Gepubliceerd: 20 mei 2019
Indiener(s): Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66)
Onderwerpen: organisatie en beleid ruimte en infrastructuur
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35133-8.html
ID: 35133-8
Origineel: 35133-2

Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 mei 2019

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel C, onder 3, wordt «artikel 4.29 wordt» vervangen door «artikel 4.29».

2. In onderdeel D wordt, onder plaatsing van de aanduiding «2.» voor de tekst die begint met «In artikel 5.34, tweede lid, aanhef,» een onderdeel ingevoegd, luidende:

1. In artikel 5.7, derde lid, onder a, wordt «eenzelfde» vervangen door «dezelfde».

3. Onderdeel H wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift van het voorgestelde artikel 12.26 wordt «gebruiksfunctie» vervangen door «gebruiksmogelijkheden».

b. In het voorgestelde artikel 12.26, tweede lid, wordt «gelijke hoedanigheid (...) ingebracht» vervangen door «gelijke hoedanigheid en met gelijkwaardige gebruiksmogelijkheden als de onroerende zaken die door hem zijn ingebracht».

c. In het voorgestelde artikel 12.26, derde lid, wordt «gebruiksfunctie» vervangen door «gelijkwaardige gebruiksmogelijkheden».

d. In het voorgestelde artikel 12.38, eerste lid, onder b, onder 1°, wordt «de waardeverandering, als gevolg van een landinrichtingsactiviteit als bedoeld in de bijlage» vervangen door «de waardeverandering als gevolg van een landinrichtingsactiviteit».

e. In het voorgestelde artikel 12.39 wordt «gebruiksfunctie» vervangen door «gebruiksmogelijkheden».

f. In het voorgestelde artikel 12.43 wordt «artikel 16.33m» vervangen door «artikel 16.33l».

4. Onderdeel I wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden:

Hoofdstuk 13 wordt als volgt gewijzigd:.

b. Na de aanhef wordt ingevoegd:

1. Artikel 13.4, eerste lid, onder b, komt te luiden:

b. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a,.

2. Er worden na afdeling 13.4 drie afdelingen toegevoegd, luidende:.

5. Onderdeel J wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift van het voorgestelde artikel 15.37 wordt «in procesinleiding» vervangen door «in verzoekschrift».

b. In het voorgestelde artikel 15.37 wordt «een procesinleiding» vervangen door «een verzoekschrift» en wordt «de procesinleiding» vervangen door «het verzoekschrift».

b. In de voorgestelde artikelen 15.38, eerste lid, 15.41, tweede lid, 15.43, eerste lid, en 15.46, tweede lid, wordt «de procesinleiding» vervangen door «het verzoekschrift».

6. Onderdeel K wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder vernummering van de onderdelen 1 tot en met 12 tot 3 tot en met 14 worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

1. Aan artikel 16.16 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. In afwijking van artikel 10:3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht kan het aangewezen bestuursorgaan mandaat verlenen om te beslissen over de instemming.

2. Artikel 16.21, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

Gedeputeerde staten kunnen besluiten dat een onderdeel van een besluit tot vaststelling of wijziging van een omgevingsplan geen deel daarvan uitmaakt als:.

b. Onderdeel 6 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1°. Het voorgestelde artikel 16.33d vervalt, onder vernummering van de voorgestelde artikelen 16.33e tot en met 16.33m tot 16.33d tot en met 16.33l.

2°. In het voorgestelde artikel 16.33d, eerste lid, eerste zin, (nieuw) wordt «onteigeningsbeschikking» vervangen door «ontwerponteigeningsbeschikking».

3°. In het voorgestelde artikel 16.33k, eerste lid, (nieuw) wordt «artikel 16.33k» vervangen door «artikel 16.33j».

4°. In het voorgestelde artikel 16.33k, tweede lid, (nieuw) wordt «artikel 16.33j» vervangen door «artikel 16.33i».

c. Onderdeel 7 (nieuw) komt te luiden:

7. De artikelen 16.59 en 16.60 vervallen.

d. In onderdeel 9 (nieuw) komt het voorgestelde artikel 16.76b te luiden:

Artikel 16.76b (zienswijze kostenverhaalsbeschikking)

Voordat het bestuursorgaan een beschikking als bedoeld in artikel 13.18, eerste lid, geeft, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen.

e. In onderdeel 12 (nieuw) wordt het voorgestelde artikel 16.88 als volgt gewijzigd:

1°. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het verzoekschrift wordt door de belanghebbende of zijn gemachtigde ondertekend.

2°. In het derde lid, aanhef, eerste zin, wordt «de procesinleiding» vervangen door «het verzoekschrift».

f. In onderdeel 13 (nieuw) wordt in het voorgestelde artikel 16.127, tweede lid, onder b, derde en vierde lid, «de procesinleiding» vervangen door «het verzoekschrift».

7. Na onderdeel K wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ka

In artikel 22.13, eerste lid, wordt «artikel 22.1, eerste lid, aanhef en onder a,» vervangen door «artikel 22.1, aanhef en onder a,».

8. Onderdeel L komt te luiden:

L

In artikel 23.5, eerste lid, wordt «de hoofdstukken 2, 3, 4, 5, 12, 16, 17, 18, 19, 20 en artikel 23.3» vervangen door «de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5, afdeling 13.6, de hoofdstukken 16, 17, 18, 19 en 20 en artikel 23.3».

B

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden:

Het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:.

2. Na de aanhef wordt ingevoegd:

A

In boek 6 wordt in artikel 176, tweede lid, onder a, «artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet» vervangen door «artikel 5.1 lid 2 aanhef en onder b van de Omgevingswet».

B

Boek 7 wordt als volgt gewijzigd:.

3. Onder vernummering van de onderdelen 1 tot en met 3 tot 2 tot en met 4 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

1. In artikel 235 wordt «een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet» vervangen door «een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1 lid 2 aanhef en onder a van de Omgevingswet».

4. Onderdeel 4 (nieuw) komt te luiden:

4. Artikel 381, derde lid, komt te luiden:

3. De in artikel 378 lid 1 bedoelde verplichting bestaat evenmin, voor zover het verpachte is gelegen in een gebied waarvoor een gemeentelijke omgevingsvisie als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 van de Omgevingswet is vastgesteld en de verpachter vanwege een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 9.1 lid 1 onder b van de Omgevingswet in overeenstemming met de regels die hoofdstuk 9 van die wet daaraan stelt, overgaat tot de vervreemding van het verpachte aan de gemeente onderscheidenlijk de provincie of de Staat.

C

Na artikel 2.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.4a (Invoeringswet Omgevingswet)

De Invoeringswet Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 4.1, onder n, wordt «de hoofdstukken 7 en 14 en artikel 17.3» vervangen door «hoofdstuk 7, de artikelen 11.11 en 11.12, hoofdstuk 14 en de artikelen 17.3 en 20.17».

2. Artikel 4.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt na «bestemmingsplan» ingevoegd «of inpassingsplan».

b. Onder verlettering van onderdeel n tot o wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

n. een besluit op grond van artikel 12, tweede lid, van de Woningwet,.

3. In artikel 4.35, eerste lid, wordt «een instructie als bedoeld in artikel 2.34, derde lid, van de Omgevingswet» vervangen door «een instructie als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet».

4. Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het opschrift wordt «Invoeringsregelingen» vervangen door «Invoeringsregeling».

b. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Op de voorbereiding van een ministeriële regeling in verband met de invoering van de Omgevingswet is artikel 23.4 van de Omgevingswet van overeenkomstige toepassing.

D

Na artikel 2.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.6a (Spoorwegwet)

In artikel 87, eerste lid, vervalt «alsmede overtreding (...) hoofdspoorwegen».

E

In artikel 2.9 vervalt «de Ruilverkavelingswet 1954 (...) de Landinrichtingswet,» en vervalt «, de Reconstructiewet concentratiegebieden,».

F

In artikel 2.10, onder B, onder 1, wordt «4.3, eerste lid, aanhef en onder g en i, en derde lid,» vervangen door «4.3, eerste lid, aanhef en onder g en j, en derde lid,».

G

Na hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4a OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 4a.1 (Aanvullingswet geluid Omgevingswet)

Als het bij koninklijke boodschap van 5 oktober 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op de beheersing van geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen (Aanvullingswet geluid Omgevingswet) (Kamerstukken 35 054) tot wet is of wordt verheven en

A. artikel 1.1, onder X, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 1.1, onder K, onder 2, van deze wet, komt artikel 1.1, onder K, onder 2, van deze wet te luiden:

2. In artikel 16.24 wordt «de paragrafen 16.3.1a tot en met 16.3.6» vervangen door «de paragrafen 16.3.1a tot en met 16.3.9».

B. artikel 2.3, onder 1, onder b en c, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 2.1, onder B, onder 1, onder b, van deze wet, komt artikel 2.1, onder B, onder 1, onder b, van deze wet te luiden:

b. In de zinsnede met betrekking tot de Omgevingswet wordt, onder verlettering van de onderdelen o tot en met q tot p tot en met r, een onderdeel ingevoegd, luidende:

o. artikel 11.3.

C. artikel 2.3, onder 2, onder b, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 2.1, onder B, onder 2, onder b, van deze wet, komt artikel 2.1, onder B, onder 2, onder b, van deze wet te luiden:

b. In de zinsnede met betrekking tot de Omgevingswet worden, onder verlettering van de onderdelen j en k tot l en m, twee onderdelen ingevoegd, luidende:

j. artikel 12.7

k. artikel 12.18.

Artikel 4a.2 (Aanvullingswet bodem Omgevingswet)

Als het bij koninklijke boodschap van 22 januari 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem (Aanvullingswet bodem Omgevingswet) (Kamerstukken 34 864) tot wet is of wordt verheven en artikel 1.1, onder B, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 1.1, onder C en D, van deze wet, wordt artikel 1.1 van deze wet als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel C wordt, onder vernummering van onderdeel 3 tot 4, een onderdeel ingevoegd, luidende:

3. In artikel 4.12, eerste lid, onder a, onder 3°, wordt «met betrekking tot» vervangen door «als het gaat om».

2. Onderdeel D komt te luiden:

D

Hoofdstuk 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 5.11, eerste lid, onder d, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3°. als het gaat om het op of in de bodem brengen van meststoffen,.

2. In artikel 5.34, tweede lid, aanhef, wordt de zinsnede «de artikelen 12.1, vierde lid, 13.5, eerste tot en met vijfde lid, en 13.6,» vervangen door «de artikelen 13.5, eerste lid tot en met vijfde lid en 13.6».

Artikel 4a.3 (Aanvullingswet natuur Omgevingswet)

Als het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet (Aanvullingswet natuur Omgevingswet) (Kamerstukken 34 985) tot wet is of wordt verheven en

A. artikel 1.1, onder K, onder 1 en 2, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan de artikelen 1.1, onder C, onder 1, en 2.10, onder B, onder 1, van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1.1, onder C, onder 1, wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «onderdeel i» vervangen door «onderdeel o».

b. Het voorgestelde onderdeel j wordt verletterd tot p.

2. Artikel 2.10, onder B, onder 1, komt te luiden:

1. «4.3, eerste lid, aanhef en onder g en k, en vierde lid» wordt vervangen door «4.3, eerste lid, aanhef en onder g, k en p, en vierde lid».

B. artikel 1.1, onder L, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 1.1, onder C, onder 2, van deze wet, wordt artikel 1.1, onder C, onder 2, van deze wet als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «onderdeel c» vervangen door «onderdeel i».

2. Het voorgestelde onderdeel d wordt verletterd tot j.

C. artikel 1.1, onder O, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 1.1, onder C, onder 3, van deze wet, wordt artikel 1.1, onder C, onder 3, van deze wet als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «artikel 4.29» vervangen door «artikel 4.38».

2. Het voorgestelde artikel 4.30 wordt vernummerd tot 4.39.

D. artikel 1.1, onder Qb, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 1.1, onder Ca, van deze wet, wordt in artikel 1.1, onder Ca, van deze wet «artikel 5.7, derde lid, onder a» vervangen door «artikel 5.7, vierde lid, onder a».

E. artikel 1.1, onder AA, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan de artikelen 1.1, onder F en H, en 2.10, onder B, onder 2, en C, van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel F wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de aanhef wordt «artikel 10.10» vervangen door «artikel 10.10b».

2°. De voorgestelde artikelen 10.10a tot en met 10.10f worden vernummerd tot 10.10c tot en met 10.10h.

b. Onderdeel H wordt als volgt gewijzigd:

1°. In het voorgestelde artikel 12.19 wordt «artikel 10.10d, eerste lid,» vervangen door «artikel 10.10f, eerste lid».

2°. In het voorgestelde artikel 12.37, eerste lid, onder c, onder 3°, wordt «de artikelen 10.10a tot en met 10.10e» vervangen door «de artikelen 10.10c tot en met 10.10g».

2. In artikel 2.10, onder B, onder 2, wordt «10.6 tot en met 10.10f,» vervangen door «10.6 tot en met 10.10, 10.10c tot en met 10.10h,».

3. Artikel 2.10, onder C, komt te luiden:

C

In artikel 6, derde lid, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Omgevingswet «10.6 tot en met 10.10a» vervangen door «10.6 tot en met 10.10a, 10.10c tot en met 10.10h».

F. artikel 1.1, onder ACc, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 1.1, onder J, onder 1, van deze wet, wordt in artikel 1.1, onder J, onder 1, van deze wet in het voorgestelde artikel 15.25, tweede lid, «artikel 15.1, eerste lid, onder c, e, j of k» vervangen door «artikel 15.1, eerste lid, onder d, f, k of l».

G. artikel 1.1, onder AD, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 1.1, onder J, van deze wet, worden in artikel 1.1, onder J, van deze wet, onder vernummering van de onderdelen 1 en 2 tot 3 en 4, twee onderdelen ingevoegd, luidende:

1. De voorgestelde afdeling 15.4 wordt vernummerd tot 15.5.

2. Het voorgestelde artikel 15.17 wordt vernummerd tot 15.53.

H. artikel 1.1, onder AI, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 1.1, onder K, onder 11, van deze wet, wordt in artikel 1.1, onder K, onder 11, van deze wet «artikel 16.87» vervangen door «artikel 16.87a».

Artikel 4a.4 (Wijziging Crisis- en herstelwet)

Als het bij koninklijke boodschap van 5 september 2018 tot wijziging van de Crisis- en herstelwet in verband met het versnellen van woningbouw en het faciliteren van duurzame ontwikkeling, zoals het verduurzamen van het energiegebruik (Kamerstukken 35 013) tot wet is of wordt verheven en eerder in werking treedt dan de artikelen 1.1, onder L, en 2.4a, onder 2, onder a, van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1.1, onder L, komt te luiden:

L

Hoofdstuk 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 23.3, eerste lid, worden, onder verlettering van de onderdelen c en d tot f en g, drie onderdelen ingevoegd, luidende:

c. de Gaswet,

d. de Huisvestingswet 2014,

e. de Leegstandswet,.

2. In artikel 23.5, eerste lid, wordt «de hoofdstukken 2, 3, 4, 5, 12, 16, 17, 18, 19, 20 en artikel 23.3» vervangen door «de hoofdstukken 2, 3, 4 en 5, afdeling 13.6, de hoofdstukken 16, 17, 18, 19 en 20 en artikel 23.3».

