Vastgesteld 10 juli 2019
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
blz. |
|
1. |
Strekking en doelstelling van het wetsvoorstel |
1 |
2. |
Achtergronden van het wetsvoorstel |
3 |
3. |
Uitgangspunten van het wetsvoorstel |
4 |
4. |
Organisatorische, technische en financiële gevolgen |
5 |
5. |
Verwerking van de consultatie en adviezen over dit wetsvoorstel |
5 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Wetsvoorstel Wijziging van de Bekendmakingswet en andere wetten in verband met de elektronische publicatie van algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen. Zij achten het een goede zaak dat er eenheid wordt gebracht in de publicatievoorschriften en dat er straks sprake is van een uniforme digitale algemene bekendmaking, mededeling en kennisgeving door de overheid. Het is goed dat alle wettelijk voorgeschreven bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen van (voorgenomen) besluiten, die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, worden gedaan in de officiële elektronische publicatiebladen van de openbare lichamen waartoe de bestuursorganen behoren en dat de publicatiebladen op gestandaardiseerde wijze moeten worden gepubliceerd op www.officiëlebekendmakingen.nl.
De leden van de VVD-fractie constateren dat naast de elektronische publicaties papieren publicaties mogelijk blijven. Dat is een aanvullende service die met name van belang is voor burgers die over minder digitale vaardigheden beschikken.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel elektronische publicaties.
Zij waarderen de insteek van het voorliggende wetsvoorstel, dat burgers en bedrijven in de nieuwe situatie volledig digitaal kunnen kennisnemen van alle kennisgevingen en lokale bekendmakingen van de overheid. Documenten bij kennisgevingen en lokale bekendmakingen (bijvoorbeeld achterliggende onderzoeken of situatietekeningen) worden eveneens gedigitaliseerd openbaar ontsloten. Burgers of bedrijven die in de huidige situatie deze informatie willen inzien, dienen hiervoor in een groot aantal gemeenten nog fysiek naar het gemeentehuis of provinciehuis te gaan (en een afspraak te maken). Deze leden constateren echter dat dit ideaalbeeld niet altijd overeenkomt met de digitale werkelijkheid. Op welke wijze wordt geborgd, dat de digitale informatie volledig beschikbaar is, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor een Wet elektronische publicaties. Digitalisering biedt kansen en doet zich overal voor. Er is nauwelijks een gebied aan te wijzen dat er niet door geraakt wordt. Dit betekent ook dat het contact met de overheid verandert, waardoor digitalisering ook nieuwe kwetsbaarheden in de verhouding burger-overheid schept. Voor de leden van de D66-fractie speelt digitale inclusie daarbij een grote rol: voor mensen die niet in staat zijn om digitaal mee te doen, moet participatie in de samenleving mogelijk blijven. Daarnaast moeten digitale (overheids)diensten zo toegankelijk mogelijk worden aangeboden. Uit dit wetsvoorstel blijkt dat de regering en haar ambtenaren zich hebben ingespannen voor digitale inclusie door een bruikbare wet te maken, opdat íedereen kan profiteren van de voordelen van digitalisering. Dit verdient lof, want digitalisering in combinatie met digitale inclusie vergt maatwerk, wat leidt tot verfijnde regels, wat vervolgens de uitvoering weer complex maakt. De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over deze wet.
Het wetsvoorstel bepaalt dat alle algemene kennisgevingen en bekend-makingen van de overheid voor burgers en bedrijven digitaal toegankelijk worden. In de huidige situatie vindt publicatie deels elektronisch via verschillende websites plaats en ook nog in dag-, nieuws- en huis-aan-huisbladen. In de memorie van toelichting staat dat deze digitaliseringsslag er nog niet toe heeft geleid dat een einde is gekomen aan «gefragmenteerde informatievoorziening over overheidsbesluiten». Daarom beoogt dit wetsvoorstel overheidspublicaties op één plaats aan te bieden. De leden van de D66-fractie ondersteunen het uitgangspunt dat de huidige fragmentatie onwenselijk is en tegengegaan moet worden. Maar dergelijke standaardise-ring, uniformering en centralisering kunnen echter, zo staat ook in het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 31 augustus 2018 inzake de effecten van digitalisering voor de rechtsstatelijke verhoudingen, ertoe leiden dat maatwerk verloren gaat en het contact met de overheid onpersoonlijker wordt. Hoe wordt geborgd dat de dienstverlening op bijvoorbeeld het gemeentehuis óók nog ingesteld is op mensen die om wat voor reden dan ook niet digitaal vaardig zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij delen het doel van het wetsvoorstel om de toegankelijkheid van (voorgenomen) overheidsbesluiten te vergroten. Wel hebben deze leden nog een aantal vragen die ze graag aan de regering willen voorleggen.
