De jaarwisseling is een feest voor iedereen in Nederland. Maar de jaarlijkse viering heeft een schaduwzijde. Volgens de Onderzoeksraad voor Veiligheid eindigen jaarlijks bijna 500 mensen op de spoedeisende hulp, raken 200 ogen beschadigd, valt gemiddeld één dode per jaar en worden zo’n 11.000 incidenten geregistreerd2 De wijze waarop de jaarwisseling in Nederland wordt beleefd is een zware belasting voor de openbare orde en de rechtsorde, de veiligheid, de volksgezondheid en het milieu. Het gaat dan om (zware) mishandelingen en bedreigingen, brandstichtingen en ontploffingen, vernielingen, overlast, en geweld tegen hulpverleners zoals ambulance- en brandweerpersoneel en politieagenten. De onzichtbare slachtoffers zijn de meer dan 700.000 longpatiënten in Nederland die niet naar buiten kunnen tijdens oudejaarsavond door de hoeveelheid fijnstof in de lucht. De harde geluiden, de lichtflitsen en de kruitdampen kunnen angst oproepen bij huis- en wilde dieren met soms langdurige effecten.3 Voor mensen met PTSS kunnen de vuurwerkknallen tijdens oudejaarsavond een traumatische herinnering oproepen.
Tijdens de jaarwisseling 2018/2019 bleek het aantal door de politie geregistreerde incidenten ten opzichte van de voorgaande jaarwisseling met 10,1 procent te zijn gestegen. Het aantal incidenten tegen politieambtenaren steeg van 51 naar 59, waarbij sprake was van 58 slachtoffers van fysiek geweld (Landelijk beeld jaarwisseling 2018–2019, Brief van 11 januari 2019 Minister van Justitie en Veiligheid). 396 vuurwerkslachtoffers moesten die jaarwisseling behandeld worden op een spoedeisende hulpafdeling en zo’n 800 slachtoffers belandden op een huisartsenpost. In januari 2019 berekende de voorzitter van Brandweer Nederland dat vijf tot tien procent van het totaal aantal meldingen per jaar nog altijd plaats in de ene nacht van 31 december op 1 januari4.
Ook tijdens de recente jaarwisseling (2019/2020) was weer een toename waar te nemen van het aantal gewonden en van het aantal incidenten. Vanzelfsprekend staan de initiatiefnemers allereerst stil bij het hartverscheurende drama dat zich in een appartementencomplex in Arnhem voltrok. Vuurwerk dat in de hal van de flat werd afgestoken veroorzaakte een brand, waardoor van een gezin dat op dat moment in de lift stond de vader en zoon om het leven zijn gekomen en raakten moeder en dochter ernstig gewond. Naast deze noodlottige gebeurtenis constateert de politie een opeenstapeling van incidenten die de openbare orde zwaar belasten. In totaal vonden 9.335 incidenten plaats en werden 356 aanhoudingen verricht. Het aantal vuurwerkincidenten is gestegen volgens de politiecijfers ten opzichte van de afgelopen twee jaar. Het aantal branden en ontploffingen is zelfs fors hoger dan de afgelopen drie jaar.5
Het aantal vuurwerkslachtoffers nam in vergelijking met vorig jaar tijdens de jaarwisseling 2019–2020 met 100 personen toe naar bijna 1.300 gewonden. In totaal werd 81 procent van de letsels veroorzaakt door legaal vuurwerk. 51 procent van alle slachtoffers met vuurwerkletsel stak het vuurwerk niet zelf af, aldus het expertisecentrum voor ongevallenpreventie VeiligheidNL.6 Op dit moment ontbreken exacte cijfers over het aantal gevallen van geweld tegen politie-, brandweer- en ambulancepersoneel, maar Erik Akerboom, korpschef Nationale politie gaat er van uit dat het geweld tegen politiepersoneel opnieuw is toegenomen. Brandweer Nederland gaat in eerste inventarisaties ervan uit dat brandweerkorpsen vaker moest uitrukken dan tijdens de vorige jaarwisseling. In totaal kwamen 4.340 meldingen binnen, 118 meer dan tijdens jaarwisseling 2018/2019.
Bij veel van de incidenten rond oud en nieuw speelt vuurwerk een prominente rol: vuurwerk veroorzaakt letsel en materiële schade. Vuurwerk wordt gebruikt als projectiel om anderen, zoals hulpverleners welbewust te bestoken. Terwijl de rest van Nederland feest viert moeten politie-, brandweer- en ambulancepersoneel tijdens de jaarwisseling soms onder zware omstandigheden van geweld en bedreiging met geweld hun werk doen om Nederland en burgers van Nederland veilig te houden. Dat is onacceptabel.