2. Artikel 2.4a, onder 2, onder a, komt te luiden:

a. In onderdeel c wordt na «bestemmingsplan» ingevoegd «of inpassingsplan» en wordt «artikel 2.4, eerste lid, onder k, van de Crisis- en herstelwet» vervangen door «artikel 2.4, eerste lid, onder o, van de Crisis- en herstelwet».

H

Artikel 4.5 vervalt, onder vernummering van de artikelen 4.6 tot en met 4.9 tot 4.5 tot en met 4.8.

Toelichting

I Algemeen

In deze nota van wijziging wordt op twee onderdelen een wijziging aangebracht in het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet naar aanleiding van het verslag van de vaste commissie van Binnenlandse Zaken over dit wetsvoorstel1. Het gaat hier om de wijzigingen opgenomen in onderdeel A, onder 6 (wijziging van het voorgestelde artikel 16.76b Omgevingswet) en onderdeel H (vervallen artikel 4.5 van het wetsvoorstel).

Daarnaast wordt een aantal technische verbeteringen aangebracht in het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt ook een aantal technische verbeteringen aan te brengen in het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet alsmede in de Omgevingswet en andere wetten, zoals die als gevolg van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet2 komen te luiden. Ten slotte is een aantal samenloopbepalingen opgenomen in verband met de afstemming van het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet op het wetsvoorstel Aanvullingswet geluid Omgevingswet3, het wetsvoorstel Aanvullingswet bodem Omgevingswet4 en het wetsvoorstel Aanvullingswet natuur Omgevingswet5, alsmede in verband met de afstemming van het wetsvoorstel tot wijziging van de Crisis- en herstelwet in verband met het versnellen van woningbouw en het faciliteren van duurzame ontwikkeling, zoals het verduurzamen van het energiegebruik6 op de Omgevingswet en het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet.

Door middel van samenloopbepalingen kan in de onderlinge afstemming tussen die wijzigingswetsvoorstellen worden voorzien waardoor een in het ene wijzigingsspoor voorgestelde wijziging niet ongedaan wordt gemaakt door een wijziging in een ander wijzigingsspoor.

II Per onderdeel

Onderdeel A (artikel 1.1 (Wijzigingen Omgevingswet))

1. Wijziging onderdeel C, onder 3 (artikel 4.30 Omgevingswet)

Dit onderdeel voorziet in een technische verbetering van de wijzigingsopdracht in onderdeel 3 van onderdeel C van artikel 1.1.

2. Wijziging onderdeel D (wijziging artikel 5.7 Omgevingswet)

Dit onderdeel voorziet in een tekstuele verbetering van onderdeel a van het derde lid van artikel 5.7 van de Omgevingswet.

3. Wijziging onderdeel H (wijziging artikelen 12.26, 12.38 en 12.39 Omgevingswet)

Wijziging artikelen 12.26 en 12.39

In artikel 12.26 wordt het begrip «gebruiksfunctie» vervangen door «gebruiksmogelijkheden» omdat het begrip «gebruiksfunctie» met een andere betekenis wordt gehanteerd in het Besluit bouwwerken leefomgeving en, aansluitend daarop, in de overige algemene maatregelen van bestuur onder de Omgevingswet. Het wordt niet wenselijk geacht in de regelgeving die valt onder de stelselherziening eenzelfde begrip in twee betekenissen te gebruiken. Om die reden wordt voorgesteld in de artikelen van de Omgevingswet die via dit wetsvoorstel worden ingevoegd een ander begrip te gebruiken.

Wijziging artikel 12.38

De verwijzing in het voorgestelde artikel 12.38, eerste lid, onder b, onder 1°, naar de bijlage bij de Omgevingswet achter het begrip landinrichtingsactiviteit is overbodig. Om die reden wordt die verwijzing geschrapt.

Wijziging artikel 12.43

Het voorgestelde artikel 12.43 wordt aangepast aan de in deze nota van wijziging voorgestelde vernummering van de voorgestelde artikelen 16.33e tot en met 16.33m tot 16.33d tot en met 16.33l van de Omgevingswet (zie onderdeel A, onder 6, onder b, onder 1°).

4. Wijziging onderdeel I (wijziging artikel 13.4 Omgevingswet)

Artikel 13.4 dat door het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet in de Omgevingswet wordt ingevoegd, voorziet in de bevoegdheid voor provincies om als belasting een heffing in te stellen ter bestrijding van de kosten die zijn gemaakt voor vergoeding van schade als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vanwege regels in de omgevingsverordening over het beschermen van het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Het kan voorkomen dat de bedrijven en personen in grondwaterbeschermingsgebieden als gevolg daarvan schade lijden en voor nadeelcompensatie in aanmerking komen op grond van artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met afdeling 15.1 van de Omgevingswet als gevolg van de regels in de omgevingsverordening. Ook kan schade ontstaan als gevolg van een omgevingsvergunning of een wijziging daarvan in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met e, van artikel 13.4 dat bij het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet in de Omgevingswet wordt ingevoegd. In onderdeel b van het eerste lid van dat artikel is geen rekening gehouden met de wijzigingen die eveneens bij dat wetsvoorstel in artikel 5.1, eerste lid, van de Omgevingswet worden aangebracht. Als gevolg van die wijzigingen is onderdeel a van artikel 5.1, eerste lid, van de Omgevingswet vervallen, waarbij de onderdelen b tot en met e zijn verletterd tot a tot en met d. In artikel 13.4, eerste lid, onder b, wordt nu verwezen naar de omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit, terwijl daarin had moeten worden verwezen naar een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Deze fout wordt met dit onderdeel hersteld.

