Ontvangen 24 juni 2019
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel III wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Aan artikel 359, zesde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Het vonnis vermeldt welk gedeelte van een opgelegde vrijheidsstraf, gelet op de mogelijkheid van deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire Beginselenwet of de voorwaardelijke invrijheidstelling, bedoeld in artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht, in ieder geval ten uitvoer wordt gelegd.
Uit het vonnis van de rechter blijkt op dit moment op geen enkele manier dat de veroordeelde voor een deel van de opgelegde straf uiteindelijk in aanmerking kan komen voor een penitentiair programma of dat voor een deel van de straf een voorwaardelijke invrijheidstelling mogelijk is. Dit zorgt voor onduidelijkheid én voor onbegrip in de maatschappij, omdat de gedetineerde al voor het einde van de opgelegde straf volledig buiten de inrichting kan verblijven. Het dient de rechtszekerheid wanneer voortaan in het vonnis staat vermeld voor welk deel van de straf en volgens welke regels er een mogelijkheid is voor een penitentiair programma en de v.i.-regeling. Voor ieder is dan duidelijk dat de feitelijke straf die in detentie uitgezeten wordt mogelijk korter is dan de door de rechter opgelegde straf en dat de veroordeelde als hij aan de voorwaarden uit de wet voldoet in aanmerking kan komen voor deelname aan een penitentiair programma of de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Van der Staaij Van Nispen Van Toorenburg