In de afgelopen jaren zijn er een aantal maatregelen genomen om vuurwerkoverlast en het geweld tegen hulpverleners te bestrijden. Zo kunnen gemeenten krachtens het Vuurwerkbesluit hun gehele grondgebied vuurwerkvrij verklaren. Het wordt mogelijk om zwaardere straffen op te leggen bij geweld tegen hulpverleners. Vuurwerkverkopers zijn verplicht om vuurwerkbrillen, aansteeklonten en lanceerstandaarden aan hun klanten te verstrekken. Er komen voorlichtingscampagnes en het kabinet heeft aangekondigd de zwaarste categorie consumentenvuurwerk (categorie F3) te willen verbieden voor consumenten. Gezien de cijfers van de afgelopen jaarwisseling draagt de toenemende bewustwording van de risico’s van vuurwerk helaas niet bij aan het terugdringen van incidenten en de door velen ervaren vuurwerkoverlast. Tot slot blijft het afsteken van vuurwerk een grote bron van luchtvervuiling. Tijdens oud en nieuw neemt het aandeel fijnstof, zwaveldioxide, stikstofdioxiden en grote hoeveelheden giftige zware metalen in de lucht aanzienlijk toe, met alle gevolgen van dien voor mensen die daarvoor gevoelig zijn. Het aandeel plastics in vuurwerk zorgt voor aanzienlijke hoeveelheden milieuverontreiniging. De milieu-impact van vuurwerk is daarmee aanzienlijk.
Het kabinet heeft naar aanleiding van de recente jaarwisseling bij monde van de Minister van Algemene Zaken verdere inperkingen aangekondigd van het afsteken van vuurwerk door consumenten. Het kabinet zal echter naar verwachting geen totaalverbod voorstellen en alsnog een te ruime hoeveelheid consumentenvuurwerk toelaten. Initiatiefnemers vrezen dat de te verwachten kabinetsmaatregelen zullen tekort schieten op het voorkomen van overlast voor mens, dier en milieu en de politie voor grote handhavingsproblemen zal stellen. Voor initiatiefnemers is dat reden om met dit initiatiefwetsvoorstel te komen.
De roep om een landelijk vuurwerkverbod voor consumenten wordt steeds sterker, maar vooralsnog lijkt het er niet op dat het kabinet daarvoor kiest. Initiatiefnemers zijn van mening dat de incidenten rond de jaarwisseling 2019/2020 laten zien dat de genomen maatregelen tekortschieten om politie-, brandweer- en ambulancepersoneel te beschermen, het aantal vuurwerkongevallen te verminderen en de overlast voor mens, dier en milieu te beperken. De schaal waarop Nederland tijdens jaarwisselingen wordt ontregeld door overlast voor mens en dier, geweld, vernielingen en brandstichting en natuur en milieu worden verstoord is naar het oordeel van de initiatiefnemers onaanvaardbaar en rechtvaardigt een algemeen vuurwerkverbod voor consumenten, met een positieflijst voor vuurwerk dat bij uitzondering en onder zeer strikte voorwaarden wél aan consumenten kan worden toevertrouwd. Voortaan moet het voorhanden hebben en afsteken van vuurwerk voorbehouden worden aan professionals, die met kennis van zaken en onder geconditioneerde omstandigheden vuurwerkshows verzorgen.
De initiatiefnemers geven daarmee gehoor aan een indringende en al langer klinkende oproep van politie, brandweer en medici. De invoering van een consumentenvuurwerkverbod zal helaas niet alle incidenten rond de jaarwisseling kunnen voorkomen, maar initiatiefnemers zijn ervan overtuigd dat een dergelijk verbod een aanzienlijke vermindering van letsel, overlast en vernielingen betekent en het lokale gezag en de politie helpt bij het handhaven van de openbare orde en de rechtsorde.
Meerdere landen voorzien inmiddels in voorwaarden voor consumentenvuurwerk. De Republiek Ierland gaat daarbij het verst: daar is alleen consumentenvuurwerk uit de categorie F1 (in de Pyrorichtlijn gedefinieerd als vuurwerk dat zeer weinig gevaar en een te verwaarlozen geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik in een besloten ruimte, inclusief vuurwerk dat bestemd is voor gebruik binnenshuis) toegestaan.
