Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is in verband met de goedkeuring van de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht en de goede uitvoering van Verordening (EU) nr. 1257/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming (PbEU 2012, L 361), enige aanpassingen door te voeren in de Rijksoctrooiwet 1995;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Rijksoctrooiwet 1995 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepalingen worden in alfabetische volgorde geplaatst, waarbij aan het slot van de begripsbepalingen een puntkomma wordt opgenomen, met uitzondering van de laatste begripsbepaling waarbij aan het slot een punt wordt opgenomen.
2. In de omschrijving van het begrip «Europees octrooi» wordt achter de zinsnede «is verleend» toegevoegd «en voor zover dit geen Europees octrooi met eenheidswerking is».
3. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen toegevoegd:
Eengemaakt Octrooigerecht, bedoeld in artikel 1 van de op 19 februari 2013 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2013, 92 en 2016, 1);
krachtens het Europees Octrooiverdrag verleend octrooi, dat in het Europese deel van Nederland eenheidswerking geniet krachtens verordening (EU) nr. 1257/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming (PbEU 2012, L 361);
proeve van bekwaamheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van Richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255);.
B
In de artikelen 2a, eerste lid, en tweede lid, onderdeel d, 9, vijfde lid, 57, tweede lid, en 70, achtste lid, wordt «voortbrengsel» telkens vervangen door «product».
C
In de artikelen 3, eerste lid, onderdelen d en f, en tweede lid, onderdeel d, 71, tweede en vierde lid, en 72, tweede en vierde lid, wordt «voortbrengselen» telkens vervangen door «producten».
D
In artikel 4, vijfde en zesde lid, wordt «artikel 3, onderdeel f» telkens vervangen door «artikel 3, eerste lid, onderdeel f».
E
In de artikelen 23, vijfde lid, 55, eerste en derde lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 72, eerste lid, en 79, eerste lid, wordt «artikel 53, eerste lid,» telkens vervangen door «artikel 53».
F
In artikel 24, eerste lid, onderdeel e, wordt «uitsluitend recht» vervangen door «bescherming».
G
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 53, 53a, 72 en 73» vervangen door «de artikelen 53, 54, eerste lid, 54a en 72».
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «het in de artikelen 53 en 53a bedoelde uitsluitend recht» vervangen door «het in de artikelen 53, 54, eerste lid, en 54a bedoelde recht» en wordt «de artikelen 72 en 73» vervangen door «artikel 72».
H
Na artikel 51 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een Europees octrooi wordt geacht in het Europese deel van Nederland van de aanvang af niet de in de artikelen 53, 54, eerste lid, en 54a bedoelde rechtsgevolgen te hebben gehad, na de registratie van eenheidswerking van het octrooi in het register voor eenheidsoctrooibescherming, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) nr. 1257/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming (PbEU 2012, L 361).
2. Na de registratie, bedoeld in het eerste lid, blijft een Europees octrooi van kracht in Curaçao en Sint Maarten en in Bonaire, Sint Eustatius en Saba indien aan de verplichtingen van de artikelen 52 en 61 is of wordt voldaan.
3. Het bureau doet van de in het eerste lid bedoelde registratie en de rechtsgevolgen daarvan voor het Europees octrooi onverwijld aantekening in het octrooiregister.
I
In hoofdstuk 3 wordt na artikel 52 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bureau herstelt, op verzoek van degene aan wie een Europees octrooi is verleend, de toestand, bedoeld in artikel 49, eerste lid, respectievelijk de toestand voorafgaand aan het verval van het octrooi, bedoeld in artikel 62, indien:
a. zijn aanvraag tot een registratie als bedoeld in artikel 51a, eerste lid, die binnen de termijn, genoemd in artikel 9, eerste lid, onderdeel g, van verordening (EU) nr. 1257/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2012 tot het uitvoering geven aan nauwere samenwerking op het gebied van de instelling van eenheidsoctrooibescherming (PbEU 2012, L 361) is ingediend, is geweigerd;
b. artikel 52, vierde lid, of artikel 62 van toepassing is, en
c. voldaan is aan de voorwaarden, genoemd in dit artikel.
2. Het verzoek wordt ingediend binnen twee maanden na dagtekening van:
a. het besluit tot weigering, bedoeld in het eerste lid, of
b. de beslissing van het Gerecht van Eerste Aanleg of het Hof van Beroep van het Eengemaakt Octrooigerecht waarbij het besluit tot weigering in stand is gelaten.
3. Gelijktijdig met het verzoek overlegt de verzoeker een afschrift van het besluit of de beslissing, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a of b.
