Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het burgerschapsonderwijs in het funderend onderwijs onvoldoende aansluit bij de maatschappelijke ontwikkelingen, dat het daarom noodzakelijk is de doelstelling en uitgangspunten van het onderwijs ten aanzien van burgerschap te verduidelijken;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 8, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs wordt vervangen door:
3. Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op:
a. het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens; en
b. het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die de leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme, democratische Nederlandse samenleving.
3a. Het bevoegd gezag draagt zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de waarden, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, en creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met deze waarden.
Artikel 11, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra wordt vervangen door:
4. Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op:
a. het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens; en
b. het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die de leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme, democratische Nederlandse samenleving.
4a. Het bevoegd gezag draagt zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de waarden, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, en creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met deze waarden.
De wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 17 komt te luiden:
1. Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op:
a. het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens; en
b. het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die de leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme, democratische Nederlandse samenleving.
2. Het bevoegd gezag draagt zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de waarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met deze waarden.
B
In artikel 56, eerste lid, wordt na «de duur van de cursus,» ingevoegd «de opdracht tot actief burgerschap en sociale cohesie,».
C
In artikel 58, eerste lid, wordt na «12 tot en met 15» ingevoegd «, 17».
Artikel 1a1, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «artikelen 8, eerste, tweede, derde, vierde» vervangen door «artikelen 8, eerste tot en met vierde».
2. In onderdeel b wordt na «in de artikelen 6a» ingevoegd «, 17».
Artikel 10, derde lid, van de Wet primair onderwijs BES wordt vervangen door:
3. Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op:
a. het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens; en
b. het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die de leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme, democratische Caribisch Nederlandse samenleving.
3a. Het bevoegd gezag draagt zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de waarden, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, en creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met deze waarden.
De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 42 komt te luiden:
1. Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op:
a. het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens; en
b. het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die de leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme, democratische Caribisch Nederlandse samenleving.
2. Het bevoegd gezag draagt zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de waarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met deze waarden.
B
In artikel 112, eerste lid, wordt na «de duur van de cursus,» ingevoegd «de opdracht tot actief burgerschap en sociale cohesie,».
C
In artikel 114, eerste lid, wordt na «34 tot en met 41» ingevoegd «, 42».
Artikel 3, eerste lid, van de Leerplichtwet BES wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «artikelen 10, eerste, tweede, derde» vervangen door «artikelen 10, eerste, tweede, derde, lid 3a».
2. In onderdeel b wordt na «in de artikelen 8» ingevoegd «, 42».
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2019 ingediende voorstel van wet houdende Regels over het voortgezet onderwijs (Wet voortgezet onderwijs 20xx) tot wet is of wordt verheven en artikel 13.5, eerste lid, van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel III van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
A
Artikel III van deze wet komt als volgt te luiden:
De Wet voortgezet onderwijs 20xx wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.2. komt te luiden:
1. Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op:
a. het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens; en
b. het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die de leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme, democratische Nederlandse samenleving.
2. Het bevoegd gezag draagt zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de waarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met deze waarden.
B
In artikel 2.66, eerste lid, wordt na «de cursusduur,» ingevoegd «de opdracht tot bevorderen van actief burgerschap en sociale cohesie,».
C
In artikel 2.68, eerste lid, wordt voor «2.12 tot en met 2.27» ingevoegd «2.2,»;
B
Artikel VI van deze wet vervalt.
b. later in werking treedt dan artikel III van deze wet, wordt de Wet voortgezet onderwijs 20xx als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.2. komt te luiden:
1. Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op:
a. het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens; en
b. het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die de leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme, democratische Nederlandse samenleving.
2. Het bevoegd gezag draagt zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de waarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met deze waarden.
B
In artikel 2.66, eerste lid, wordt na «de cursusduur,» ingevoegd «de opdracht tot bevorderen van actief burgerschap en sociale cohesie,».
C
In artikel 2.68, eerste lid, wordt voor «2.12 tot en met 2.27» ingevoegd «2.2,».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,