5. Wijziging onderdeel J (wijziging artikelen 15.37, 15.38, 15.41, 15.43 en 15.46 Omgevingswet)

Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet is ervan uitgegaan dat de wet van 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Stb. 288) in werking is op het moment dat de Omgevingswet, inclusief dit wetsvoorstel, in werking treedt. In de voorgestelde artikelen 15.37, 15.38, 15.41, 15.43 en 15.46 van de Omgevingswet is daarom verwezen naar de procesinleiding die als gevolg van de wet van 13 juli 2016 het huidige verzoekschrift en de huidige dagvaarding vervangt. Nu de rechtspraak werkt aan een reset van de digitalisering,7 zullen na aanvaarding en inwerkingtreding van het recent bij uw Kamer ingediende wetsvoorstel tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken Gelderland en Midden-Nederland,8 voor het aanhangig maken van alle procedures bij alle rechtbanken en hoven voorlopig de dagvaarding en het verzoekschrift gehandhaafd blijven. Om die reden voorziet dit onderdeel van deze nota van wijziging er in dat in de voorgestelde artikelen 15.37, 15.38, 15.41, 15.43 en 15.46 van de Omgevingswet «procesinleiding» wordt vervangen door «verzoekschrift».

6. Wijziging onderdeel K (wijziging artikelen 16.16, 16.21, 16.33d, 16.60, 16.88 en 16.127 Omgevingswet)

Wijziging artikel 16.16

Artikel 16.16 bevat regels over het recht van instemming bij de beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning. De bevoegdheid om te beslissen over instemming houdt feitelijk in dat een bestuursorgaan in staat wordt gesteld om te beslissen over een onderdeel van de vergunningaanvraag. Het gaat hoofdzakelijk om gevallen waarin een vergunningaanvraag betrekking heeft op meerdere activiteiten waarvoor verschillende bestuursorganen bevoegd zouden zijn om op de aanvraag te beslissen als voor die activiteiten los van elkaar een aanvraag zou zijn ingediend. In de regels op grond van de Omgevingswet wordt één van de betrokken bestuursorganen dan aangewezen als het bevoegd gezag. De andere bestuursorganen zijn bij de besluitvorming betrokken door middel van een recht van advies en instemming over die onderdelen van de aanvraag waarvoor zij bij enkelvoudige aanvragen bevoegd gezag zouden zijn geweest.

Het komt onder de huidige regelgeving voor dat bestuursorganen hun bevoegdheid om te beslissen op een aanvraag om een vergunning hebben gemandateerd. Die praktijk kan onder de Omgevingswet worden gecontinueerd. Hetzelfde zou moeten gelden voor de gevallen waarin het bestuursorgaan een recht van instemming toekomt. In artikel 10:3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de bevoegdheid tot het nemen van een beslissing over goedkeuring niet kan worden gemandateerd. Hoewel de instemming op grond van artikel 10:32 van de Algemene wet bestuursrecht kort samengevat met een «goedkeuring» in de zin van die wet moet worden gelijkgesteld, strekt de instemmingsregeling in de Omgevingswet vooral ter vervanging van de (weggevallen) rol van bevoegd gezag. De aard van die bevoegdheid verzet zich niet tegen mandaatverlening. Om dat duidelijk te maken, wordt een nieuw lid toegevoegd dat expliciet bepaalt dat mandaatverlening mogelijk is.

Wijziging artikel 16.21

Artikel 16.21 van de Omgevingswet heeft betrekking op de zogeheten reactieve interventiebevoegdheid van de provincie bij omgevingsplannen. De nu voorgestelde wijziging voegt aan de al in het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet opgenomen wijzigingen voor het eerste lid van dit artikel een wijziging toe in de aanhef van dat lid. Verduidelijkt wordt dat in het eerste lid met «omgevingsplan» wordt gedoeld op het besluit tot vaststelling of wijziging van een omgevingsplan zoals dat door de gemeenteraad (of in delegatie door het college van burgemeester en wethouders) is vastgesteld, en niet op het omgevingsplan zoals dat zou komen te luiden nadat het besluit tot vaststelling of wijziging van dat omgevingsplan in werking is getreden. Met de nieuwe redactie wordt de misvatting voorkomen, dat met toepassing van artikel 16.21 alleen de inwerkingtreding van regels van een omgevingsplan die met een besluit tot wijziging van het omgevingsplan worden toegevoegd, kan worden voorkomen. Nadrukkelijk is het ook mogelijk om de reactieve aanwijzing te hanteren op onderdelen van een besluit tot vaststelling of wijziging van een omgevingsplan waarmee regels van het omgevingsplan komen te vervallen. Het reactieve interventiebesluit kan dus betrekking hebben op alle delen van een besluit tot vaststelling of wijziging van een omgevingsplan en kan er daarmee dus voor zorgen dat nieuw vastgestelde regels niet in werking treden, maar ook dat bestaande regels niet komen te vervallen. Een vergelijkbare verduidelijking is bij het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet al voorgesteld voor artikel 16.21, vierde lid. Deze verduidelijking wordt nu ook in het eerste lid aangebracht.

Vervallen artikel 16.33d

Artikel 16.88 van de Omgevingswet, dat in artikel 1.1, onder K, onder 12, van dit wetsvoorstel wordt vernummerd tot artikel 16.139, biedt de grondslag om bij algemene maatregel van bestuur de documenten aan te wijzen die bij een ontwerponteigeningsbeschikking ter inzage moeten worden gelegd. In het voorgenomen Aanvullingsbesluit grondeigendom Omgevingswet zullen documenten worden aangewezen die aanvullend bij een ontwerponteigeningsbeschikking ter inzage moeten worden gelegd. De aanwijzing van de documenten zal een plaats krijgen in het Omgevingsbesluit. Het komt de transparantie van de regelgeving ten goede om de aanwijzing van de documenten op één niveau van regelgeving vast te leggen. Gezien de mate van detaillering ligt aanwijzing van de documenten op het niveau van een algemene maatregel van bestuur voor de hand. Om die reden wordt voorgesteld het voorgestelde artikel 16.33d van de Omgevingswet te laten vervallen. De inhoud hiervan zal via het voorgenomen Aanvullingsbesluit grondeigendom Omgevingswet worden opgenomen in het Omgevingsbesluit. Vanwege het vervallen van artikel 16.33d worden de artikelen 16.33e tot en met 16.33m vernummerd tot 16.33d tot en met 16.33l.

Wijziging artikel 16.60

In het wetsvoorstel is er in voorzien dat artikel 16.59 van de Omgevingswet komt te vervallen. Artikel 16.60 heeft als gevolg daarvan geen zelfstandige betekenis meer. Om die reden voorziet dit onderdeel er in dat ook dat artikel komt te vervallen.

Wijziging artikel 16.76b

De redactionele aanpassing van het voorgestelde 16.76b is opgenomen naar aanleiding van een opmerking van de leden van de GroenLinks-fractie. Zoals toegelicht in de nota naar aanleiding van het verslag, is bij de voorbereiding van een kostenverhaalsbeschikking geen sprake van een zienswijzenfase zoals wanneer afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. De aanvrager moet alleen in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Aan de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze hoeft ook geen wettelijke termijn te worden verbonden. Artikel 16.76b wordt op dit punt verduidelijkt en daarmee ook meer in overeenstemming gebracht met de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.

Wijziging artikelen 16.88 en 16.127

In de voorgestelde artikelen 16.88 en 16.127 wordt «procesinleiding» vervangen door «verzoekschrift». Voor de toelichting op deze wijziging wordt verwezen naar de toelichting op onderdeel A, onder 5 (wijziging onderdeel J). Daarnaast wordt in artikel 16.88 nog een technische verbetering aangebracht.

7. Nieuw onderdeel Ka (wijziging artikel 22.13 Omgevingswet)

Dit onderdeel voorziet in een technische verbetering van het eerste lid van artikel 22.13 Omgevingswet, zoals dat artikel bij het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet in de Omgevingswet wordt ingevoegd.

8. Wijziging onderdeel L (wijziging artikel 23.5 Omgevingswet)

Met de voorgestelde wijziging van artikel 23.5, eerste lid, van de Omgevingswet is beoogd de algemene maatregel van bestuur op grond van de voorgestelde afdeling 13.6 van de Omgevingswet, die de regeling voor kostenverhaal bevat, onder die voorhangbepaling te brengen. In de huidige redactie is abusievelijk hoofdstuk 13 van de Omgevingswet in zijn geheel onder de reikwijdte van de voorhangbepaling gebracht. Dit wordt met dit onderdeel hersteld.

Onderdeel B (artikel 2.2 (wijzigingen Burgerlijk Wetboek))

De verwijzing in artikel 176, tweede lid, onder a, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en in de artikelen 235 en 381, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek naar de Omgevingswet wordt aangepast aan de formulering die in het Burgerlijk Wetboek gebruikelijk is.

Onderdeel C (nieuw artikel 2.4a (wijziging Invoeringswet Omgevingswet))

Wijziging artikel 4.1

In afdeling 4.1 van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet zijn algemene bepalingen opgenomen voor het overgangsrecht van op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet lopende totstandkomings- of rechtsbeschermingsprocedures voor besluiten. Deze afdeling is van toepassing op besluiten die worden genomen op grond van of met toepassing van de in de artikelen 4.1 en 4.2 genoemde wetten of wetsartikelen. Dit zijn wetten of wetsartikelen die als gevolg van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet komen te vervallen. In artikel 4.1, onder n, ontbreken enkele artikelen uit de Wet milieubeheer die als gevolg van dat wetsvoorstel komen te vervallen en op grond waarvan de totstandkomings- of rechtsbeschermingsprocedure voor een besluit nog niet voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet hoeft te zijn afgerond. Dat wordt met dit onderdeel hersteld.

