Vastgesteld 17 oktober 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige partnerschapsovereenkomst. Wel hebben zij nog een paar vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af waaruit blijkt dat artikel 9 «essentieel onderdeel vormt van deze overeenkomst». Had de bepaling een ander gevolg gehad wanneer deze bepaling niet essentieel is in de overeenkomst?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de in titel VII bepaalde mogelijkheid tot financiële bijstand al heeft geresulteerd in beschikbaar budget, of dat het enkel een grondslag voor een besluit betreft. Als er al wel budget beschikbaar is gemaakt; om hoe veel geld gaat het dan?
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij spreken steun uit voor deze partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en Armenië.
Zij pleiten er bovendien voor dat er snel een Nederlandse ambassade in Armenië moet komen. Van de 47 landen die lid zijn van de Raad van Europa heeft Nederland in zes landen geen fysieke diplomatieke vertegenwoordiging. Waaronder dus Armenië. Uit de reactie op schriftelijke vragen van de leden Omtzigt, Van Helvert (beiden CDA), Voordewind (ChristenUnie) en Van der Staaij (SGP) d.d. 21 mei jl. (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2738) blijkt dat het kabinet niet verder komt dan het versterken van de Nederlandse ambassade in Georgië (mede geaccrediteerd voor Armenië) met een lokale medewerker. De leden van de CDA-fractie vinden deze inzet te mager. Zij roepen het kabinet opnieuw op om de diplomatieke vertegenwoordiging in Armenië te versterken.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennis genomen van het wetsvoorstel ter goedkeuring van de partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en Armenië. De leden onderschrijven dat het bevorderen van politieke stabiliteit en economische welvaart in Armenië zowel in het belang van Armenië is als in dat van Nederland. Deze leden hebben nog enkele vragen over deze overeenkomst aan de Minister.
Mensenrechten
De leden van de D66-fractie merken op dat er in deze overeenkomst aandacht besteed wordt aan samenwerking op het gebied van rechtstaatontwikkeling, eerbiediging van mensenrechten en corruptiebestrijding. Over rechtstaatontwikkeling en corruptiebestrijding worden een aantal concrete afspraken genoemd in de overeenkomst, echter hoe deze overeenkomst concreet bij gaat dragen aan de eerbiediging van de mensenrechten is deze leden niet geheel duidelijk. Biedt de reguliere politieke dialoog (voldoende) ruimte om aandacht te besteden aan mensenrechten? Hoe kan deze overeenkomst concreet bijdragen aan de verbetering van de mensenrechten situatie in Armenië? Specifiek: hoe verwacht de regering dat deze samenwerking kan bijdragen aan de versterking van de rechten van minderheden in Armenië? En welke prioriteiten stelt de regering in de samenwerking met Armenië op het gebied van mensenrechten, zo vragen deze leden.
Politieke verhoudingen
Verder hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen over de relatie tussen deze overeenkomst en het lidmaatschap van Armenië van de Euraziatische Economische Unie (EEU). Hoe verwacht de regering dat deze overeenkomst de relatie tussen de EU, Armenië en Rusland beïnvloedt? Hoe ziet de regering potentiële verdere economische ontwikkelingen in de relatie met Armenië, zolang zij lid zijn van de EEU?