Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter uitvoering van verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU L 345) noodzakelijk is om aanvullende bevoegdheden te introduceren voor het uitoefenen van toezicht op de naleving van de regels ter bescherming van consumenten en de handhaving van die regelgeving;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet handhaving consumentenbescherming wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De lettering van de onderdelen in de opsomming vervalt.
2. De punt aan het slot van het laatste onderdeel van de opsomming wordt vervangen door een puntkomma.
3. De onderdelen in de opsomming worden alfabetisch gerangschikt.
4. De onderdelen over «intracommunautaire inbreuk» en «verordening 2006/2004» vervallen.
5. In het onderdeel over «andere overheidsinstantie» wordt «artikel 4, tweede lid, van verordening 2006/2004» vervangen door «artikel 6, eerste lid, van verordening 2017/2394».
6. In het onderdeel over «bevoegde autoriteit» wordt «artikel 3, onderdeel c, van verordening 2006/2004» vervangen door «artikel 3, onderdeel 6, van verordening 2017/2394».
7. In het onderdeel over «verbindingsbureau» wordt «artikel 3, onderdeel d, van verordening 2006/2004» vervangen door «artikel 3, onderdeel 7, van verordening 2017/2394».
8. De volgende onderdelen worden in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
een aanbieder van een dienst die eruit bestaat door een aanbieder van inhoud verstrekte informatie op verzoek van die aanbieder van inhoud op te slaan en de opgeslagen informatie aan derden beschikbaar te stellen;
een aangewezen instantie als bedoeld in artikel 3, onderdeel 8, van verordening 2017/2394;
een inbreuk als bedoeld in artikel 3, onderdeel 5, van verordening 2017/2394;
online interface als bedoeld in artikel 3, onderdeel 15, van verordening 2017/2394;
daadwerkelijke of mogelijke schade aan de belangen van een aantal consumenten als bedoeld in artikel 3, twaalfde lid, van verordening 2017/2394 die nadeel ondervinden van inbreuken of inbreuken binnen de Unie;
verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU L 345);.
9. De puntkomma aan het slot van het laatste onderdeel van de opsomming wordt vervangen door een punt.
B
1. In de artikelen 2.2, 2.3, tweede lid, 2.6, eerste lid, 2.9, 2.23, eerste en tweede lid, 3.1, eerste lid, 3.2, eerste lid, 3.4, eerste en tweede lid, 3.4a, eerste lid, 3.6, tweede lid, 3.8, tweede lid, 3.12, tweede lid, en 4.4 wordt «intracommunautaire inbreuk» telkens vervangen door «inbreuk binnen de Unie» en in de artikelen 2.3, tweede lid, 3.1, eerste en tweede lid, 3.5, 3.6, eerste lid, 3.7, 3.9, 3.11, 3.12, eerste lid, en 6.2 wordt «intracommunautaire inbreuken» telkens vervangen door «inbreuken binnen de Unie».
2. In artikel 3.10, tweede lid, wordt «intercommunautaire inbreuk» telkens vervangen door «inbreuk binnen de Unie».
C
Na artikel 2.2 wordt het volgende artikel ingevoegd:
1. De in artikel 12a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt bedoelde ambtenaren zijn bevoegd om voor het toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen met handhaving waarvan zij krachtens artikel 2.2 zijn belast, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, met een handelaar als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11, van verordening 2017/2394, een overeenkomst te sluiten tot koop of tot het verrichten van een dienst en om ten aanzien van de handelaar hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak dringend noodzakelijk is. Zij brengen een handelaar als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11, van verordening 2017/2394, niet tot andere overtredingen dan waarop diens opzet reeds was gericht. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan op zijn ambtseed of -belofte een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam of nummer en zijn hoedanigheid;
b. de motivering van de dringende noodzaak, bedoeld in het eerste lid;
c. de voorschriften op de naleving waarvan wordt toegezien;
d. het adres, waaronder indien van toepassing het elektronische adres, en, voor zover bekend, de omschrijving van de desbetreffende handelaar;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij het verrichten van de handelingen zijn verstrekt;
f. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
D
Na artikel 2.6 wordt het volgende artikel ingevoegd:
1. Als er geen andere doeltreffende middelen zijn om een inbreuk of een inbreuk binnen de Unie, op wettelijke bepalingen met de handhaving waarvan zij krachtens artikel 2.2 is belast te voorkomen of te beëindigen, kan de Autoriteit Consument en Markt, om het gevaar van ernstige schade aan de collectieve belangen van consumenten te voorkomen of te beëindigen, een zelfstandige last opleggen aan:
a. degene die daartoe in staat is, om inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface, of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan consumenten wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen;
b. een aanbieder van een hostingdienst, om alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om de toegang tot een online interface te deactiveren, te blokkeren, of te beperken, of
c. in voorkomend geval, een beheerder van een domeinregister of een registrerende instantie, om een volledig gekwalificeerde domeinnaam te schrappen, of de Autoriteit Consument en Markt toe te laten om een volledig gekwalificeerde domeinnaam op haar naam te registreren.
2. Degene tot wie de zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.
3. Op grond van het eerste lid kan geen zelfstandige last worden opgelegd die leidt tot het blokkeren of filteren van internetverkeer.
4. Voor een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid, is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank Rotterdam. In het verzoek om afgifte van de machtiging worden de proportionaliteit en subsidiariteit van het verzoek gemotiveerd. De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
5. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het vierde lid, staat voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, voor de Autoriteit Consument en Markt binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank Rotterdam, sector strafrecht.
6. De Autoriteit Consument en Markt maakt de machtiging van de rechter-commissaris gelijktijdig met de zelfstandige last, bedoeld in het eerste lid, bekend.
7. De Autoriteit Consument en Markt kan een last onder dwangsom opleggen aan degene die handelt in strijd met het tweede lid.
E
Na artikel 3.3 wordt het volgende artikel ingevoegd:
1. De personen, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, zijn bevoegd om voor het toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen, bedoeld in de onderdelen a en b van de bijlage bij deze wet, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun identiteit en hoedanigheid, met een handelaar als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11, van verordening 2017/2394, een overeenkomst te sluiten tot koop of tot het verrichten van een dienst en om ten aanzien van de handelaar hieraan gerelateerde handelingen te verrichten voor zover dat voor de vervulling van hun taak dringend noodzakelijk is. Zij brengen een handelaar als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11, van verordening 2017/2394, niet tot andere overtredingen dan waarop diens opzet reeds was gericht. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. Degene die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:
a. zijn naam en zijn hoedanigheid;
b. de motivering van de dringende noodzaak, bedoeld in het eerste lid;
c. de voorschriften op de naleving of handhaving waarvan wordt toegezien;
d. het elektronische adres en, voor zover bekend, de omschrijving van de desbetreffende handelaar;
e. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij het verrichten van de handelingen zijn verstrekt;
f. de wijze waarop de deelname en het tijdvak waarin de deelname heeft plaatsgevonden;
g. hetgeen tijdens het onderzoek is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.
F
Aan paragraaf 1 van hoofdstuk 3 wordt het volgende artikel toegevoegd:
Artikel 2.7 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een inbreuk of inbreuk binnen de Unie, op bepalingen waarvoor de Stichting Autoriteit Financiële Markten krachtens artikel 3.1 is aangewezen als bevoegde autoriteit, met dien verstande dat voor «de Autoriteit Consument en Markt» wordt gelezen «de Stichting Autoriteit Financiële Markten».
G
Aan artikel 3.6 wordt na het vierde lid een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. De artikelen 2.2a en 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van inbreuken of inbreuken binnen de Unie op bepalingen waarvoor de Inspectie gezondheidszorg en jeugd krachtens artikel 3.5 is aangewezen als bevoegde autoriteit, met dien verstande dat voor «de Autoriteit Consument en Markt» wordt gelezen «de Inspectie gezondheidszorg en jeugd».
H
Aan artikel 3.8 wordt na het vierde lid een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. De artikelen 2.2a en 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van inbreuken of inbreuken binnen de Unie op bepalingen waarvoor het Commissariaat voor de Media krachtens artikel 3.7 is aangewezen als bevoegde autoriteit, met dien verstande dat voor «de Autoriteit Consument en Markt» wordt gelezen «het Commissariaat voor de Media».
I
Artikel 3.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van het tweede lid komt te luiden:
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan, indien naar zijn oordeel een inbreuk binnen de Unie op een van de wettelijke bepalingen als bedoeld in onderdeel e van de bijlage bij deze wet heeft plaatsgevonden:.
2. Na het vierde lid wordt een vijfde lid ingevoegd, luidende:
5. De artikelen 2.2a en 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van inbreuken of inbreuken binnen de Unie op bepalingen waarvoor de Inspectie Leefomgeving en Transport krachtens artikel 3.9 is aangewezen als bevoegde autoriteit, met dien verstande dat voor «de Autoriteit Consument en Markt» wordt gelezen «de Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
J
Aan artikel 3.12 wordt na het vierde lid een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. De artikelen 2.2a en 2.7 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van inbreuken of inbreuken binnen de Unie op bepalingen waarvoor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit krachtens artikel 3.7 is aangewezen als bevoegde autoriteit, met dien verstande dat voor «de Autoriteit Consument en Markt» wordt gelezen «de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport».
K
In artikel 3.13 wordt «verordening 2006/2004» vervangen door «verordening 2017/2394».
L
Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «verordening 2006/2004» vervangen door «verordening 2017/2394».
2. In het tweede lid, wordt «artikel 15 van verordening 2006/2004» vervangen door «artikel 14 van verordening 2017/2394».
M
In de artikelen 2.3, derde lid, en 5.1, derde lid, onderdeel c, wordt «de artikelen 16, 17 en 21 van verordening 2006/2004» vervangen door «de artikelen 30, 31 en 37 van verordening 2017/2394».
N
Artikel 6.2 komt te luiden:
O
In artikel 10.3, eerste lid, wordt «artikel 18 van verordening 2006/2004» vervangen door «artikel 32 van verordening 2017/2394».
P
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan de tabel van onderdeel a wordt de volgende rij toegevoegd:
Verordening (EU) 2017/1128 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten in de interne markt (PbEU 2017, L168) |
2. Aan de tabel van onderdeel b wordt de volgende rij toegevoegd:
Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (Pb EU 2014, L257) |
Artikelen 4:71f, 4:71g en 4:71h van de Wet op het financieel toezicht en het bepaalde ingevolge de artikelen 4:22, eerste lid, 4:71j, tweede lid, en 4:25, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht. |
3. Onderdeel d van de tabel wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «Artikelen 9, eerste lid, onderdelen a, b, c, e, f en g, 10, eerste, derde en vierde lid,» wordt «, artikel 11, eerste, tweede en derde lid» ingevoegd.
2. Na «, 20» wordt «, 21» ingevoegd.
3. «Artikelen uit de Mediawet 2008: 1.1, 2.1, tweede lid, onderdeel e, 2.88, 2.89, 2.94, eerste en tweede lid, onderdeel a, 2.95, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede lid, 2.96, 2.97, 2.106, derde lid, 2.107, 2.109, tweede lid, 2.113, 2.114, eerste lid, 3.5 en 3.7 tot en met 3.18.» wordt vervangen door «Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.88, 2.88a, 2.88b, 2.89, 2.94, eerste en tweede lid, onderdeel a, 2.95, eerste lid, onderdelen b en c, en tweede lid, 2.96, 2.97, 2.106, derde lid, 2.107, 2.109, 2.113, 2.114, 3.5, 3.5a, 3.5b, 3.7 tot en met 3.19b en 3.29d van de Mediawet 2008».
4. Onderdeel e komt te luiden:
Onderdeel e; handhaving door de Inspectie Leefomgeving en Transport
Verordening (EG) 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (PbEU 2004, L46) |
Artikelen 11.15, aanhef,onder b, onder 1° en 7°, en 11.16, eerste lid, onder e, onder 1° en 3°, van de Wet luchtvaart. |
Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (PbEU 2006, L204) |
Artikelen 11.15, aanhef,onder b, onder 1° en 7°, en 11.16, eerste lid, onder e, onder 1° en 3°, van de Wet luchtvaart. |
Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PbEU 2007, L315) |
Artikel 93 van de Wet personenvervoer. |
Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU 2010, L334) |
|
Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU 2011, L55) |
Artikel 93 van de Wet personenvervoer. |
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,