden vragen de initiatiefnemers om een reflectie op deze verschillen. Zijn de initiatiefnemers het met deze leden eens dat de voorgestelde maximumstraf uit de Wet economische delicten wellicht buitenproportioneel is? Hoe kijken de initiatiefnemers aan tegen het effectiever handhaven op de illegale import en handel in illegaal vuurwerk? In welke mate zou het doeltreffender zijn regelgeving en de maximale straffen daaromtrent te verhogen, in plaats van een algeheel vuurwerkverbod op consumentenvuurwerk voor te stellen?

De leden van de SP-fractie vragen om een toelichting op de wetstechnische oplossing die wordt voorgesteld, namelijk een nieuw artikel in de Wet milieubeheer, waarin niet staat dat er een verbod geldt, maar dat de Minister professionals («personen met gespecialiseerde kennis») kan aanwijzen voor wie het is toegestaan vuurwerk af te steken (en voorhanden te hebben etc.). Waarom wordt er geen verbod in de wet voorgesteld, als dat is wat indieners willen? Waarom deze keuze?

Artikel III

De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers aan te geven hoe zij de behandeling van dit initiatiefwetsvoorstel in proces en in tijdsverloop voor zich zien. Met het oog op het tijdelijke verbod van de twee afgelopen jaarwisselingen gaan deze leden ervan uit dat ook de initiatiefnemers bij voorkeur tijdig helderheid willen verschaffen aan inwoners en ondernemers ten aanzien van het initiatiefwetsvoorstel.

De voorzitter van de vaste commissie, Tjeerd de Groot

De adjunct-griffier van de commissie, Van der Zande