4. Indien artikel 52, vierde lid, van toepassing is:
a. verricht de verzoeker bij indiening van het verzoek alsnog de in artikel 52, eerste lid, bedoelde handelingen, waarbij de overige leden van artikel 52 van overeenkomstige toepassing zijn, en
b. voldoet de verzoeker het ingevolge artikel 61, tweede lid, verschuldigde bedrag binnen vier weken na verzending van een mededeling door het bureau van het verschuldigde bedrag, indien op de dag van verzending van deze mededeling de termijn, bedoeld in artikel 61, tweede lid, is verstreken.
5. Indien artikel 62 van toepassing is, voldoet de verzoeker het in artikel 61, tweede lid, verschuldigde bedrag binnen vier weken na verzending van de mededeling door het bureau van het verschuldigde bedrag.
6. Het bureau tekent het herstel, bedoeld in het eerste lid, in het octrooiregister aan.
K
De artikelen 53 tot en met 54 worden vervangen door:
Een octrooi verleent de houder ervan het recht te verhinderen dat een derde zonder zijn toestemming:
a. een product dat onderwerp van het octrooi is, vervaardigt, aanbiedt, in het verkeer brengt of gebruikt, dan wel met dat doel invoert of in voorraad heeft;
b. een werkwijze die onderwerp van het octrooi is, toepast of, indien de derde weet of behoort te weten dat toepassing van de werkwijze zonder toestemming van de octrooihouder verboden is, voor toepassing in Nederland, Curaçao of Sint Maarten aanbiedt;
c. een product dat rechtstreeks is verkregen volgens de werkwijze die onderwerp van het octrooi is, aanbiedt, in het verkeer brengt of gebruikt, dan wel met dat doel invoert of in voorraad heeft.
1. Een octrooi verleent de houder ervan het recht te verhinderen dat een derde zonder zijn toestemming, in Nederland, Curaçao of Sint Maarten, aan een ander dan degene die gerechtigd is de geoctrooieerde uitvinding te gebruiken, middelen die een wezenlijk bestanddeel van die uitvinding betreffen, voor de toepassing van die uitvinding op dat grondgebied, aanbiedt of levert, indien de derde weet of behoort te weten dat deze middelen geschikt en bestemd zijn voor toepassing van die uitvinding.
2. Het eerste lid geldt niet indien de middelen algemeen in de handel verkrijgbare producten zijn, tenzij de derde degene aan wie hij levert, aanzet tot het verrichten van een krachtens artikel 53 verboden handeling.
3. Degene die de in artikel 54c, onderdelen a tot en met e, bedoelde handelingen verricht, wordt niet geacht in de zin van het eerste lid gerechtigd te zijn de uitvinding te gebruiken.
1. Ten aanzien van een octrooi voor biologisch materiaal dat door de uitvinding bepaalde eigenschappen heeft verkregen, strekt het recht, bedoeld in de artikelen 53 en 54, eerste lid, zich uit tot ieder biologisch materiaal dat hieruit door middel van propagatie of vermeerdering in dezelfde of in gedifferentieerde vorm wordt gewonnen en dat diezelfde eigenschappen heeft.
2. Ten aanzien van een octrooi voor een werkwijze voor de voortbrenging van biologisch materiaal dat door de uitvinding bepaalde eigenschappen heeft gekregen, strekt het recht, bedoeld in de artikelen 53 en 54, eerste lid, zich uit tot het biologisch materiaal dat rechtstreeks door deze werkwijze wordt gewonnen en tot ieder ander biologisch materiaal dat door middel van propagatie of vermeerdering in dezelfde of in gedifferentieerde vorm uit het rechtstreeks gewonnen biologisch materiaal wordt gewonnen en dat diezelfde eigenschappen heeft.
3. Ten aanzien van een octrooi voor een product dat uit genetische informatie bestaat of dat zulke informatie bevat, strekt het recht, bedoeld in de artikelen 53 en 54, eerste lid, zich uit tot ieder materiaal waarin dit product wordt verwerkt en waarin de genetische informatie wordt opgenomen en haar functie uitoefent, onverminderd artikel 3, eerste lid, onderdeel b.
De omvang van de door het octrooi verleende bescherming wordt bepaald door de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies.
