Ontvangen 12 april 2022
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel D, wordt het voorgestelde artikel 2:27 als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst, en in de tekst wordt na «kunnen» ingevoegd «, onverminderd het eerste lid, nadere» en wordt «ten minste en ten hoogste» vervangen door «in ieder geval».
2. Na het opschrift wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. Een bericht dat is verzonden via een voorziening voor elektronisch berichtenverkeer en informatieverschaffing als bedoeld in artikel X van de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst, wordt niet vernietigd dan nadat de afzender van een aan het bestuursorgaan gezonden bericht of de geadresseerde van een door het bestuursorgaan verzonden bericht daarmee heeft ingestemd, tenzij die instemming redelijkerwijs niet kan worden verleend.
Dit amendement regelt dat mensen altijd uitdrukkelijk toestemming moeten geven indien een bestuursorgaan na de wettelijke bewaartermijn een elektronisch bericht wil verwijderen. Indiener is van mening dat mensen zelf zeggenschap moeten hebben over of zij hun digitale archief willen behouden. Ondanks wettelijke bewaartermijnen kunnen oudere documenten immers belangrijk zijn. Zo kunnen documenten belangrijke bewijsstukken blijken te zijn, ook in zaken die al langer geleden speelden. Dit amendement verhindert dat bestuursorganen eenzijdig digitale correspondentie kunnen verwijderen. Uitzondering is alleen mogelijk indien instemming redelijkerwijs niet meer verwacht kan worden, bijvoorbeeld als iemand is overleden.
Leijten