Voor deze leden is het van belang dat iedere burger op een toegankelijke wijze kennis kan nemen van besluiten en voornemens van overheden. Het is daarom goed dat het woud aan bekendmakingsroutes die er nu zijn beter wordt gestroomlijnd en dat burgers via de digitale manieren snel zelfs informatie kunnen vinden. Deze leden zien hierin echter ook direct een zorg. Er zijn immers nog steeds veel mensen die niet digitaal vaardig zijn en door het voorliggende wetsvoorstel juist minder toegang zullen krijgen tot relevante overheidsinformatie. Deze leden zouden daarom graag zien dat ook voor mensen die niet zo digitaal vaardig zijn er voldoende manieren blijven bestaan om alle relevante informatie tot zich te kunnen nemen. Kan de regering garanderen dat ook mensen die geen of beperkte toegang hebben tot het internet ook na de invoering van het voorliggende wetsvoorstel op een volwaardige manier kunnen blijven meedoen aan de samenleving en toegang houden tot essentiële overheidsinformatie die via de bekendmakingen tot hen komt? De regering stelt dat het aan het verantwoordelijke bestuursorgaan is om af te wegen hoe mensen die geen of beperkt gebruik kunnen maken van het internet het best bereikt kunnen worden. De leden van de fractie van GroenLinks onderschrijven het beginsel van subsidiariteit, maar willen wel graag dat de regering waakt voor het feit dat wanneer decentrale overheden onvoldoende aandacht besteden aan de toegang tot overheidsinformatie van mensen die geen of beperkt gebruik kunnen maken van het internet. Daarom vernemen deze leden graag hoe de regering deze toegang zal gaan monitoren en hoe voorkomen wordt dat juist mensen die al niet zo digitaal vaardig zijn ook nog eens een «strijd» moeten gaan voeren met bijvoorbeeld hun gemeenten over een laagdrempelige wijze van bekendmaking.
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat de regering wil dat bekendmakingen voor burgers gemakkelijker digitaal te vinden worden. Bij een laagdrempelige manier van bekendmaking hoort volgens de leden van de fractie van GroenLinks ook dat de bekendmaking in de juiste taal geschiedt. Deelt de regering deze opvatting? De bekendmakingen van de provincie Friesland, het Wetterskip Fryslân, van gemeenten uit het Friese taalgebied en van gemeenschappelijke regelingen tussen overheden waar het Fries een officiële taal is zouden dus naast het Nederlands ook altijd in het Fries te vinden moeten zijn. Voor de bekendmakingen van de openbare lichamen in Caribisch Nederland geldt dat deze naast in het Nederlands ook in het Papiaments (Bonaire) en het Engels (Sint-Eustatius en Saba) te vinden zouden moeten zijn. Hoe gaat de regering borgen dat alle bekendmakingen altijd in de juiste talen beschikbaar zijn?