De uit een octrooi voortvloeiende rechten zijn niet van toepassing op:
a. handelingen die in de particuliere sfeer voor niet-commerciële doeleinden worden verricht;
b. handelingen voor experimentele doeleinden die het onderwerp van de geoctrooieerde uitvinding betreffen;
c. het gebruik van biologisch materiaal voor het kweken, of ontdekken en ontwikkelen van andere plantenrassen;
d. de handelingen die zijn toegestaan op grond van artikel 13, zesde lid, van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG 2001, L 311) of artikel 10, zesde lid, van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEG 2001, L 311), met betrekking tot een octrooi voor het product in de zin van een van deze richtlijnen;
e. de bereiding van geneesmiddelen voor direct gebruik voor individuele gevallen op medisch voorschrift in apotheken, of handelingen betreffende de aldus bereide geneesmiddelen;
f. het gebruik van de geoctrooieerde uitvinding aan boord van schepen van landen die partij zijn bij de Internationale Unie tot bescherming van de industriële eigendom of lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie, niet zijnde Nederland, Curaçao of Sint Maarten, in het schip zelf, in de machines, het scheepswant, de tuigage en andere toebehoren, indien die schepen zich tijdelijk of bij toeval begeven in de wateren van Nederland, Curaçao of Sint Maarten, mits de uitvinding uitsluitend voor het schip gebruikt wordt;
g. het gebruik van de geoctrooieerde uitvinding in de constructie of werking van luchtvaartuigen of landvoertuigen of andere middelen van vervoer van landen die partij zijn bij de Internationale Unie tot bescherming van de industriële eigendom of lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie, niet zijnde Nederland, Curaçao of Sint Maarten, of van toebehoren van deze luchtvaartuigen of landvoertuigen, indien deze zich tijdelijk of bij toeval begeven op het grondgebied van Nederland, Curaçao of Sint Maarten;
h. de handelingen, bedoeld in artikel 27 van het op 7 december 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109), indien deze handelingen betrekking hebben op een luchtvaartuig van een land dat partij is bij dat verdrag, niet zijnde Nederland, Curaçao of Sint Maarten;
i. het gebruik door een landbouwer van de producten van zijn oogst voor de propagatie of vermeerdering door hemzelf op zijn eigen bedrijf, indien het plantaardig propagatiemateriaal door de octrooihouder of met zijn toestemming voor gebruik in de landbouw aan de landbouwer is verkocht of anderszins verhandeld. De reikwijdte en de voorwaarden voor dit gebruik zijn bepaald in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG 1994, L 227);
j. het gebruik voor agrarische doeleinden, door een landbouwer, van vee dat onder octrooibescherming valt, indien het fokvee of ander dierlijk propagatiemateriaal door de octrooihouder of met zijn toestemming aan de landbouwer is verkocht of anderszins verhandeld. Dit gebruik omvat het beschikbaar stellen van het dier of ander dierlijk propagatiemateriaal voor zijn eigen gebruik in de landbouw, maar niet de verkoop in het kader van of met het oog op de commerciële fokkerij;
k. de handelingen en het gebruik van verkregen informatie, die zijn toegestaan op grond van de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (PbEU 2009, L 111), met name de bepalingen inzake decompilatie en interoperabiliteit, en
l. biologisch materiaal dat wordt gewonnen door propagatie of door vermeerdering van biologisch materiaal dat door de octrooihouder of met diens toestemming in Nederland, Curaçao of Sint Maarten, in een lidstaat van de Europese Unie, of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer is gebracht, indien de propagatie of de vermeerdering noodzakelijkerwijs voortvloeit uit het gebruik waarvoor het biologisch materiaal in het verkeer is gebracht, mits het afgeleide materiaal vervolgens niet voor andere propagaties of vermeerderingen wordt gebruikt.
Bij algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het bepaalde in artikel 54c, onderdeel j.
De aan een octrooi verbonden rechten strekken zich niet uit tot handelingen, die een door dat octrooi beschermd product betreffen, nadat het product door de octrooihouder of met zijn toestemming in Nederland, Curaçao of Sint Maarten, in een lidstaat van de Europese Unie, of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, in het verkeer is gebracht, tenzij de octrooihouder zich op legitieme gronden tegen verdere verkoop van het product kan verzetten.
L
Voor artikel 55 wordt een opschrift ingevoegd, luidende:
M
In artikel 55, derde lid, wordt «het uitsluitend recht van de octrooihouder, welk recht» vervangen door «het recht van de octrooihouder, bedoeld in de artikelen 53, 54, eerste lid, en 54a, waarbij de beschermingsomvang van het octrooi».
N
Na artikel 55 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Is een product als bedoeld in artikel 53, onderdeel a of c, in Nederland, Curaçao of Sint Maarten rechtmatig in het verkeer gebracht, anders dan bedoeld in artikel 54e, dan handelt de verkrijger of latere houder niet in strijd met het octrooi, door dit product aan te bieden, in het verkeer te brengen of te gebruiken, dan wel met dat doel in te voeren of in voorraad te hebben.
2. Een product als bedoeld in artikel 53, onderdeel a of c, dat voor de verlening van het octrooi, of, indien het een Europees octrooi betreft, voor de dag, waarop overeenkomstig artikel 97, derde lid, van het Europees Octrooiverdrag de vermelding van de verlening van het Europees octrooi is gepubliceerd, in een bedrijf is vervaardigd, mag niettegenstaande het octrooi ten dienste van dat bedrijf worden gebruikt.
