Ontvangen 8 oktober 2019
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel 1.1, onderdeel E, wordt artikel 9.4 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «tien jaar na het ingaan ervan» vervangen door «vijf jaar na het ingaan ervan of, als die termijn met toepassing van het tweede lid is verlengd, aan het einde van de verlengde termijn».
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Een bestuursorgaan dat een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, onder a, heeft gevestigd, kan besluiten de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder c, eenmaal met ten hoogste vijf jaar te verlengen.
De vervaltermijn van 10 jaar die gehanteerd wordt is een termijn die er niet voor zorgt dat de overheid het grondbeleid actief bejegent. Door een termijn van 5 jaar te hanteren, met de mogelijkheid tot verlenging van die termijn wordt er een natuurlijk moment van heroverweging ingebouwd. Een moment van bewustwording welke voorkeursrechten nog gevestigd zijn en een standaard ingebouwd moment om bewust te zijn over de verlenging van de termijn. Heeft de overheid de termijn van in totaal 10 jaar nodig, dan zal dit bij de overweging van het verlengingsbesluit meegenomen worden. Daarmee wordt de intentie van 10 jaar overeind gehouden, maar is er ook een stok achter deur voor overheden om bewustwording te creëren. De eigenaar krijgt een extra instrument om de vestiging van het voorkeursrecht aan te vechten, omdat er na eerste periode van 5 jaar een nieuw besluit moet worden genomen en dat voor bezwaar en beroep open staat.
De overheid gaat er niet per se op achteruit, de positie van de eigenaar wordt licht verbeterd en vooral de overweging van actiever grondbeleid wordt hiermee nader ingevuld.
Regterschot Ronnes Van Eijs