De leden van de VVD-fractie signaleren dat door beschikbaarstelling van de bekendmakingen etc. als open data de informatie ook door andere partijen toegankelijk kan worden gemaakt en in allerlei gebruikerstoepassingen kan worden verwerkt. In hoeverre zal daar met deze wet straks sprake van zijn? Zijn de systemen daarvoor al geschikt? Zijn er bewerkingen van de publicaties die niet zijn toegestaan? Zo ja, welke? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
De regering constateert, zo merken de leden van de CDA-fractie op, dat oplage en bereik van gedrukte media al jaren een dalende tendens vertonen, door de opkomst van elektronische media. In dit verband noemt de regering de volgende cijfers. «Het bereik van de gezamenlijke landelijke dagbladen bedraagt nog 24% van de bevolking, het bereik van de regionale bladen nog 20%. Het bereik van de gedrukte huis-aan-huisbladen steekt hier gunstig bij af, maar vertoont eveneens een neerwaartse tendens en daalde van 62% in 2016 naar 53% in 2018.» Daartegenover stelt de regering, dat het gebruik van internet sterk gegroeid is. «In 2017 had 97,1% van de Nederlanders boven de twaalf jaar toegang tot internet en maakte 93,4% hier ook daadwerkelijk gebruik van.» Bedoelt de regering hiermee, dat met een overheidspublicatie op internet 93,4% van de bevolking wordt bereikt en met een publicatie in een huis-aan-huisblad 53%? De regering stelt vast, dat de toename van het gebruik van de attenderingsservice geen gelijke tred met het verdwijnen van de traditionele publicaties. Welke consequenties trekt de regering uit deze constatering, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie wat de financiële consequenties van het voorliggende wetsvoorstel zijn voor de essentiële infrastructuur van huis-aan-huisbladen. Deze leden constateren dat de levensvatbaarheid van deze vorm van lokale journalistiek onder druk staat. Publicaties van (onder andere) gemeenten in deze kranten leveren behoorlijke inkomsten op, die lokale kranten levensvatbaar houden. Hoe heeft de regering dit aspect meegewogen, zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het in stand houden van lokale en regionale media geen doel van het voorliggende wetsvoorstel is. Dat begrijpen deze leden. Het wegvallen van publicaties van decentrale overheden kan evenwel gevolgen hebben voor het voortbestaan van bijvoorbeeld huis-aan-huis bladen en daarmee voor lokale en regionale journalistiek. Deze leden vernemen daarom graag van de regering hoe voorkomen wordt dat het voorliggende wetsvoorstel (onbedoelde) negatieve effecten heeft op het voortbestaan en de kwaliteit van lokale en regionale media.
In de memorie van toelichting lezen de leden van de VVD-fractie dat het voor de hand ligt om MijnOverheid in te zetten voor de verspreiding van algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen van de overheid. Daartoe zal aan MijnOverheid een onderdeel worden toegevoegd waarin deze worden gepresenteerd. Wat is de stand van zaken als het gaat om de voorberei-dingen om MijnOverheid daarvoor in te zetten, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Wanneer moet MijnOverheid daartoe technisch gereed zijn? Gaarne krijgen zij een reactie.
Net als bij de berichtenbox zal het mogelijk worden om per e-mail geattendeerd te worden op nieuwe bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen die vallen binnen het vastgestelde profiel. Bij verhuizing zal de presentatie in MijnOverheid en de werking van de attenderingsmail automatisch worden aangepast aan de hand van het nieuwe BRP-adres. Hoe is geborgd dat dat proces zorgvuldig verloopt? In hoeverre kunnen mensen ook zelf aangeven van welke publicaties zij wel of niet op de hoogte worden gesteld? Kan bijvoorbeeld iemand die in Zaltbommel woont ook de publicaties van de gemeente Winschoten krijgen? In hoeverre zou de online identiteit en de daarvan deel uitmakende digitale kluis, zoals voorgesteld in de Initiatiefnota «Online identiteit en regie op persoonsgegevens» (Kamerstuk 34 993) daarbij behulpzaam kunnen zijn? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
De leden van de CDA-fractie constateren, dat digitalisering van informatie en processen bijna altijd meer verplichte zelfwerkzaamheid oplevert voor de gebruikers. Zo worden meer drempels opgeworpen voor degenen die daar minder vaardig in zijn. Deze leden zijn van mening, dat het belang van de burger uitgangspunt dient te zijn van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden vinden het onwenselijk, als via dit wetsvoorstel wordt aangestuurd op het afsluiten van analoge mediakanalen om burgers te bereiken met publicaties. Deelt de regering de opvatting van deze leden, dat juist een zogenoemde multikanaalbenadering noodzakelijk is om alle burgers te bereiken?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening, dat digitalisering en aanbod op één plek in potentie voordelen heeft voor burgers en bedrijven. Deze leden voegen daaraan toe, dat veel afhangt van de manier waarop dit geregeld wordt. De gebruiksonvriendelijke ingangen als de «Berichtenbox MijnOverheid» stemmen niet hoopvol. Deelt de regering de mening van deze leden, dat het beschikbaar stellen van informatie iets anders is dan de zorgplicht dat deze ook aankomt bij de belanghebbenden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen neemt de regering om juist die zorgplicht vorm te geven?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader in te gaan op het punt van eigenaarschap. Deze leden constateren, dat overheden de neiging hebben om zich alleen verantwoordelijk te voelen voor informatie die van hun eigen organisatie afkomstig is. Een van de gevolgen is verkokering waardoor belanghebbenden geen idee hebben waar ze terecht kunnen zodra ze een wat breder probleem hebben of als ze inzicht willen hebben in wat hen zou kunnen raken. Deze leden constateren, dat het «slechts» samenbrengen van publicaties op één plek niets afdoet aan het oplossen van dit probleem. Deelt de regering de mening van deze leden dat dat wel mogelijk zou zijn? In dit verband vragen deze leden de regering in te gaan op de vraag, wie de burger nog kan helpen, als die plek straks alleen virtueel beschikbaar is?
Als het onderhavige wetsvoorstel straks kracht van wet heeft, zal dat gevolgen hebben voor het systeem achter de website www.officiëlebekendmakingen.nl.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de stand van zaken van de voorbereidingen om deze website straks goed te kunnen laten functioneren. Wanneer gaat de vernieuwde website van start? Kortom, wat is de stand van zaken als het gaat om de digitale infrastructuur die nodig is voor deze wet? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
Voorts krijgen de leden van de VVD-fractie graag meer inzicht in de kosten. Wat zullen de jaarlijkse kosten van de vernieuwde website zijn t.o.v. de huidige website? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen aandacht voor het feit dat voor medeoverheden geen aansluitplicht geldt voor MijnOverheid.nl. De regering schrijft evenwel dat voor attenderingen bij de Bekendmakingswet wel gebruik zal gaan worden gemaakt van MijnOverheid.nl. Graag ontvangen de leden van de fractie van GroenLinks hier een nadere toelichting op. Hoe zorgt de regering ervoor dat dit in de praktijk geen problemen gaat opleveren bij medeoverheden die niet aangesloten zijn bij MijnOverheid.nl?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Unie van Waterschappen heeft laten weten achter het wetsvoorstel te staan, maar dat het voor de waterschappen ook een groot knelpunt oplevert. De Unie wijst erop dat in diverse algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels dwingend wordt verwezen naar nationale (NEN), Europese (NEN-EN) en Internationale (NEN-ISO) normbladen, waarin nadere toe te passen regels zijn opgenomen. Doordat op deze normbladen auteursrecht rust, mogen deze niet (elektronisch) worden gepubliceerd. In de huidige regelgeving is bepaald dat deze normbladen ter inzage kunnen worden gelegd in plaats van gepubliceerd. Met het voorliggende wetsvoorstel komt deze regeling te vervallen, zo stelt de Unie. De Unie pleit dan ook voor behoud van de mogelijkheid om bijlagen ter inzage te kunnen leggen in plaats van alleen elektronisch te publiceren. Er zou dan in het voorliggende wetsvoorstel een uitzondering opgenomen moeten worden, zoals ook is gebeurd voor de luchtvaart (artikel 7.11). De leden van de VVD-fractie vragen de regering in te gaan op datgene wat de Unie van Waterschappen naar voren heeft gebracht. In hoeverre lopen andere overheden en uitvoeringsorganisaties, die met deze wet te maken hebben, hier ook tegen aan? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
De leden van de CDA-fractie constateren, dat in diverse algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels dwingend wordt verwezen naar nationale (NEN), Europese (NEN-EN) en Internationale (NEN-ISO) normbladen, waarin nadere toe te passen regels zijn opgenomen. Doordat op deze normbladen auteursrecht rust, mogen deze niet (elektronisch) gepubliceerd worden door waterschappen. Voor Europese en Internationale normen geldt dat dit auteursrecht niet afgekocht kan worden.
Binnen de huidige wettelijke voorschriften is toch een rechtsgeldige wijze van bekendmaking mogelijk door dat in artikel 73, derde lid van de Waterschapswet, is geregeld dat deze normbladen in plaats van publicatie ter inzage gelegd kunnen worden. Met voorliggend wetsvoorstel zou deze regeling komen te vervallen. Onderkent de regering dat dit zou betekenen dat waterschappen de van belang zijnde stukken niet meer correct kunnen bekendmaken, zo vragen deze leden. Welke gevolgen zou dit hebben?