O
In de artikelen 57, tweede lid, en 72, eerste en tweede lid, respectievelijk artikel 57, vierde lid, wordt aan de zinsnede «houder van een Europees octrooi» respectievelijk «voor de toepassing van een Europees octrooi» telkens toegevoegd «of een Europees octrooi met eenheidswerking».
P
In artikel 59, eerste lid, wordt «ingevolge de artikelen 53 en 53a uitsluitend gerechtigd is» vervangen door «ingevolge de artikelen 53 en 54a gerechtigd is».
Q
In artikel 66, tweede lid, wordt «artikel 73, eerste en tweede lid,» vervangen door «artikel 54, eerste lid,» en vervalt «als bedoeld in artikel 73, tweede lid,».
R
Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid wordt «het derde en vierde lid» vervangen door «het vierde en vijfde lid».
2. In het elfde lid wordt «het achtste lid» vervangen door «het negende lid».
S
In de artikelen 71, eerste lid, en 72, eerste lid, wordt «uitsluitende rechten» telkens vervangen door «bescherming».
T
In de artikelen 71, tweede lid, en 72, tweede lid, wordt «in artikel 53, eerste lid, onder a of b, dan wel in artikel 53a» telkens vervangen door «in artikel 53 of 54a».
U
Artikel 73 komt te luiden:
1. De octrooihouder kan de vorderingen die hem ten dienste staan bij de handhaving van zijn octrooi instellen tegen iedere persoon die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, een in artikel 54, eerste lid, genoemde handeling verricht.
2. Artikel 70, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
V
Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt «de artikelen 53, 53a, 71, 72 en 73» vervangen door «de artikelen 53, 54, eerste lid, 54a, 71 en 72».
2. In het zesde lid, onderdeel a, wordt «het in de artikelen 53 en 53a bedoelde uitsluitend recht» vervangen door «het in de artikelen 53, 54, eerste lid, en 54a bedoelde recht» en wordt «de artikelen 71, 72 en 73» vervangen door «de artikelen 71 en 72».
W
Na artikel 75 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bureau schrijft het processtuk waarbij een rechtsvordering tot vernietiging van een Europees octrooi bij het Eengemaakt Octrooigerecht wordt ingeleid, op verzoek van degene die de rechtsvordering heeft ingesteld, in in het octrooiregister.
2. Het bureau tekent de eindbeslissing van het Eengemaakt Octrooigerecht aangaande een vordering tot vernietiging van een Europees octrooi, die in kracht van gewijsde is gegaan, op verzoek van de partij die de eindbeslissing ter aantekening in het octrooiregister heeft aangeboden, dan wel na toezending van de eindbeslissing door het Eengemaakt Octrooigerecht, aan in het octrooiregister.
X
In artikel 77, eerste lid, aanhef, wordt «de artikelen 53, 53a, 71 en 73» vervangen door «de artikelen 53, 54, eerste lid, 54a en 71».
Y
In artikel 79, eerste lid, wordt na «artikel 53» ingevoegd «, of artikel 25 van de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2013, 92 en 2016, 1)».
Z
In hoofdstuk 6 wordt voor artikel 80 een artikel ingevoegd, luidende:
Onverminderd de rechtsmacht van het Eengemaakt Octrooigerecht ingevolge de op 19 februari 2013 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2013, 92 en 2016, 1), wordt de rechtsmacht met betrekking tot deze wet beheerst door de volgende bepalingen.
AA
Aan artikel 80, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. vorderingen en verzoeken als bedoeld in de artikelen 843a, 1019b, 1019e en 1019f van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die verband houden met de handhaving van een octrooi in de zin van artikel 70, 71, 72 of 73.
BB
Aan artikel 83, vierde lid, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende «of bij het Eengemaakt Octrooigerecht een vordering betreffende het Europees octrooi is ingesteld».
De Rijksoctrooiwet 1995 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met een Europees octrooi met eenheidswerking: een Europees octrooi als bedoeld in artikel 51a, tweede lid.
B
Artikel 51a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «in het Europese deel van Nederland».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op een Europees octrooi waarvan registratie van eenheidswerking heeft plaatsgevonden, zijn in Curaçao en Sint Maarten en in Bonaire, Sint Eustatius en Saba de bepalingen van verordening (EU) nr. 1257/2012 en verordening (EU) nr. 1260/2012 die zien op een Europees octrooi met eenheidswerking van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. voor «deelnemende lidstaten» telkens wordt gelezen «Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba»; en
b. in artikel 6 van verordening 1257/2012, voor «Unie» wordt gelezen «Unie, Curaçao en Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,