Dit wetsvoorstel voorziet in een wijziging van de Wet milieubeheer en het Wetboek van Strafrecht tot de invoering van een algemeen vuurwerkverbod voor consumenten. Initiatiefnemers voorzien in de mogelijkheid om onder zeer strikte voorwaarden bij algemene maatregel van bestuur uitzonderingen te kunnen maken op het algemeen vuurwerkverbod voor consumenten. Initiatiefnemers stellen zich voor dat een incidentele uitzondering op het algemeen vuurwerkverbod voor consumenten slechts mogelijk is als, naast de nu al geldende voorwaarden, voldaan wordt aan het uitgangspunt: «zo veilig, zo stil en zo dier- en milieuvriendelijk als mogelijk». Vastgesteld moet worden, zo geven de initiatiefnemers mee, dat vuurwerk dat onder de uitzonderingsbepaling van de positieflijst kan vallen bijvoorbeeld niet als projectiel kan worden gebruikt en zo min mogelijk belastend is voor mens, dier en milieu. Dit wetsvoorstel laat het professioneel afsteken van vuurwerk, onder de bij of krachtens het Vuurwerkbesluit gestelde nadere regels, ongemoeid.
Welk vuurwerk na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel door consumenten afgestoken mag worden, volgt uit het Vuurwerkbesluit. Daarin is thans geregeld dat consumenten geen vuurwerk af mogen steken van de categorie F4. De initiatiefnemers beogen daar ook de categorieën F3 en F2 aan toe te voegen, tenzij – voor zover het vuurwerk uit de categorie F2 betreft – daarvoor onder strikte voorwaarden een uitzondering kan worden gemaakt. Het wordt, kort en goed, met het oog op de openbare orde en de veiligheid voor personen en goederen alleen nog in georganiseerd en professioneel verband mogelijk om vuurwerk af te steken, of als voor consumentenvuurwerk bij algemene maatregel van bestuur een uitzondering is gemaakt. Voor consumenten wordt het, met uitzondering van de op de positieflijst opgenomen vuurwerkproducten, verboden om vuurwerk voorhanden te hebben of af te steken.
Voor Nederland geldt de EU-Richtlijn betreffende de harmonisatie van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (Richtlijn 2013/29 van het EP en de Raad van 12 juni, 2013, verder te noemen: Pyrorichtlijn). De Pyrorichtlijn beoogt harmonisatie van de in de lidstaten van de Europese Unie geldende normen voor pyrotechnische artikelen, waaronder vuurwerk, en het vrije verkeer ervan op de interne markt. Tegelijkertijd moet met de Pyrorichtlijn een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en de veiligheid en de bescherming van de consument en de professionele eindgebruiker worden geboden (overweging 5 van de Pyrorichtlijn). In de richtlijn worden vier categorieën vuurwerk onderscheiden, waarvan de zwaarste categorie (F4) professioneel vuurwerk is. De categorieën F1 t/m F3 mogen thans in Nederland door consumenten afgestoken worden. Omwille van de openbare orde of gezondheid en veiligheid of omwille van milieubescherming kan echter krachtens artikel 4 van de Pyrorichtlijn het bezit, gebruik en/of de verkoop aan het grote publiek van vuurwerk van de categorieën F2 (de Richtlijn kwalificeert dit als vuurwerk dat weinig gevaar en een laag geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een afgebakende plaats) en F3 (in de Richtlijn gekwalificeerd als vuurwerk dat middelmatig gevaar oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een grote open ruimte, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid), pyrotechnische artikelen voor theatergebruik en andere pyrotechnische artikelen worden verboden of beperkt. De richtlijn staat geen beperking voor vuurwerk uit de categorie F1 (vuurwerk met zeer weinig gevaar en een te verwaarlozen geluidsniveau, geschikt voor gebruik binnenshuis) toe.
Tot nu toe worden in Nederland regels rondom o.a. het verkopen, voorhanden hebben en afsteken van vuurwerk beschreven in het Vuurwerkbesluit. De grondslag hiervoor is mede gelegen in artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, op grond waarvan het is toegestaan bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over bepaalde stoffen, mengsels of organismen als er een redelijk vermoeden gerezen is dat deze risico’s kunnen vormen voor de gezondheid van mens of milieu. Initiatiefnemers stellen voor om met het oog daarop in de Wet Milieubeheer en – met het oog op de openbare orde – in het Wetboek van Strafrecht regels op te nemen over het voorhanden hebben en afsteken van vuurwerk door consumenten. Het Vuurwerkbesluit dient de voorschriften te bevatten met betrekking tot onder welke omstandigheden wél vuurwerk mag worden afgestoken. Initiatiefnemers stellen zich voor om het voorhanden hebben en tot ontbranding brengen van pyrotechnische artikelen voor te behouden aan personen met gespecialiseerde kennis van professioneel vuurwerk. Het door deze professionele partijen afsteken van vuurwerk wordt, zoals thans onder het Vuurwerkbesluit al het geval is, gebonden aan een daartoe verleende vergunning.
