Ontvangen 31 oktober 2019
Inhoudsopgave |
||
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Schets van de belangrijkste wijzigingen in de nieuwe verordening ten opzichte van de oude verordening |
2 |
Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de bevindingen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken bij de wijziging van de Uitvoeringswet verordening Europees burgerinitiatief in verband met de nieuwste verordening betreffende het Europees burgerinitiatief (hierna: EBI). Ik dank de leden van de fracties van de VVD, D66, en SP voor hun vragen en opmerkingen. Bij de beantwoording van de vragen is de indeling en volgorde van het verslag aangehouden.
De leden van de VVD-fractie verwijzen naar de zinsnede in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, waarin wordt gesteld dat de nieuwe verordening inhoudelijk geen gevolgen heeft voor de Uitvoeringswet verordening EBI aangezien de nieuwe verordening bepalingen bevat die reeds geïmplementeerd zijn. Los van de rechtstreeks doorwerking vragen deze leden wat er wordt bedoeld met «reeds geïmplementeerd».
Een verordening is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten van de Europese Unie. Om aan een verordening volledige werking te kunnen toekennen, is «implementatie» meestal wel nodig, in die zin dat in nationale regelgeving bepalingen moeten worden opgenomen over bijvoorbeeld de sanctionering, rechtsbescherming en aanwijzing van met de uitvoering van de verordening belaste instanties. Voor zover de (oude) verordening over het Europees burgerinitiatief dergelijke implementatie behoefde, zijn er in de Uitvoeringswet verordening EBI en de onderliggende regelgeving reeds voorzieningen opgenomen voor bijvoorbeeld de aanwijzing van de bevoegde instantie voor certificering van online verzamelsystemen en voor verificatie en certificering van verzamelde steunbetuigingen. De nieuwe verordening bevat geen voorstellen die gevolgen hebben voor de reeds getroffen uitvoeringsmaatregelen. Evenmin vergt de verordening dat er nieuwe uitvoeringsmaatregelen worden getroffen. De aanpassing van de Uitvoeringswet aan de nieuwe verordening betreft dan ook uitsluitend wijzigingen van technische aard, zoals verwijzingen naar de nieuwe verordening.
Voor de leden van de fractie van de SP is het nut van een Europees burgerinitiatief niet duidelijk. Zij vragen of de regering voorbeelden kan noemen van initiatieven waardoor Europese regels zijn aangepast.
Tussen 2012 en heden heeft slechts één burgerinitiatief geresulteerd in een wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie, namelijk een voorstel van de Europese Commissie uit februari 2018 om de EU-Drinkwaterrichtlijn te herzien. Aanleiding hiervoor was het succesvolle Europees burgerinitiatief «Right2Water». De tegenvallende ervaringen met het Europees burgerinitiatief zijn mede aanleiding geweest om de oude verordening te vervangen. De nieuwe verordening beoogt bepaalde drempels weg te nemen zodat het voor organisatoren eenvoudiger wordt om een burgerinitiatief te laten registeren en om er voldoende steunbetuiging voor te verzamelen. Daarnaast bevat de nieuwe verordening een aantal maatregelen die de kans vergroten dat een succesvol Europees burgerinitiatief – waarvoor voldoende steunbetuigingen zijn verzameld – leidt tot wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie overeenkomstig haar bevoegdheden. Zo is de termijn waarop de Commissie in een mededeling haar juridische en politieke conclusies over een succesvol initiatief bekend maakt, ten opzichte van de oude verordening met drie maanden verlengd, zodat er meer tijd is voor debat en reflectie voordat de Commissie haar wettelijke en politieke conclusies presenteert. Deze maatregel moet ertoe leiden dat geldige initiatieven door de Commissie naar behoren worden onderzocht en een passende respons krijgen, in de verwachting dat dit zal bijdragen aan een betere invulling van een succesvol burgerinitiatief. Bovendien moet de mededeling van de Commissie, als deze concrete maatregelen bevat, ook gepaard gaan met een eveneens concreet tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen. Daarnaast wordt de betrokkenheid van het Europees Parlement als rechtstreeks gekozen vertegenwoordiger van de EU-burgers groter. Zo wordt de openbare hoorzitting over een succesvol Europees burgerinitiatief georganiseerd door het Europees Parlement, stelt het Europees Parlement de Raad, andere instellingen en adviesorganen van de Europese Unie, de nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld in de gelegenheid aan de hoorzitting deel te nemen, zorgt het Europees Parlement voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de betrokken publieke en private belangen en beoordeelt het na de hoorzitting de politieke steun voor het initiatief. Tot slot krijgt het Europees Parlement de bevoegdheid om de maatregelen die de Commissie heeft genomen ten aanzien van met succes ingediende initiatieven, te beoordelen. Dit alles moet zorgen voor meer en bredere aandacht voor succesvolle burgerinitiatieven.
Voor initiatieven die na 31 december 2022 geregistreerd worden, is het gebruik van het centrale online verzamelsysteem verplicht. De leden van de VVD-fractie vragen hoe dat zich verhoudt tot het individuele online verzamelsysteem en of dit laatste systeem na de genoemde datum niet meer gebruikt mag worden. Zij wijzen hierbij op de Wet digitale overheid die nog niet in werking is getreden en vragen wat dat betekent voor de uitvoering van de nieuwe verordening.
Het initiële voorstel van de Europese Commissie stond toe dat een groep organisatoren kon kiezen uit zowel een centraal online systeem als uit een individueel online systeem voor het verzamelen van steunbetuigingen. Tot op heden is er in Nederland geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een online verzamelsysteem op te zetten en te exploiteren. In de aanloop naar de vaststelling van de nieuwe verordening heeft de Nederlandse regering aangegeven de voorkeur te geven aan het standaard gebruik van een centraal online verzamelsysteem vanwege het eenvoudiger en efficiënter gebruik van dit instrument voor het verzamelen van steunbetuigingen. Uiteindelijk is in de nieuwe verordening gekozen voor het gebruik van een centraal online verzamelsysteem dat de Commissie opzet, beheert en kosteloos ter beschikking stelt aan groepen organisatoren. Om de overgang naar dit systeem te vergemakkelijken, moet een groep organisatoren de mogelijkheid blijven hebben om haar eigen online systemen op te zetten en steunbetuigingen via dit systeem te verzamelen voor initiatieven die overeenkomstig de nieuwe verordening uiterlijk op 31 december 2022 zijn geregistreerd. Voor initiatieven die nadien zijn geregistreerd, is het gebruik van een individueel online verzamelsysteem inderdaad niet meer mogelijk.
De regering ziet geen problemen voor de uitvoering van de nieuwe verordening indien de Wet digitale overheid nog niet in werking is getreden op het moment dat de nieuwe verordening van toepassing is op 1 januari 2020. Op grond van de nieuwe verordening moeten de lidstaten ervoor zorgen dat burgers initiatieven online kunnen steunen door voor hun steunbetuigingen gebruik te maken van een aangemeld elektronisch identificatiemiddel of door te tekenen met een elektronische handtekening in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014. Verder moeten de lidstaten zorgen dat het in het kader van voorgenoemde verordening en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1501 ontwikkelde eIDAS-knooppunt van de Commissie wordt erkend.
Tekenen met een elektronische handtekening in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014 is reeds mogelijk op grond van artikel 2:16 van de Algemene wet bestuursrecht. De verplichting inzake de erkenning van het eIDAS-knooppunt van de Europese Commissie vloeit rechtstreeks voort uit de reeds van toepassing zijnde Verordening (EU) nr. 910/2014 en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1501. Nederland is aangesloten op het eIDAS-knooppunt (zie: https://www.digitaleoverheid.nl/overzicht-van-alle-onderwerpen/identiteit/eidas/). De uitvoering van de nieuwe EBI-verordening zal dan ook niet afhankelijk zijn van de inwerkingtreding van de Wet digitale overheid, op grond waarvan – naast de Europees erkende inlogmiddelen – naar verwachting onder meer de inlogmiddelen DigiD en eHerkenning zullen worden toegelaten.
De nieuwe verordening biedt de lidstaten de mogelijkheid om de minimumleeftijd voor de ondersteuning van een Europees burgerinitiatief op 16 jaar te stellen. De leden van de SP-fractie vragen of het kabinet verwacht dat de besluitvorming rondom het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd in Nederland voor 1 januari aanstaande is afgerond. In het geval dat niet wordt gehaald, vragen deze leden of de regering dan kan toezeggen dat dit ook niet gaat gelden voor Europese burgerinitiatieven.
De regering beziet de verlaging van de leeftijd voor de ondersteuning van een Europees burgerinitiatief inderdaad in de context van de mogelijke verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd. Ik zal uw Kamer voor het einde van dit jaar informeren over de uitkomst van de aangekondigde verkenning hierover in de kabinetsreactie op het eindrapport van de staatscommissie-Remkes.
De nieuwe verordening verplicht de Commissie tot het uitvoeren van voorlichtings- en communicatieactiviteiten over het instrument van het Europees burgerinitiatief. De leden van de D66-fractie steunen dit en vragen zich af of de regering in Nederland van plan is dit belangrijke democratisch instrument bij burgers onder de aandacht te brengen en het gebruik daarvan te stimuleren. Voorts vragen zij welke ondersteuning het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties biedt bij burgerinitiatieven.
Voor het breder bekendmaken van het instrument van het Europees burgerinitiatief is inderdaad een belangrijke rol weggelegd voor de Europese Commissie. Dit doet de Europese Commissie ook met activiteiten in de lidstaten zelf. Zo is de Commissie in april 2018 in Nederland geweest op het European Democracy Festival om daar het nieuwe Europese Burgerinitiatief toe te lichten. Op het moment dat de nieuwe verordening van toepassing wordt, zal het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties daar via haar eigen sociale media ook aandacht voor vragen.
Het Nederlandse contactpunt dat organisatoren kosteloos kan voorzien van informatie en bijstand, wordt in Nederland geplaatst bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor vragen en advies kunnen organisatoren zich wenden tot postbus.Europeesburgerinitiatief@minbzk.nl. Op ieder informatieverzoek dat daar binnenkomt zal snel via mail of telefoon persoonlijk contact worden gezocht, om zo goed mogelijk advies te geven aan (potentiële) Nederlandse organisatoren van een Europees burgerinitiatief.
In verband met de evaluatie van de nieuwe verordening vernemen de leden van de D66-fractie van de regering hoe het tijdpad van evaluatie en eventuele verdere aanpassing van het instrument eruit ziet.
De werking van het Europees burgerinitiatief is na vijf jaar geëvalueerd. Dit resulteerde uiteindelijk in de aanpassing en de vervanging van de oude verordening om technische, juridische en praktische tekortkomingen in de uitvoering van het Europees burgerinitiatief te verhelpen. De praktijk van de komende jaren zal moeten uitwijzen of de nieuwe verordening heeft bijgedragen aan het realiseren van de beoogde doelstelling om het Europees burgerinitiatief toegankelijker, minder omslachtig en gebruiksvriendelijker te maken alsook te zorgen voor een optimale benutting van het burgerinitiatief als middel om debat en burgerparticipatie op het niveau van de Europese Unie te bevorderen en de EU dichter bij de burger te brengen.
De nieuwe verordening schrijft voor dat de Commissie in het kader van de toetsing van de werking van het Europees burgerinitiatief uiterlijk op 1 januari 2024 en vervolgens om de vier jaar een verslag over de uitvoering indient bij het Europees Parlement en de Raad. De Nederlandse regering vindt het een goede ontwikkeling dat de werking van het Europees burgerinitiatief duurzaam wordt getoetst en zal zich te zijner tijd opnieuw inspannen ter ondersteuning van voorstellen die bijdragen aan de vergroting van de democratische betrokkenheid van burgers bij Europese aangelegenheden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren