Ontvangen 20 juni 2019
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 2 vervalt in het voorgestelde tweede lid, aanhef, «ten aanzien van wie is gebleken van goed gedrag».
2. Onderdeel 3 wordt als volgt gewijzigd:
a. De aanhef komt te luiden: Het derde tot en met zesde lid worden vervangen door vijf leden, luidende:.
b. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Bij de beslissing om een gedetineerde in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan een penitentiair programma worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
a. de mate waarin en de wijze waarop is gebleken van goed gedrag;
b. de mogelijkheden om eventuele aan de grotere vrijheden verbonden risico’s te beperken en beheersen, en
c. de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, waaronder de door de veroordeelde geleverde inspanningen om de door het strafbare feit veroorzaakte schade te vergoeden, voldoende zijn gewaarborgd.
Het is belangrijk dat gedetineerden in de periode vóór hun invrijheidstelling kunnen deelnemen aan een penitentiair programma om op deze manier zo goed mogelijk toe te werken naar verantwoorde terugkeer in de maatschappij.
De indiener is van mening dat de beoordeling van de mogelijkheid of er sprake dient te zijn van deelname aan dit programma niet alleen moet worden bepaald aan de hand van het gedrag van de gedetineerde gedurende zijn detentie. Er dient ook oog te zijn voor de risico’s die zijn verbonden aan deze deelname voor onder meer slachtoffers, nabestaanden en de samenleving als geheel.
Met dit amendement wordt in de wettekst tot uitdrukking gebracht dat het goed gedrag, de risico’s en de gebleken bereidheid om – voor zover het slachtoffer of nabestaanden dit wensen – te werken aan herstel van de verhouding of vergoeden van de schade worden betrokken bij de beslissing tot deelname aan een penitentiair programma. Zo wordt onder meer verankerd dat ook de verlening van het penitentiair programma een risicobeoordeling noodzakelijk is en er uitdrukkelijk oog moet zijn voor de veiligheid van de samenleving.
Als iemand zich goed gedraagt, maar de risico’s groot zijn, kan er geen sprake zijn van verlof of deelname aan het penitentiair programma. Dat geldt ook andersom.
De gekozen formulering sluit aan bij de criteria voor het verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling, zoals die in dit wetsvoorstel worden voorgesteld in artikel 15, derde lid, onder a, Sr.
Van der Staaij