Ontvangen 30 januari 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:
C
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde en zevende lid komen te luiden:
6. Het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs is er tevens op gericht leerlingen waar mogelijk tot het volgen van onderwijs in basisscholen of scholen voor voortgezet onderwijs te brengen.
7. De scholen gebruiken een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat, behoudens voor de eerste 2 schooljaren, toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten in elk geval op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde.
2. Het achtste lid vervalt.
II
Artikel I, onderdeel F, komt te luiden:
F
In artikel 9c wordt «artikel 8, zevende lid, en artikel 9b, achtste en negende lid» vervangen door «artikel 9b, zevende en achtste lid».
III
In artikel III wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zevende lid komt te luiden:
7. De scholen gebruiken een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat, behoudens voor de eerste 2 schooljaren, toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten in elk geval op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde.
2. Het achtste lid vervalt.
IV
Artikel III, onderdeel C, komt te luiden:
C
In artikel 18c wordt «artikel 11, achtste lid, en artikel 18b, achtste en negende lid» vervangen door «artikel 18b, zevende en achtste lid».
Het leerlingvolgsysteem is bedoeld als diagnostisch instrument om inzicht te geven in de ontwikkeling van leerlingen, onder meer door resultaten van afzonderlijke toetsen of reeksen van toetsen op te nemen. Dit amendement verheldert de inhoud van het leerlingvolgsysteem in het basisonderwijs en het speciaal onderwijs en het brengt de wettelijke bepalingen in lijn met de keuzes die inzake de kleutertoets gemaakt zijn. Het betreft de volgende punten:
1. Het regeerakkoord geeft aan dat gedurende de kleuterperiode geen toetsen binnen het leerlingvolgsysteem worden afgenomen. De Expertcommissie zal daarom niet meer oordelen over deze toetsen. Echter, de beoogde vrijheid van scholen inzake kleutertoetsen blijkt niet uit de wetsgeschiedenis. Integendeel, onder meer de memorie van toelichting stelde dat het leerlingvolgsysteem bestaat uit toetsen voor groep 1 tot en met groep 8 (Kamerstukken II 2011/12, 33 157, nr. 3, p. 18). Om de huidige kaders van het toezicht te bevestigen, regelt dit amendement dat scholen gedurende de eerste twee schooljaren niet verplicht zijn om toetsen, al dan niet genormeerd, in het leerlingvolgsysteem op te nemen. Dat laat de verplichting van leraren onverlet om in deze periode de ontwikkeling van leerlingen te volgen. Bevindingen uit observaties en proeven kunnen door de school zelf in het leerlingvolgsysteem worden opgenomen.
2. Bij de invoering van de eindtoets en het leerlingvolgsysteem is door de regering als onderscheid tussen beide instrumenten benoemd dat de toetsen uit het leerlingvolgsysteem – in tegenstelling tot de eindtoets – niet jaarlijks worden vernieuwd en dat zij niet geijkt zijn op de referentieniveaus (Kamerstukken II 2011/12, 33 157, nr. 6, p. 31). Dit onderscheid is over het hoofd gezien bij het initiatiefwetsvoorstel inzake een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht, waardoor de referentieniveaus ten onrechte op alle toetsen van toepassing zijn verklaard (Kamerstukken II 2014/15, 33 862, nr. 12). De referentieniveaus zijn niet bedoeld voor eerdere leerjaren dan het einde van groep 8 en de geschiktheid van de referentieniveaus voor eerdere leerjaren is niet onderzocht. Verdere standaardisering van toetsen in eerdere leerjaren kan de ongelijke kansen van leerlingen versterken. Ondergetekenden vinden dat onwenselijk. De wetgever dient daarom duidelijk te maken wat de kaders zijn inzake toetsen gedurende de basisschoolperiode.
Dit amendement beschouwt het ontwikkelen van toetsen bij uitstek als onderdeel van de professionele verantwoordelijkheid van leraren en scholen. De verplichting om te werken met door een onafhankelijke commissie goedgekeurde genormeerde toetsen belemmert het uitoefenen van die verantwoordelijkheid en wordt daarom geschrapt. Het gebruik van genormeerde toetsen is ook overbodig omdat het bevoegd gezag verplicht is om zich bij de verzorging van het onderwijs rekenschap te geven van de referentieniveaus. De inspectie kan dus beoordelen of het curriculum en het toetsbeleid er voldoende op gericht zijn het referentieniveau aan het einde van de basisschool te bereiken. Het amendement laat ook onverlet dat de eindtoets geijkt wordt aan de referentieniveaus.
Overigens heeft de wetgever de keuze voor het aantal toetsen bewust aan scholen gelaten. Scholen hebben behoudens het afnemen van de eindtoets dus alle ruimte om te komen tot inhoudelijke keuzes die het belang van leerlingen dienen.
Bisschop Van Meenen Rog