Wijziging artikel 4.6

Artikel 4.6, eerste lid, onder c, van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet voorziet in een overgangsregeling voor bestemmingsplannen waarin met toepassing van de Crisis- en herstelwet bij wijze van experiment van regels op grond van de Wet ruimtelijke ordening kan worden afgeweken. Het onderdeel voorziet er in dat deze bestemmingsplannen worden gelijkgesteld met een onderdeel van het omgevingsplan. Die onderdelen van het omgevingsplan behoren op grond van artikel 22.1 van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet tot het tijdelijke deel van dat plan. In onderdeel c van artikel 4.6, eerste lid, was geen rekening gehouden met het feit dat ook in inpassingplannen met toepassing van de Crisis- en herstelwet bij wijze van experiment van de regels op grond van de Wet ruimtelijke ordening kan worden afgeweken. Om die reden wordt in onderdeel 2, onder a, van artikel 2.4a voorgesteld onderdeel c van artikel 4.6, eerste lid, met die categorie inpassingsplannen uit te breiden. Als gevolg hiervan geldt voor zowel bestemmingsplannen als inpassingsplannen waarin bij wijze van experiment van de regels op grond van de Wet ruimtelijke ordening wordt afgeweken hetzelfde overgangsrecht.

Onderdeel 2, onder b, van artikel 2.4a voorziet in een uitbreiding van artikel 4.6, eerste lid, met een nieuw onderdeel n. Dat onderdeel voorziet er in dat ook een besluit van de gemeenteraad op grond van artikel 12, tweede lid, van de Woningwet wordt gelijkgesteld met een onderdeel van het (tijdelijke deel van het) omgevingsplan. Het gaat hier om een besluit waarbij een gebied of categorieën bouwwerken zijn aangewezen waar geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn. Gebleken is dat deze besluiten voor de toepassing van de regels uit de zogeheten bruidsschat van belang blijven. Omdat eerder nog niet was voorzien in overgangsrecht voor deze besluiten, gebeurt dit met het voorgestelde wijzigingsonderdeel alsnog.

Wijziging artikel 4.35

Deze wijziging voorziet in een technische verbetering van het eerste lid van artikel 4.35 van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet.

Wijziging artikel 5.2

In artikel 5.2, eerste lid, van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet is er nog niet in voorzien dat voor de totstandkoming van de Invoeringsregeling Omgevingswet ook het vereiste van publiekparticipatie (artikel 23.4 van de Omgevingswet) geldt. Dit is altijd de bedoeling geweest, maar dit was niet expliciet in de tekst van artikel 5.2 tot uitdrukking gebracht. Met de voorgestelde wijziging van artikel 5.2 wordt hierin alsnog voorzien.

Onderdeel D (nieuw artikel 2.6a (wijziging Spoorwegwet))

In het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet is abusievelijk voorzien in een wijziging van artikel 87 van de Spoorwegwet als gevolg waarvan overtreding van de krachtens de artikelen 4.3, tweede lid, aanhef en onder c, onder 2°, en derde lid, en 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, onder 4°, van de Omgevingswet vastgestelde voorschriften voor hoofdspoorwegen, voor zover die overtreding daarbij uitdrukkelijk als strafbaar feit is aangemerkt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie (zie artikel 2.18 van dat wetsvoorstel). In hetzelfde wetsvoorstel wordt overtreding van die bedoelde voorschriften ook onder artikel 1.1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten gebracht (zie artikel 2.47 van dat wetsvoorstel). Overtredingen van die voorschriften zijn daarmee economische delicten die onder de reikwijdte van de Wet op de economische delicten vallen. In dit onderdeel wordt de wijziging van de Spoorwegwet op dit punt ongedaan gemaakt, als gevolg waarvan er niet meer is voorzien in een dubbele strafbaarstelling van overtreding van dezelfde voorschriften.

Onderdeel E (artikel 2.9 (wijziging Wet op belastingen van rechtsverkeer))

Dit onderdeel voorziet er in dat in artikel 2.9 wordt aangesloten bij de huidige tekst van artikel 15, eerste lid, onderdeel 1, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. In artikel 2.9 was nog geen rekening gehouden met de wet van 20 december 2017 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018) (Stb. 518) waarin de verwijzing naar de Ruilverkavelingswet 1954, de Reconstructiewet Midden-Delfland, de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, de Landinrichtingswet, en de Reconstructiewet concentratiegebieden in onderdeel l van artikel 15, eerste lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer is geschrapt.

Onderdeel F (artikel 2.10 (wijziging Wet op de economische delicten))

In artikel 1.1, onder C, van dit wetsvoorstel wordt aan artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet een onderdeel j toegevoegd, waarmee de verplichting om bij algemene maatregel van bestuur te stellen rijksregels te stellen is verbreed met landinrichtingsactiviteiten. Het is de bedoeling overtreding van deze regels strafbaar te stellen op grond van de Wet op de economische delicten. Abusievelijk is echter in de opdracht tot wijziging van die wet verwezen naar onderdeel i in plaats van het nieuwe onderdeel j (zie artikel 2.10, onder B, onder 1, van dit wetsvoorstel). Dit wordt met onderdeel F hersteld.