Hoe beoordeelt de regering het pleidooi van de waterschappen voor behoud van de mogelijkheid om bijlagen ter inzage te kunnen leggen in plaats van alleen elektronisch te publiceren? Dit kan geregeld worden door behoud van het huidige artikel 73, lid 3 van de Waterschapswet of een vergelijkbare uitzondering op te nemen in het wetsvoorstel. Een dergelijke uitzondering is in artikel 7.11 wetsvoorstel ook gecreëerd voor de luchtvaart, die blijkens de toelichting met soortgelijke problematiek kampt.
De leden van de CDA-fractie constateren voorts met het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR), dat de potentie van digitale overheidsdienst-verlening alleen kan worden benut als voldoende aandacht bestaat voor het gebruikersperspectief van de digitale voorzieningen. Digitalisering van over-heidsdienstverlening vormt geen garantie voor (ervaren) regeldruk-vermindering in de dagelijks praktijk van burgers en bedrijven.
Het college besteedt in het bijzonder aandacht aan die aspecten die van belang zijn voor de mate waarin het voorliggende wetsvoorstel zijn doel bereikt. Belangrijk daarbij is het uitgangspunt dat álle gebruikers van de informatievoorziening (zowel burgers als bedrijven) op een eenvoudige en begrijpelijke wijze moeten kennis kunnen nemen van en geïnformeerd worden door de overheid over lokale bekendmakingen. Gelet op de informatiepositie en het handelingsperspectief van burgers en bedrijven voorziet het college een voorname rol voor de overheid om zorg te dragen voor passende informatie. De leden van de CDA-fractie vragen de regering, op welke wijze het voorliggende wetsvoorstel ertoe bijdraagt dat de overheid haar informatiepositie maximaal benut, zodat burgers en bedrijven daadwerkelijk verbetering van dienstverlening ervaren?
De leden van de D66-fractie stellen vast dat de complexiteit van de noodzakelijke aanpassingen in de werkprocessen door dit wetsvoorstel door de Staatssecretaris wordt erkend en dat daarom aan de VNG implementatiesteun in de vorm van een stappenplan en handreiking worden toegezegd, evenals een financiële compensatie. Wat is de rol van de regering bij het opstellen van dit stappenplan en de handreiking? Wanneer moeten dit stappenplan en de handreiking gereed zijn?
De aan het woord zijnde leden lezen in de toelichting dat bij «het publicerende bestuursorgaan» de verantwoordelijkheid ligt wat betreft de afweging of met maatwerk een speciale doelgroep kan worden bereikt die anders misschien buiten de boot valt. Deze leden vragen aan de regering of dit niet te vrijblijvend is? Hoe wordt geborgd dat er niemand buiten de boot valt?
De regering wijst op mogelijke algemene maatregelen, zoals computers in bibliotheken. Kan de regering aangeven welke publicerende bestuursorganen er zijn en of/ hoe die onderdeel uitmaken van/ betrokken zijn bij het implementatietraject? Voor de leden van de D66-fractie is niet duidelijk of dit punt expliciet in het implementatietraject is opgenomen of een onderdeel vormt van het stappenplan en de handreiking die de VNG moet opstellen.
Verder is in de memorie van toelichting te lezen dat «met behulp van gebruikersonderzoek» de kwaliteit en gebruiksvriendelijkheid van de attenderingsservice wordt verbeterd. Wordt er dan ook gekeken naar de mogelijkheid om een wekelijkse attendering in plaats van een dagelijkse attendering te krijgen, conform het advies van de Autoriteit Toetsing Regeldruk (ATR)? Of wordt de keuze voor het (laten) maken van maatwerkoplossingen bij de beheerder van de fysieke infrastructuur gelaten? Kortom, hoe gaat de regering erop toezien dat bestuursorganen zich bewust zijn van deze taak en daar waar nodig hun informatievoorziening aanpassen? Worden bijvoorbeeld «best practices» kenbaar gemaakt, zodat bestuursorganen deze kunnen delen? En wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor dit implementatietraject, neemt de regering hierin het voortouw?
