Ontvangen 10 december 2019
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel BB, wordt na het voorgestelde artikel 7.53e een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien vanwege een onverwachte en grote stijging van het aantal aanmeldingen voor een opleiding van personen die niet behoren tot een van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, of de Surinaamse nationaliteit bezitten, de beschikbare onderwijscapaciteit ontoereikend is om een onbeperkte inschrijving van studenten mogelijk te maken, kan het instellingsbestuur op grond van bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde criteria een capaciteitsfixus voor de opleiding instellen. De capaciteitsfixus heeft betrekking op de personen, bedoeld in de eerste volzin. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
2. De capaciteitsfixus wordt voor een studiejaar vastgesteld en heeft betrekking op het eerstvolgende studiejaar.
3. Het instellingsbestuur meldt het instellen van een capaciteitsfixus als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan Onze Minister.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gesteld voor het aantonen dat de ontoereikende onderwijscapaciteit wordt veroorzaakt door aanmeldingen van personen als bedoeld in het eerste lid. Daarbij kan worden bepaald dat de capaciteitsfixus ten hoogste een bepaald aantal maal achtereenvolgens kan worden vastgesteld, kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het instellingsbestuur de capaciteitsfixus, bedoeld in het eerste lid, kenbaar maakt, en kunnen regels gesteld worden over selectie met loting.
Wanneer een opleiding te maken krijgt met aanmeldingen van niet-EER-studenten die aanzienlijk hoger liggen dan vooraf werd geanticipeerd, en daardoor de maximale capaciteit van de opleiding wordt overschreden, mag de opleiding gebruik maken van een noodbeperking op het aantal plaatsen voor niet-EER-studenten. Deze beperking is gelegitimeerd aangezien door de acute capaciteitsbeperking de kwaliteit van het onderwijs niet adequaat gewaarborgd kan worden. Denk bijvoorbeeld aan capaciteitsproblemen, zoals beschikbaarheid van collegezalen, of dat een opleiding niet over voldoende gekwalificeerde docenten beschikt om vakken te kunnen geven. Mocht dit het geval zijn, kan de onderwijsinstelling over gaan tot een noodremprocedure. Dit amendement regelt dat het instellingsbestuur een tijdelijke capaciteitsfixus van 1 studiejaar kan instellen. Het instellingsbestuur mag hiertoe overgaan als voldaan wordt aan criteria die bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. Een criterium waaraan wordt gedacht is een stijgingspercentage van het aanmeldingen van niet-EER-studenten ten opzichte van voorgaande jaren.
Wiersma