Onderdeel G (nieuw hoofdstuk 4a Overige bepalingen)

Onderdeel F voorziet in het invoegen van een nieuw hoofdstuk 4A (Overige bepalingen), dat samenloopbepalingen bevat in verband met andere wetsvoorstellen die ook voorzien in wijzigingen van (onder meer) de Omgevingswet.

Artikel 4a.1 voorziet in een samenloopbepaling waarmee het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet wordt afgestemd op de wijzigingen die in het wetsvoorstel Aanvullingswet geluid Omgevingswet worden aangebracht. Dit heeft consequenties voor de voorgestelde wijzigingen die in het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom ten aanzien van de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht worden aangebracht.

Artikel 4a.2 voorziet in een samenloopbepaling van het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet met het wetsvoorstel Aanvullingswet bodem Omgevingswet. Met deze samenloopbepaling wordt in artikel 5.1, eerste lid, van de Omgevingswet een grondslag gecreëerd om de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te kunnen aanwijzen als bevoegd gezag voor aanvragen om omgevingsvergunningen voor milieubelastende activiteiten als het gaat om het op of in de bodem brengen van meststoffen. Per abuis is in het wetsvoorstel Aanvullingswet bodem Omgevingswet hierin niet voorzien. Met deze samenloopbepaling gebeurt dit alsnog. Daarnaast wordt in artikel 4.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Omgevingswet, zoals dat als gevolg van het wetsvoorstel Aanvullingswet bodem Omgevingswet komt te luiden, nog een technische verbetering aangebracht.

Artikel 4a.3 voorziet in een samenloopbepaling waarmee het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet wordt afgestemd op de wijzigingen die in het wetsvoorstel Aanvullingswet natuur Omgevingswet worden aangebracht. Dit heeft consequenties voor de voorgestelde wijzigingen die in het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom ten aanzien van de Omgevingswet en de Wet op de economische delicten worden aangebracht.

Artikel 4a.4 voorziet in een samenloopbepaling waarmee het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet wordt afgestemd op het bij koninklijke boodschap van 5 september 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Crisis- en herstelwet in verband met het versnellen van woningbouw en het faciliteren van duurzame ontwikkeling, zoals het verduurzamen van het energiegebruik. Dat wetsvoorstel voorziet er onder meer in dat aan artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet vier wetten worden toegevoegd, namelijk een deel van de Erfgoedwet, de Gaswet, de Huisvestingswet 2014 en de Leegstandswet. De Crisis- en herstelwet zal als gevolg van de Invoeringswet Omgevingswet worden ingetrokken. Om de mogelijkheid te behouden dat ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet experimenten die afwijken van die wetten kunnen worden aangewezen, wordt de opsomming in artikel 23.3, eerste lid, van de Omgevingswet uitgebreid met de Gaswet, de Huisvestingswet 2014 en de Leegstandswet. Het deel van de Erfgoedwet waarmee op grond van het wetsvoorstel tot wijziging van de Crisis- en herstelwet zal kunnen worden geëxperimenteerd, gaat op in de Omgevingswet. Om die reden is een toevoeging van dat deel van de Erfgoedwet aan de opsomming van wetten in artikel 23.3, eerste lid, van de Omgevingswet niet nodig. Gezien artikel 4.30 van het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet zal de voorgestelde uitbreiding in artikel 23.3, eerste lid, ook tot gevolg hebben dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet lopende experimenten na dat tijdstip nog kunnen worden afgerond. Artikel 1.1, onderdeel L, van dit wetsvoorstel, dat nu alleen voorziet in een wijziging van artikel 23.5, eerste lid, van de Omgevingswet, wordt daarom met een wijziging van artikel 23.3, eerste lid, uitgebreid.

Daarnaast wordt vanwege de verlettering van artikel 2.4 waarin het wetsvoorstel tot wijziging van de Crisis- en herstelwet voorziet, ook artikel 4.6, eerste lid, onder c, van de Invoeringswet Omgevingswet aangepast.

Onderdeel H (artikel 4.5 (overgangsrecht onteigening tracébesluiten en projectbesluiten))

Als gevolg van het voorgestelde artikel 11.6 zal de verwezenlijking van de beoogde vorm van ontwikkeling, gebruik of beheer van de fysieke leefomgeving waarvoor onteigening nodig is, mogelijk moeten zijn gemaakt in het omgevingsplan, een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit of een projectbesluit. In het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet is in overgangsrecht voorzien als gevolg waarvan die besluiten van rechtswege zullen gelden als nieuw instrument onder de Omgevingswet. Zo is voorzien in een gelijkstelling van het tracébesluit met een projectbesluit (zie artikel 4.47 van dat wetsvoorstel) en in een overgangsfase voor het projectbesluit waarin een projectbesluit, voor zover dat in strijd is met een omgevingsplan, geldt als een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (zie het voorgestelde artikel 22.16 van de Omgevingswet in dat wetsvoorstel). Door deze wettelijke gelijkstellingen zal worden voldaan aan het vereiste in artikel 11.6. Om die reden is het voorgestelde artikel 4.5 overbodig.

De toelichting bij deze nota van wijziging onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Rechtsbescherming.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren