Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden vast te leggen dat Curaçao en Sint Maarten net als Aruba zelfstandig kunnen opteren voor de beëindiging van de constitutionele verhouding zoals die is neergelegd in het Statuut en bij wijziging van de Grondwet regels te stellen voor het geval Bonaire, Sint Eustatius of Saba wensen geen deel uit te maken van het staatsbestel van Nederland;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden wordt als volgt gewijzigd:
A
In paragraaf 5 wordt voor artikel 55 een artikel ingevoegd, luidende:
B
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Aruba, Curaçao en Sint Maarten kunnen elk afzonderlijk bij landsverordening verklaren dat zij de rechtsorde neergelegd in het Statuut ten aanzien van hun land willen beëindigen.
2. Het derde lid vervalt.
C
Artikel 59 vervalt.
D
Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Na vaststelling van de landsverordening overeenkomstig artikel 58 en goedkeuring van de toekomstige constitutie door de Staten van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten wordt overeenkomstig het gevoelen van de regering van Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten bij koninklijk besluit het tijdstip van beëindiging van de in het Statuut neergelegde rechtsorde bepaald.
2. In het tweede lid vervalt de tweede zin.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,