Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het onwenselijk is dat bij de uitoefening van het kiesrecht personen naast de Nederlandse nationaliteit een of meerdere andere nationaliteiten bezitten en dat het tevens onwenselijk is dat politiek ambtsdragers een meervoudige nationaliteit hebben en dat met oog op het uitsluiten van personen met een meervoudige nationaliteit van het kiesrecht en het verbieden van een meervoudige nationaliteit bij politiek ambtsdragers wenselijk is de Grondwet aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Er bestaat grond het hierna in artikel II omschreven voorstel tot verandering in de Grondwet in overweging te nemen.
De Grondwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Tot minister-president of minister wordt niet benoemd degene die naast zijn Nederlanderschap tevens een andere nationaliteit bezit.
B
In artikel 46 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Tot staatssecretaris wordt niet benoemd degene die naast zijn Nederlanderschap tevens een andere nationaliteit bezit.
C
Artikel 54, tweede lid, komt te luiden:
2. Van het kiesrecht is uitgesloten hij die:
a. wegens het begaan van een daartoe bij de wet aangewezen delict bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar en hierbij tevens is ontzet van het kiesrecht, of
b. naast zijn Nederlanderschap tevens een andere nationaliteit bezit.
D
In artikel 74 wordt onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Tot lid van de Raad wordt niet benoemd degene die naast zijn Nederlanderschap tevens een andere nationaliteit bezit.
E
In artikel 77 wordt onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Tot lid van de Algemene Rekenkamer wordt niet benoemd degene die naast zijn Nederlanderschap tevens een andere nationaliteit bezit.
F
In artikel 78a, tweede lid, wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: Tot Nationale ombudsman of substituut-ombudsman wordt niet benoemd degene die naast zijn Nederlanderschap tevens een andere nationaliteit bezit.
G
Artikel 130 vervalt.
H
In artikel 131 wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: De commissaris van de Koning en de burgemeester zijn Nederlander en bezitten geen andere nationaliteit.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,