Op dit moment voorzien het Vuurwerkbesluit en de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk in de voorwaarden waaraan vuurwerk voor particulier gebruik moet voldoen. De genoemde regelingen zijn respectievelijk een algemene maatregel van bestuur en een ministeriële regeling die (op dit moment) door de Minister voor Milieu en Wonen kunnen worden herzien. Dit wetsvoorstel formuleert het kader, waarbij het uitgangspunt is dat het consumenten niet langer toegestaan is vuurwerk van de categorieën F2 tot en met F4 af te steken. Het Vuurwerkbesluit en de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk formuleren de precieze voorwaarden waaronder door professionele partijen (en, voor zover het F1 en eventuele bij dat besluit aangewezen soorten F2 vuurwerk betreft, door consumenten) vuurwerk kan worden afgestoken. De indieners volgen hiermee de aanbeveling van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid7 om vuurwerk uit de categorie F1 (artikel 1A.1.3 lid 3 onder a Vuurwerkbesluit) toe te staan, conform Europese regelgeving. Daarnaast stellen initiatiefnemers zich voor dat in het Vuurwerkbesluit uitzonderingen op het algemene vuurwerkverbod kunnen worden gemaakt binnen de categorie F2 vuurwerk, indien uit onderzoek en na goed overleg met, onder meer, (vertegenwoordigers van) het lokale openbaar bestuur, de Nationale politie, brandweer, medische hulpverleners, het Nederlands Oogheelkundig Genootschap, het RIVM, het ILT, de Dierenbescherming, de Vogelbescherming en andere natuur- en terreinbeherende organisaties, blijkt dat specifieke soorten consumentenvuurwerk relatief veilig voor mens, dier en milieu en zonder risico’s op oneigenlijk gebruik kan worden afgestoken en tegelijkertijd voor het overige het vuurwerkverbod adequaat kan worden gehandhaafd, sowieso conform de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid uit 2017 inzake knalvuurwerk en vuurpijlen.
Op dit moment bestaat de mogelijkheid tot het instellen van een lokaal vuurwerkverbod. Het lokaal gezag kan beslissen om de gemeente geheel of gedeeltelijk vuurwerkvrij te verklaren. Korpschef Akerboom van de Nationale politie heeft daartegen fundamentele bezwaren geuit: volgens Akerboom leiden lokale vuurwerkverboden tot een lappendeken die juist voor onoverzichtelijke situaties zorgt. De willekeur aan lokale verboden, zo stelt de korpschef van de Nationale politie in een brief aan de Tweede Kamer, maakt de handhaving van de openbare orde een stuk complexer8. Een landelijk vuurwerkverbod is zo bezien beter te handhaven dan de huidige lokale vuurwerkverboden. In die zin is ook de Vereniging Nederlandse Gemeenten ervan overtuigd dat alleen een landelijk vuurwerkverbod effectief is.9
Goede naleving van een landelijk vuurwerkverbod zal een omschakelperiode vergen en in het begin waarschijnlijk nog steeds veel van handhavers vragen. Echter, ook het fenomeen spontane naleving zal een belangrijke rol spelen. Wanneer de overheid iets verbiedt en daarmee een duidelijke norm stelt, zijn mensen sneller geneigd hun gedrag spontaan aan te passen.10 Die kans is het grootst wanneer de samenleving het verbod als rechtvaardig en proportioneel beoordeelt. Voor een landelijk verbod op het afsteken van vuurwerk door consumenten bestaat op dit moment onder twee derde van de Nederlandse bevolking draagvlak.11 Het verbodene heeft bovendien negatieve consequenties die bij een groot deel van de bevolking bekend zijn en waar alom afschuw over bestaat. Ook laten mensen zich beïnvloeden door wat «de rest» doet. Wanneer het merendeel van de bevolking zich aan het verbod houdt, wordt het verboden gedrag sociaal onwenselijk. Dit bevordert tevens de sociale controle. Wanneer het gedrag sociaal onwenselijk is en de bevolking zich gesteund voelt door een duidelijke norm vanuit de overheid, dan wordt het aantrekkelijker om wetsovertreders aan te spreken op hun gedrag. Indieners verwachten derhalve dat de benodigde inzet van handhavers na verloop van tijd zal dalen.
Invoering van een algemeen verbod voor consumenten op het voorhanden hebben en het afsteken van vuurwerk zal financiële gevolgen hebben voor de vuurwerkbranche. Volgens Belangenvereniging Pyrotechniek Nederland hebben vuurwerkhandelaren tijdens de jaarwisseling 2019–2020 een omzet van 77 miljoen euro behaald. Daartegenover staan de maatschappelijke kosten. Verzekeraars schatten de tijdens de recente jaarwisseling geschatte schade op minimaal € 15 miljoen. De kosten die verbonden zijn aan de noodzakelijke medische hulp zijn niet berekend, maar zullen, afgaande op de ruim 1.300 vuurwerkslachtoffers, waaronder 168 slachtoffers met letsel aan één of beide ogen, substantieel zijn. Daar bovenop, maar zeker niet onbelangrijk, valt te wijzen op het onbekende en nauwelijks in geld uit te drukken gevolg van vuurwerk en -overlast voor mens, dier en milieu. Afhankelijk van de omvang van de door initiatiefnemers voorgestelde positieflijst is de balans tussen gederfde inkomsten van de vuurwerkbranche en de weggevallen maatschappelijke kosten te bepalen.
Het wetsvoorstel kan beschouwd worden tegen de achtergrond van artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. In dit verband kunnen parallellen getrokken worden tussen het verbod op paddo’s en de positie van de smartshopbranche.12 In algemene zin kan daaruit opgemaakt worden dat de ongehinderde en legale verkoop van een middel of product dat verboden wordt op zichzelf genomen niet als eigendomsrecht gekwalificeerd moet worden in de zin van artikel 1 EP, dat de branche er geen aanspraak op kan maken dat bestaande wetgeving geen wijzigingen ondergaat, en dat de daaruit voortvloeiende verwachting dat inkomsten ook in de toekomst uit de handel van een product of middel dat bij wetgeving verboden wordt gehaald kunnen worden, mitsdien niet gelegitimeerd is, omdat zulks in beginsel tot het ondernemersrisico behoort.13 Verondersteld echter dat in onderhavig geval sprake zou zijn van een inmenging in het recht op eigendom, is van belang of deze inmenging bij wet is voorzien, een gerechtvaardigd algemeen belang dient en proportioneel is. Aan de eerste eis is voldaan, nu het vuurwerkverbod zal berusten op een toegankelijke en voorzienbare grondslag in onderhavig wetsvoorstel. Het vuurwerkverbod dient voorts naar de mening van de initiatiefnemers om de hierboven uiteengezette redenen een gerechtvaardigd algemeen belang. Tot slot zijn de initiatiefnemers van mening dat het met dit wetsvoorstel voorgestelde vuurwerkverbod – in het licht van het daarmee te dienen algemeen belang – proportioneel is, omdat het verbod zich beperkt tot het door consumenten afsteken van vuurwerk van de categorieën F2 en F3 (professionele partijen mogen deze categorieën vuurwerk nog wel blijven afsteken), en voorts omdat het wetsvoorstel de mogelijkheid bevat bij algemene maatregel van bestuur een «positieflijst» van vuurwerken uit de categorie F2 aan te wijzen die nog wel door consumenten afgestoken mogen worden. Het verbod gaat daarmee naar de mening van de initiatiefnemers niet verder dan noodzakelijk om het algemeen belang te dienen.
Artikelen I en II
Deze artikelen wijzigen de Wet milieubeheer en het Wetboek van Strafrecht teneinde te regelen dat het consumenten niet langer toegestaan is om vuurwerk af te steken.
Daartoe wordt allereerst met artikel I een titel 9.2a met daarin een nieuw artikel 9.2a.1 in de Wet milieubeheer ingevoegd. In hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer zijn regels neergelegd over stoffen en producten die in potentie gevaar opleveren voor of ongewenste effecten kunnen hebben op de gezondheid van de mens of het milieu. Vuurwerk is in potentie een dergelijke stof of product. Het Vuurwerkbesluit is dan ook mede gebaseerd op titel 9.2 (artikel 9.2.2.1 in het bijzonder) van de Wet milieubeheer. Mede tegen de achtergrond van het belang van de gezondheid van de mens en de bescherming van het milieu wordt met het wetsvoorstel voorgesteld het afsteken van vuurwerk niet langer door consumenten, maar alleen nog aan professionele partijen toe te staan. Het eerste lid van het voorgestelde artikel 9.2a.1 regelt dat vuurwerk van de categorieën F2 tot en met F4 voortaan uitsluitend nog tot ontbranding gebracht mag worden (en dat handelingen ten behoeve van het tot ontbranding brengen en het na ontbranding verwijderen) als daartoe krachtens algemene maatregel van bestuur een vergunning verleend is. Op dit moment is het afsteken van vuurwerk van de categorie F4 reeds voorbehouden aan professionele partijen die op grond van artikel 3B.1 van het Vuurwerkbesluit over een toepassingsvergunning moeten beschikken, en niet toegestaan aan consumenten. Met dit wetsvoorstel wordt dit uitgebreid naar de categorieën F2 en F3. Voor consumenten blijft het overigens toegestaan om vuurwerk van de categorie F1 tot ontbranding te brengen. Dit is in overeenstemming met artikel 4, tweede lid, van de Pyrorichtlijn.
Het tweede lid van het voorgestelde artikel 9.2a.1 van de Wet milieubeheer beoogt het mogelijk te maken om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (het Vuurwerkbesluit) soorten vuurwerk aan te wijzen binnen categorie F2 waarop het eerste lid niet van toepassing is. Het afsteken van dergelijk vuurwerk binnen de categorie F2 is dan niet slechts voorbehouden aan professionele partijen, maar mag dan ook door consumenten afgestoken worden. Zoals hierboven reeds aangegeven, stellen initiatiefnemers zich voor dat hier het nodige onderzoek en overleg aan vooraf gaat, en dat het belang van de veiligheid voor mens, dier en milieu, en de handhaafbaarheid in de overwegingen betrokken worden.
Het derde lid bevat een zware voorhang voor de krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur om parlementaire betrokkenheid bij het aanwijzen van vuurwerk binnen de categorie F2 mogelijk te maken. Indien een der kamers der Staten-Generaal binnen de voorhangtermijn niet instemt met het ontwerp van deze algemene maatregel van bestuur, wordt daarvan geen voordracht gedaan. Na vier weken kan een nieuw ontwerp worden voorgehangen.
Omwille van de openbare orde en veiligheid wordt met artikel II voorgesteld om het voorhanden hebben en afsteken van vuurwerk, als dat gebeurt in andere gevallen dan die bij of krachtens het hiervoor beschreven voorgestelde artikel 9.2a.1 van de Wet milieubeheer toegelaten zijn, als gevaarzettingsdelict strafbaar te stellen in artikel 429 Wetboek van Strafrecht. Het betreft een overtreding, waarop een straf staat van ten hoogste veertien dagen hechtenis of geldboete van de tweede categorie (momenteel € 4.350,–). Niet strafbaar is degene die vuurwerk voorhanden heeft of afsteekt in de gevallen die bij of krachtens artikel 9.2a.1 van de Wet milieubeheer toegelaten zijn. Derhalve zijn personen die een vuurwerk afsteken in overeenstemming met het bepaalde in dat artikel en de daarop berustende algemene maatregel van bestuur (het Vuurwerkbesluit), niet strafbaar.
Met dit wetsvoorstel wordt aldus beoogd uitputtend te regelen welke categorieën vuurwerk door consumenten en door professionele partijen afgestoken mogen worden. De categorieën F3 en F4 mogen uitsluitend nog door professionele partijen (partijen die beschikken over een toepassingsvergunning als bedoeld in artikel 3B.1 van de Vuurwerkrichtlijn, in welk verband onder meer een geldig certificaat van vakbekwaamheid vereist is op grond van de artikelen 3B.2, tweede lid, onder c, en 3B.1, zesde lid) afgestoken worden. Voor categorie F2 geldt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (het Vuurwerkbesluit) bepaalde soorten vuurwerk binnen die categorie kunnen worden aangewezen waarop het eerste lid niet van toepassing is, en die aldus nog wel door consumenten afgestoken mogen worden. Het wetsvoorstel laat vuurwerk uit de categorie F1 buiten beschouwing. De Pyrorichtlijn verzet zich overigens tegen het beperken of verbieden van het bezit of gebruik van vuurwerk uit deze lichtste categorie.
Artikel III
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, die bij koninklijk besluit geschiedt. Initiatiefnemers beogen een zo voortvarend mogelijke behandeling met het oog op de door hen gewenste inwerkingtreding van het voorstel voorafgaand aan de komende jaarwisseling.
Klaver Ouwehand