Ook vragen de leden van de D66-fractie om een reactie van de regering op het standpunt van de Autoriteit Persoonsgegevens dat ongevraagde attendering wat betreft de inbreuk die gemaakt wordt op de persoonlijke levenssfeer vergelijkbaar is met ongevraagde elektronische communicatie voor commerciële doeleinden. Kan de regering de noodzaak van ongevraagde elektronische communicatie nader motiveren? Hoe beziet de regering de optie die de AP suggereert om af te zien van ongevraagde attendering en juist vrijwillig gebruik van de service intensiever onder de aandacht te brengen en daarbij de drempel om zelf een interesseproflel in te vullen zoveel mogelijk te verlagen?
De leden van de D66-fractie lezen dat «over de invoeringstermijn van de elektronische terinzagelegging met de koepels van de decentrale overheden overleg zal worden gevoerd». Wat is volgens de regering een haalbare invoeringstermijn van de elektronische terinzagelegging? En hoe ziet de regering toe op een voortvarend verloop van deze overleggen?
De ATR heeft aanbevolen, zo merken de leden van de D66-fractie op, om een evaluatiebepaling op te nemen. Uit de toelichting blijkt dat dit advies niet wordt overgenomen, omdat «het publicatieproces en de attendering» voortdurend worden gemonitord. De leden van de D66-fractie zijn hier blij mee, maar begrijpen niet waarom dit niet kan worden vastgelegd in een evaluatiebepaling. Dan is immers sprake van een kenbaar moment, waarop zowel de regering als de Tweede Kamer ook kan toezien. Ook vragen de leden van de D66-fractie zich af waarom de monitoring zich beperkt tot «het publicatieproces en de attendering». Waarom wordt niet de gehele praktische uitwerking van dit wetsvoorstel doorlopend gemonitord en geëvalueerd?
De leden van de D66-fractie vragen aandacht voor het rapport van de Nationale ombudsman over informatieverstrekking rondom vergunningen, dat op 8 maart 2019 verscheen. Die informatieverstrekking zou beter kunnen. Kan de regering hierop een reactie geven? Worden de aandachtspunten die de Ombudsman noemt, meegenomen bij dit wetsvoorstel?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat dit wetsvoorstel geen bezui-nigingsdoelstelling kent en decentrale overheden over middelen blijven beschikken om de gedrukte publicaties bij wijze van service in een wat beknoptere vorm voort te zetten of om burgers op een andere wijze extra te informeren. Deze leden vragen de regering om deze stelling nader te onderbouwen. Want is het niet zo dat decentrale overheden bij invoering van het voorliggende wetsvoorstel kosten gaan maken om besluiten digitaal bekend te gaan maken? Deze gelden kunnen dan niet ingezet worden voor gedrukte bekendmaking. Dus wanneer decentrale overheden beide varianten van bekendmaking willen (blijven) gebruiken, zullen zij extra kosten moeten maken. Graag ontvangen deze leden hier een nadere reactie op van de regering.
Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks nog specifiek aan-dacht voor een zorg die vanuit de waterschappen is geuit. De waterschappen hebben hun zorgen geuit over de gevolgen van het wetsvoorstel voor de inning van de waterschapsbelasting. Zij vrezen dat auteursrechtelijke bescherming van normbladen het hen onmogelijk maakt om via digitale weg op correcte wijze tot bekendmaking over te kunnen gaan van belangrijke besluiten rondom de belastingheffing. De leden van de fractie van GroenLinks begrijpen deze zorgen en zouden graag een specifieke reactie van de regering op dit punt ontvangen. Naast een algemene reactie op deze zorgen van de waterschappen zouden deze leden graag ook specifiek antwoord willen op de volgende vragen: Wat heeft de regering gedaan met de zorgen vanuit de waterschappen? Wat vindt de regering van de door de waterschappen geschetste mogelijke oplossing (behoud van het huidige artikel 73, lid 3 van de Waterschapswet of een vergelijkbare uitzondering op te nemen in het wetsvoorstel. De waterschappen verwijzen hierbij specifiek naar de uitzondering voor de luchtvaart zoals geregeld in artikel 7.11 van het voorliggende wetsvoorstel)? Wat zijn de eventuele juridische gevolgen van het niet aanpassen van het voorliggende wetsvoorstel? En tot slot, wat zijn de eventuele financiële gevolgen voor de waterschappen van het niet aanpassen van het voorliggende wetsvoorstel?
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx