Ontvangen 9 september 2019
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel IV komt te luiden:
Artikel 10 van de Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel h, wordt «bedoeld in artikel 64b van de Wet op het primair onderwijs, artikel 66b van de Wet op de expertisecentra en artikel 53f van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «bedoeld in artikel 64a van de Wet op het primair onderwijs, artikel 66a van de Wet op de expertisecentra en artikel 53f van de Wet op het voortgezet onderwijs».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Vanaf een voornemen tot een fusie als bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 66, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de expertisecentra en artikel 53e, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het voortgezet onderwijs tot het besluit tot fusie, komen het bevoegd gezag dan wel de bevoegde gezagsorganen en de medezeggenschapsraad geregeld bijeen om de voorgenomen fusie te bespreken.
Medewerkers en leerlingen ervaren de directe gevolgen van een fusie. Een fusie heeft dus alleen kans van slagen als de vorming hiervan breed gedragen wordt. Dit amendement regelt daarom dat het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad (hierna MR) geregeld bijeen komen en overleggen over de voorgenomen fusie vanaf het voornemen om te fuseren tot het besluit daarover. De MR heeft instemmingsrecht inzake het besluit om te fuseren. Dit amendement zorgt ervoor dat de medezeggenschapsraden ook gedurende het gehele fusieproces betrokken zijn en voorkomt dat zij als het eigenlijke besluit al genomen is en de voorbereiding is afgerond nog instemming moeten verlenen.
Westerveld