Gepubliceerd: 18 juli 2019
Indiener(s): Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA)
Onderwerpen: internationaal organisatie en beleid recht strafrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35259-3.html
ID: 35259-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

Dit wetsvoorstel strekt tot wijziging van de Wet internationale misdrijven (Wim) ter uitvoering van de op 14 december 2017 te New York aanvaarde wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. Deze wijziging van het Statuut behelst strafbaarstelling van de volgende handelingen als oorlogsmisdrijven:

  • het gebruik van (micro)biologische of toxine wapens;

  • het gebruik van wapens die beogen te verwonden door fragmenten die in het lichaam niet door röntgenstraling kunnen worden ontdekt; en

  • het gebruik van laserwapens die zijn ontworpen om als voornaamste of bijkomende gevechtsfunctie blijvende blindheid te veroorzaken.

Tezamen met dit wetsvoorstel is een wetsvoorstel ingediend ter goedkeuring van de voornoemde wijziging van het Statuut (Voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van de op 14 december 2017 te New York aanvaarde wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2018, 74, met correcties in Trb. 2018, 200)).

Het conceptwetsvoorstel is ter advisering aangeboden aan de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), de Nederlandse vereniging voor rechtspraak (NVvR), het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie (OM), de Nationale Politie en de Nederlandse orde van advocaten (NOvA)1. Op het advies van de Raad voor de rechtspraak ten aanzien van de financiële gevolgen van het wetsvoorstel wordt nader ingegaan in paragraaf 3.

2. Uitbreiding strafbaarstelling oorlogsmisdrijven

Ter gelegenheid van de 16e bijeenkomst van de Staten die partij zijn bij het Statuut van het Internationaal Strafhof (van 4 tot en met 14 december 2017 in New York) is bij consensus een resolutie aangenomen die ertoe strekt dat artikel 8 van het Statuut wordt gewijzigd (Resolutie van 14 december 2017, ICC-ASP/16/Res. 4).2 Artikel 8 van het Statuut bevat een definitie van oorlogsmisdrijven. De wijziging voorziet erin dat in het tweede lid van artikel 8 handelingen worden toegevoegd die betrekking hebben op het gebruik van:

  • wapens die gebruik maken van microbiologische of andere biologische middelen, of gifstoffen, ongeacht hun herkomst of de wijze van productie;

  • wapens met als voornaamste gevolg het veroorzaken van verwondingen door fragmenten die in het menselijk lichaam niet met röntgenstralen kunnen worden ontdekt;

  • laserwapens die speciaal zodanig zijn ontworpen dat hun enige gevechtsfunctie of een van hun gevechtsfuncties is het veroorzaken van blijvende blindheid bij onversterkt gezichtsvermogen, dat wil zeggen aan het blote oog of het oog met een corrigerende bril of lens.

De reden voor deze wijziging is het toenemende risico op gebruik van deze wapens in hedendaagse conflictsituaties. Het verbod van de inzet van deze wapens is gebaseerd op internationale instrumenten, zoals verdragen die door een groot aantal staten geratificeerd zijn.3 De benoeming van het gebruik van deze wapens als oorlogsmisdrijf in het Statuut beoogt de consistentie van het internationaal juridisch kader te vergroten en dit kader verder te versterken door rechtsmacht te vestigen over deze misdrijven voor het Internationaal Strafhof.

De wijziging van artikel 8 van het Statuut vergt wijziging van de artikelen 5 en 6 van de Wim. Deze artikelen van de Wim betreffen de strafbaarstelling van oorlogsmisdrijven respectievelijk begaan tijdens een internationaal gewapend conflict en tijdens een niet-internationaal gewapend conflict.

3. Financiële gevolgen

Van de in dit wetsvoorstel voorziene wijzigingen worden geen gevolgen voor de uitvoering of financiële gevolgen verwacht die niet binnen de daarvoor toepasselijke kaders kunnen worden opgevangen. Door de nieuwe strafbepalingen kunnen er in potentie weliswaar meer zaken bijkomen, maar een inschatting hiervan is op voorhand niet te geven. Verwacht wordt echter dat vervolging voor deze nieuwe feiten vaak onderdeel zullen zijn van een strafzaak waarin tevens voor andere oorlogsmisdrijven of soortgelijke misdrijven wordt vervolgd.

De Raad voor de rechtspraak heeft in zijn advies aangegeven dat, hoewel veel afhankelijk is van de wijze waarop het openbaar ministerie in de praktijk toepassing zal geven aan de wijziging, dit wetsvoorstel mogelijk extra zaken, langere behandeltijden en daarmee werklastgevolgen voor de rechtspraak tot gevolg kunnen hebben. Er zal daarom nauwgezet gevolgd moeten worden hoe de opsporing en vervolging van deze nieuwe feiten zich zal ontwikkelen. Aan de hand daarvan kunnen eventuele gevolgen voor de werklast van alle betrokken instanties (politie, openbaar ministerie en de rechtspraak) en de financiële gevolgen in kaart worden gebracht. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast in de begroting van het beleidsverantwoordelijk departement, conform de regels van het budgetdiscipline

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

Dit artikel voorziet in de wijzing van de artikelen 5 en 6 van de Wim. In beide artikelen wordt het gebruik van de in het algemeen deel genoemde wapens toegevoegd, met als gevolg dat dit gebruik strafbaar wordt gesteld als oorlogsmisdrijf en kan worden bestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie of, in geval van een aantal strafverzwarende omstandigheden (zie artikel 5, zesde lid, en 6, vierde lid van de Wim), levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de zesde categorie.

Artikel II

Voorzien is in inwerkingtreding met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten