Ontvangen 7 september 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel III wordt na «te bepalen tijdstip» toegevoegd «, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld».
Het ingediende amendement van de leden Peters (CDA) en Bruins (CU) stelt voor om gemeenten, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in de uitvoering van de socialezekerheidswetten de mogelijkheid te bieden om met betrekking tot «fraudevorderingen» (vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht) medewerking te laten verlenen aan minnelijke schuldenregelingen tegen finale kwijting, tenzij er vastgesteld is dat sprake is van opzet of grove schuld.1 De betrokken uitvoeringspartijen (gemeenten, SVB en UWV) zijn nog niet geconsulteerd over de wetswijzigingen die met dit amendement beoogd worden. De impact op de uitvoering is zodoende nog niet in beeld gebracht. Er is dus ook nog niet in beeld wat er in de uitvoering nodig is om de wetswijzigingen goed te kunnen uitvoeren. Dat is in het kader van zorgvuldige implementatie en behoorlijk bestuur wel van belang. Het uitvoeren van gedegen uitvoeringstoetsen kost tijd. De betrokken partijen moeten zich daarnaast ook goed kunnen voorbereiden, zodat de wetswijzigingen doeltreffend kunnen worden uitgevoerd. Daarom wordt met deze nota van wijziging de ruimte geboden om de inwerkingtredingsdatum voor de verschillende artikelen en onderdelen van het wetsvoorstel verschillend vast te stellen.
Indien het amendement wordt aangenomen en meer (of minder) voorbereidingstijd nodig blijkt te zijn om het amendement te kunnen uitvoeren, biedt de inwerkingtredingsbepaling van het wetsvoorstel de mogelijkheid om de inwerkingtredingsdatum voor de verschillende artikelen en onderdelen van het wetsvoorstel verschillend vast te stellen. Vanwege het publieke belang van de beoogde wetswijzigingen, zullen alle artikelen en onderdelen van het wetsvoorstel (inclusief amendement) zo spoedig mogelijk in werking treden, in afwijking van de vaste verandermomenten voor nieuwe regelgeving. De artikelen en onderdelen waar het amendement op ziet, zullen in het belang van betrokkenen zo spoedig mogelijk in werking treden. Hierbij kan worden afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van drie maanden voor nieuwe regelgeving.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout