Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een grondslag voor de verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard en diverse technische wijzigingen aan te brengen in de Advocatenwet, de Gerechtsdeurwaarderswet, de Wet op het notarisambt en de Wet positie en toezicht advocatuur;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Advocatenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, tweede en derde lid, komen te luiden:
2. De inschrijving als advocaat geschiedt onvoorwaardelijk.
3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid geschiedt de inschrijving voorwaardelijk indien de verzoeker niet in het bezit is van een verklaring als bedoeld in artikel 9b, vijfde lid, of niet beschikt over een ten aanzien van het beroep van advocaat afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties of over een document als bedoeld in artikel 2a, eerste lid. Wordt een verklaring of erkenning als bedoeld in de eerste volzin nadien alsnog overlegd, dan wordt van rechtswege het voorwaardelijk karakter aan de inschrijving ontnomen.
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, en het vijfde lid, wordt «artikel 8c, derde lid,» telkens vervangen door «artikel 8c, eerste lid, onderdeel c,».
2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «de daar bedoelde verklaring» vervangen door «de daar bedoelde verklaring of het bewijs».
C
Artikel 8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel l, vervalt na de puntkomma: «en».
2. In het eerste lid, onderdeel m, wordt na de puntkomma «en» ingevoegd.
D
Artikel 8c komt te luiden:
1. De secretaris van de algemene raad schrapt de advocaat die op het tableau is ingeschreven in geval:
a. Hij om schrapping heeft verzocht omdat hij niet langer op het tableau wenst ingeschreven te staan of enige betrekking heeft verkregen waarmee het beroep van advocaat onverenigbaar is. In het laatstbedoelde geval kan eveneens de rechtbank in het arrondissement waarin de advocaat kantoor houdt tot schrapping beslissen op requisitoir van het openbaar ministerie, de raad van de orde in het arrondissement gehoord. Van de beslissing tot schrapping wordt door de griffier van de rechtbank kennisgegeven aan de secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking op het tableau;
b. De advocaat is overleden;
c. Hij, hetzij onafgebroken, hetzij met onderbrekingen, gedurende een tijdvak van drie jaar voorwaardelijk als advocaat ingeschreven heeft gestaan:
1°. zonder dat de verklaring bedoeld in artikel 9b, vijfde lid, kan worden overlegd; of
2°. zonder dat het bewijs kan worden overgelegd dat met gunstig gevolg het in artikel 9c bedoelde examen is afgelegd.
2. Indien het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde tijdvak is onderbroken en de verklaring bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, of het onder 2°, bedoelde bewijs niet kan worden overgelegd, kan betrokkene verzoeken om opnieuw gedurende een tijdvak van drie jaar voorwaardelijk als advocaat te worden ingeschreven. Dit verzoek kan worden ingediend na drie jaar na onderbreking van het tijdvak.
3. Voor voorwaardelijk ingeschreven advocaten die in deeltijd werkzaam zijn, wordt het in de aanhef van het eerste lid, onderdeel c, bedoelde tijdvak naar evenredigheid verlengd, met dien verstande dat deze verlenging niet meer dan drie jaar kan bedragen. Indien de raad op grond van artikel 9b, tweede lid, de stage heeft verlengd, wordt het in de aanhef van het eerste lid, onderdeel c, bedoelde tijdvak verlengd met de in de beslissing opgenomen termijn, met dien verstande dat deze verlenging niet meer dan drie jaar kan bedragen.
4. De in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde schrapping geschiedt middels een beschikking van de algemene raad met ingang van een tijdstip dat ten minste twee maanden en ten hoogste zes maanden na de datum van de beschikking gelegen is. Van de beschikking wordt gelijktijdig mededeling gedaan aan de betrokken advocaat, diens patroon, de raad van de orde in het arrondissement waar de advocaat kantoor houdt en aan het openbaar ministerie.
5. De secretaris van de algemene raad geeft van de schrapping binnen acht dagen kennis aan de algemene raad en de raad van de orde in het arrondissement.
E
Artikel 9b wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Van het met gunstig gevolg voltooien van de stage wordt door de raad van de orde in het arrondissement een verklaring aan de stagiaire verstrekt.
2. In het zesde lid (nieuw) wordt «of de weigering van zulk een aanwijzing,» vervangen door «of de weigering van zulk een aanwijzing, dan wel de weigering om een verklaring als bedoeld in het vijfde lid te verstrekken».
F
Onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid wordt in artikel 9j een lid ingevoegd, luidende:
7. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een verzoek om aantekening op het tableau als advocaat bij de Hoge Raad.
G
In artikel 11a, eerste lid, vervalt «of bij verordening van het college van afgevaardigden».
H
In de artikelen 28, vierde lid, 30, tweede lid, 36a, tweede en zesde lid, 36c, eerste lid, onderdeel b en tweede, derde, vijfde en zesde lid, 45e, eerste lid, 45f, tweede lid, 46a, derde lid tot en met achtste lid, 46b, tweede en achtste lid, en 46e, zevende lid, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» telkens vervangen door «Onze Minister voor Rechtsbescherming».
I
In artikel 45e wordt «welke de goedkeuring behoeft» vervangen door «welke de goedkeuring behoeven».
J
In artikel 45g wordt «artikelen 9b, zesde lid,» vervangen door «artikelen 9b, zevende lid,».
K
In de artikelen 46aa, tweede lid, en 51, eerste lid, wordt «algemene maatregel van bestuur» telkens vervangen door «bestuursreglement».
L
In artikel 46fa, eerste lid, wordt «de raad van de orde in het arrondissement» vervangen door «de deken».
M
De eerste volzin van het derde lid van artikel 56 komt te luiden:
Het beroep wordt ingesteld bij met redenen omklede memorie, in te dienen bij de griffier van het hof van discipline en vergezeld van een afschrift van de beslissing waarvan beroep.
De Gerechtsdeurwaarderswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel a, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister voor Rechtsbescherming».
B
Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid, vervalt het tweede lid van artikel 36.
C
Artikel 57a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid wordt vernummerd tot vierde lid.
2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd:
3. Bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming kunnen worden verwerkt door de krachtens het eerste lid aangewezen deskundigen, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de doelmatige en doeltreffende uitvoering van kwaliteitstoetsen.
De Wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel j, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister voor Rechtsbescherming».
B
In artikel 6, tweede lid, onderdeel a, onder 1, wordt «de graad Bachelor op het gebied van het notarieel recht en tevens de graad Master op het gebied van het notarieel recht zijn verleend» vervangen door «de graad Master op het gebied van het notarieel recht is verleend».
C
In artikel 22 vervalt «of krachtens de».
D
In artikel 59, tweede lid, wordt «Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen» vervangen door «Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap».
E
Artikel 61a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.
2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd:
3. Bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming kunnen worden verwerkt door de krachtens het eerste lid aangewezen deskundigen, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de doelmatige en doeltreffende uitvoering van kwaliteitstoetsen.
F
In artikel 99, zestiende lid, wordt «het negende lid» vervangen door «het vijftiende lid».
G
Artikel 127 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Onze Ministers van Justitie en Economische Zaken» vervangen door «Onze Ministers voor Rechtsbescherming en van Economische Zaken en Klimaat».
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door «Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat».
H
Artikel 128 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin van het eerste lid wordt «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door «Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat».
2. In de tweede volzin van het eerste lid wordt «Onze Ministers van Justitie en Economische Zaken» vervangen door «Onze Ministers voor Rechtsbescherming en van Economische Zaken en Klimaat».
In artikel I, onderdeel R, van de Wet positie en toezicht advocatuur wordt artikel 26 als volgt gewijzigd:
1. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.
2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming kunnen worden verwerkt door de krachtens het eerste lid aangewezen deskundigen, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de doelmatige en doeltreffende uitvoering van kwaliteitstoetsen.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,