Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de democratische rechtsstaat weerbaarder te maken tegen radicale antidemocratische krachten en daarom de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen te verruimen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt voor «de werkzaamheid» ingevoegd «het doel of».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In ieder geval in strijd met de openbare orde is het doel dat of de werkzaamheid die leidt of klaarblijkelijk dreigt te leiden tot een bedreiging van de nationale veiligheid of de internationale rechtsorde of tot de ontwrichting van de democratische rechtsstaat of het openbaar gezag.
3. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:
3. In strijd met de openbare orde wordt vermoed te zijn het doel dat of de werkzaamheid die leidt of klaarblijkelijk dreigt te leiden tot aantasting van de menselijke waardigheid, geweld of het aanzetten tot haat of discriminatie.
4. Er worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:
5. Bij de verbodenverklaring kan de rechter de betrokken rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken in het belang van de openbare orde bevelen om bepaalde maatregelen te nemen of gedragingen na te laten, uiterlijk totdat over de verboden verklaring onherroepelijk is beslist.
6. De verbodenverklaring en de daarbij gegeven bevelen zijn uitvoerbaar bij voorraad. Het instellen van een rechtsmiddel schorst de werking niet.
B
Na artikel 20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De bestuurder van een verboden verklaarde rechtspersoon, kan gedurende ten minste drie jaar nadat de verbodenverklaring in kracht van gewijsde is gegaan, geen bestuurder of commissaris van enige rechtspersoon zijn of worden, tenzij betrokkene naar het oordeel van de rechter in de gegeven omstandigheden geen ernstig verwijt kan worden gemaakt.
2. De rechtbank regelt zo nodig alle overige gevolgen van het door haar uitgesproken bestuursverbod.
3. De griffier van de rechtbank, of bij hoger beroep, van het gerechtshof, biedt de onherroepelijke uitspraak waarin een bestuursverbod is opgelegd met bekwame spoed aan de Kamer van Koophandel aan, die zo nodig terstond tot uitschrijving van betrokkene uit het handelsregister overgaat. Tevens wordt het bestuursverbod geregistreerd bij het handelsregister.
4. Artikelen 106c en 106d, eerste lid, van de Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat waar in artikel 106c van de Faillissementswet wordt verwezen naar een verzoek of vordering tot het opleggen van een bestuursverbod wordt gelezen een verzoek tot verbodenverklaring van een rechtspersoon.
C
Aan het slot van artikel 23b, eerste lid, wordt toegevoegd «In afwijking van het voorgaande kan de rechter die een rechtspersoon op grond van artikel 20 verboden verklaart, bepalen dat de vereffenaar na ontbinding het overschot uitkeert aan de Staat.»
Artikel 122 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:
3. Artikel 20, leden 2, 3, 5 en 6 en artikel 20a van Boek 2 zijn van overeenkomstige toepassing.
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 140, tweede lid, worden de woorden «Deelneming aan de voortzetting» vervangen door «De voortzetting» en worden de woorden «met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie» vervangen door «met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van de vierde categorie».
B
Artikel 184a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, luidende:
2. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een bevel, bedoeld in artikel 20, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
In lid 1 onder b van artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering wordt voor «141a» ingevoegd «140, tweede lid, ».
In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt na artikel 32 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Artikel 20 van Boek 2, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I van de Wet van (XXXX), tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen (Stb. ...), blijft van toepassing ten aanzien van een procedure bij de civiele rechter waarbij voor de datum van inwerkingtreding van dat artikel een verzoek bij de rechter is ingediend, een beroep bij het gerechtshof is ingediend of een verzoek bij de Hoge Raad is ingediend.
2. Artikel 20 van Boek 2, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I van de Wet van (XXXX), tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen (Stb. ...), blijft tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip van toepassing ten aanzien van politieke partijen alsmede hun neveninstellingen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,